Frida Balk
........... Linguïsten onder elkaar
William was een Amerikaanse linguïst, gepromoveerd op de fonologie van het Nederlands. Rudolf de Rijk was een Nederlandse linguïst met een doctoraal Algemene Taalwetenschap, een doctoraal Wiskunde en een doctoraal Baskische Taal- en Letterkunde. Hij was vóór de Baskische afscheiding, maar gaf daarvan slechts zachtmoedig blijk door het dragen van een béret Basque, een soort uitgedijde alpinopet, die hij binnenshuis node afzette. Hij en ik waren lid van een interdisciplinaire werkgroep, luisterend naar de onheilspellende naam Euratom en geleid door de wereldvermaarde logicus professor dr. Evert Willem Beth.
Op een middag in 1967 belde Rudolf me om een uur of vijf op en vroeg of hij met een Amerikaanse collega, William, kon komen eten. Natuurlijk kon dat. Het was me een eer.
Bij binnenkomst vroegen mijn gasten onmiddellijk mijn oordeel over de grammaticaliteit van de zin ‘De man van wie men zegt dat hij Smith heeft vermoord heeft Smith vermoord’. Een hels probleem.
Het toeval wilde dat ik als dessert - in Nederland zegt men tegenwoordig ‘dessère’, maar dat weiger ik - als dessert dus, crêpes suzette had, compleet geflambeerd met cointreau en grand marnier. Misschien is het wel crêpes suzettes maar aan de flensjes zelve kan je dat gelukkig niet zien, zeker niet als fonoloog. 't Was nog een heel werk geweest, ik had het nooit eerder gemaakt, maar als het lukt dient het leuk op, op het fonduestel. En het was gelukt! Mijn oudste twee kinderen, die mee aan tafel zaten, waren waarschijnlijk te onwetend om over die extravagante toespijs in gejuich uit te barsten en mijn man en ik waren er natuurlijk te snobistisch voor. We wilden best de indruk wekken dat vrouwelijke Nederlandse taalkundigen hun hand niet omdraaien voor crêpes suzettes.
Na de maaltijd klonk gehuil uit een kamertje: Jan, onze jongste van één jaar. ‘o!’ riep ik ‘dat is Jantje!’ en snelde derwaarts. Teruggekeerd na een inspannende toespraak zag ik dat mijn collega's er een tikje ontredderd bij zaten. Ze beseften blijkbaar plotseling dat ook het moederschap niet niks is. ‘Dat was Jantje!’ zei ik maar weer. ‘Jantje’ sprak William beduusd. ‘Hoe kan dat? Het moet toch Jannetje zijn?’ En dat allemaal in het Amerikaans. Ik heb me verontschuldigd, mede namens de fonologie van het Nederlands.