Jan de Vries
........... Daar werd iets groots verricht
Ik ben een jeneverdrinker. In het buitenland is deze polderdrank nauwelijks verkrijgbaar. In Japan behelp ik me met sake, gestookt uit rijst. In een supermarkt in Yokohama vond ik tussen tientallen merken een fles met een spannend etiket: naast karakters trof me in vette Latijnse letters JAPANSCH ZAKY. Uit de spelling blijkt Nederlandse invloed: japansch, met -sch. De y is de pendant van de Nederlandse i: tot in de twintigste eeuw was naast sake ook saki in gebruik. De z geeft het woord zaky een Nederlandse geur: er zijn maar weinig Nederlandse woorden die met een s beginnen. Onduidelijk blijft welke kopers JAPANSCH ZAKY moet overhalen zich juist deze fles aan te schaffen. Landgenoten wonen er nauwelijks. Japanners begrijpen er niets van en zullen uitsluitend afgaan op de informatie in karakters, en ook de toevoeging nurtured with time and love voor lief nemen. Een reminiscentie uit de tijd dat er een paar dienaren van de Compagnie op het eilandje Dejima bij Nagasaki hun vrije tijd trachtten door te komen met drank? Ze moeten zich wel stierlijk verveeld hebben om een sake-stokerij met een Nederlandstalig merk lonend te maken. Toch kan het geen toeval zijn dat de fabriek in Nagasaki staat
In Nagasaki herinnert overigens minder aan ons glorierijke koloniale verleden dan reisgidsen doen vermoeden. Natuurlijk, we hebben twee eeuwen op Dejima gezeten, nu, prachtig gerestaureerd, ingeklemd tussen straten en flats. Als enige westerlingen mochten we er wat handel drijven en Japan kennis laten maken met Europese wetenschap en techniek Verder hielden we ons aan de Japanse mores en deinsden er in 1637 niet voor terug de gastheren met onze kanonnen te ondersteunen bij de uitroeiing van de christenen, katholieken weliswaar We hadden Dejima dik verdiend.
Aan de Oranda-zaka, ‘Hollandse helling’, in het zuiden van de stad liggen enkele fraaie houten huizen uit de negentiende eeuw, maar Hollands zijn ze niet: oranda had inmiddels de betekenis ‘Europees’ gekregen. Het is dan ook moeilijk te begrijpen waarom Japanse zakenlieden 40 kilometer ten noorden van Nagasaki het themapark Huis ten Bosch hebben aangelegd, met op ware grootte allerlei Nederlandse gebouwen als het Goudse stadhuis, de domtoren van Utrecht, kasteel Nijenrode en Amsterdamse grachtenpanden.
Nee, dan de Indonesische archipel. Daar werd pas echt iets groots verricht: de heidenen werden gekerstend, de naakten gekleed, de ziekten bestreden, de honger van de onwetenden gestild. Toen de Verenigde Staten gingen twijfelen aan de zegeningen van grote broer Nederland in wat restte van het koloniale rijk, werd er in 1956 haastig een propagandafilm gemaakt die aantoonde dat zelfs het heidense Nieuw-Guinea door ons in korte tijd aan het stenen tijdperk was ontrukt. Voor de film moesten inmiddels gekerstende Papoea's hun broek weer uittrekken en met enkele rood opgefleurde schedels doen alsof ze nog aan het koppensnellen waren. De Papoea's wisten niet hoe ze het hadden. Wat sinds kort niet meer mocht, was kennelijk weer geoorloofd. Spel en werkelijkheid werden niet onderscheiden, de hostie werd even vergeten, en ze begonnen opnieuw koppen te snellen. Ze werden streng gestraft. Het verband tussen de film en de koppensnellerij werd in de doofpot gestopt.
In dat jaar kwamen gouvernementele propagandisten ons op de kweekschool overhalen als onderwijzer iets groots te verrichten bij het beschaven van de kleine Papoea-broer. We hoefden dan niet in militaire dienst. Lastige vragen werden kundig gepareerd: Nieuw-Guinea had eigenlijk nooit bij Indonesië gehoord, en bij het Australische deel paste het ook niet, want daar was Engels de officiële taal.
In 1957 werd ik zonder iets groots te verrichten soldaat.