Kwestie van beschaving
In ons tweede jaar zitten heel goede en heel aardige studenten van een hoog Nederland-Vlaanderengehalte. Nathalie hoorde in Zutphen de Mattheüs-Passion, Laureen vat een alinea van mijn college samen in het woord ‘gedoogbeleid’, Jules zoekt in de kerstvakantie meteen werk voor de zomer. Françoise schrijft briefjes aan haar oude au-pair-kleuter in Haarlem. De krant met de verlovingsfoto's circuleert maximaal.
En juist zij. Civilisation geef ik ze; twee uur per week. Een rampzalig vak. Een moordvak. Een vak om gek van te worden. Een vak om van te houden. De hele week loop je erover te tobben. Hoe komt dat? Ik weet het sinds kort. Het is geen vak.
Kijk, taalkunde en letterkunde hebben we bestudeerd, voor het aanleren van de taal bestaan methodes. Het zijn terreinen waarop wij de weg weten, hoofd- en zijpaden onderscheiden, studenten naar panorama's en langs ravijnen loodsen. We zijn ervoor opgeleid.
Maar voor ‘civilisation’ is niemand opgeleid. En dat merk je. Er bestaan natuurlijk boeken met info over het Concertgebouworkest, de nozems of Erasmus; en u zult zeggen of op z'n minst denken dat een beetje geciviliseerde Nederlander in het buitenland toch een behoorlijk beeld van zijn eigen cultuur moet kunnen ophangen. U bent niet de enige. Extramurale neerlandici hoor je zelden of nooit over dit probleem, de Taalunie heeft andere prioriteiten. Maar u vergist zich. Voor ‘civilisation’ is immers wel informatie te vinden maar daarmee is het geen vak. Wat vertel je buitenlanders en onder welk perspectief bied je het aan? Grote lijnen van de geschiedenis, zegt u; sociale, politieke geschiedenis, mentaliteitsgeschiedenis? Uiteraard een beetje kunstgeschiedenis omdat we daar zo bijzonder in zijn (of erger, omdat we een ‘typisch visuele cultuur’ hebben)? Wie zichzelf respecteert, gelooft toch niet dat hij daarmee wegkomt?
Niemand hoeft zich te schamen omdat hij buiten zijn vak de weg niet weet. Trouwens, de historici bij wie we te rade gaan, zijn ook niet gewend aan een discours over ‘civilisation’. Zij wijzen allemaal op hun eigen belangwekkende invalshoeken: de stem van het water, de democratiseringsbewegingen van de achttiende eeuw, later de spanning tusssen individualisme en burgerlijke cultuur. Wezenloos interessant, maar een debat tussen historici en extramurale neerlandici is iets anders.
Onder de laatsten heb ik menig balletje opgegooid; het schijnt een non-probleem te zijn. Een docente met lange extramurale ervaring vond dat nadenken toch niets verandert aan het feit dat de Afsluitdijk in 1932 gereedkwam en 30 km lang is.
Dat was de schaamte voorbij. Onderwijs geven ergens in de brede marge van je echte vak, ter vage stoffering van taal, taalkunde en letterkunde, omdat het er nu eenmaal bijhoort. Leuk op je cultureel besef en je ervaring leunen. Waarom trappen wij erin? Omdat wij denken dat het een verdienste is overal een mening over te hebben. Omdat wij, vervuld van een grenzeloze minachting voor onze cultuur, te belazerd zijn ons daar professioneel op te bezinnen. Maar er komt een dag dat de studenten tegenover ons ons rekenschap vragen.
Hanna Stouten