Neerlandica extra Muros. Jaargang 2001
(2001)– [tijdschrift] Neerlandica extra Muros / Internationale Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hypocoristische vormen en reductievormen in het hedendaagse Nederlands
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. ReductievormenDe categorie van de reductievormen (oftewel ‘verkortingen’, Engels ‘clipping’ of ‘stump word’, Frans ‘mot tronqué’, Duits ‘Kurzwort’) is in het hedendaagse Nederlands ruim vertegenwoordigd.Ga naar eind(1) Enkele voorbeelden zijn:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Iets ouder zijn:
Het bestaan van reductievormen zoals die in (1c) is het gevolg van het feit dat de Nederlandse lettergreepverdeling niet overeenkomt met de morfologische segmentering van de betreffende woorden in de ‘brontaal’:
In deze laatste vorm is de wortel, (‘bound root’), demonstr-. In
ligt de klemtoon, anders dan in de grote meerderheid van de gevallen, niet op de eerste lettergreep. Alle tot nog toe besproken woorden zijn gebaseerd op de beginlettergrepen van bestaande woorden; om die reden worden ze aangeduid als ‘kopwoorden’. Gevallen als die in (2), de eerste delen van samengestelde woorden, zijn eveneens ‘kopwoorden’.
Voorbeelden van ‘staartwoorden’ zijn:
In het Nederlands (evenals het Duits) kan alleen het laatste deel van een compositum een staartwoord vormen. Dat is in het Amerikaanse Engels misschien anders, getuige
Het Nederlands kent samenstellingen op basis van ‘staartwoorden’. Voorbeelden zijn:
Samenstellingen op basis van een ‘staart’ die niet als zelfstandig woord kan optreden zijn bijv.: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in het NLs komt gate immers niet als zelfstandig woord voor (maar dat geldt misschien ook voor burger in de bedoelde betekenis). Een voorbeeld van een samenstelling op basis van een ‘kop’ die niet als zelfstandig woord kan optreden is:
Een derde vormelijke type bestaat uit de samensmelting (‘blend’) van een ‘kop’ en een ‘staart’. Voorbeelden zijn:
In
ligt de klemtoon niet op de eerste lettergreep. Vormen als die in (5) zijn incidentele, geen systematische vormingen. In het Nederlands berust hun vorming op een creatief, niet op een productief procédé. Kemmer (1999) meent overigens dat dit procédé in het moderne Engels productief is. Het vierde type reductievorm komt tot stand doordat uit de samenstellende woorden van een compositum telkens de eerste lettergreep geëxtraheerd wordt - schematisch voorgesteld:Ga naar eind(4) Een voorbeeld is
Dat er in dit geval sprake is van een samengesteld adjectief blijkt onder meer uit het feit dat flectie sociaal-financiële maar niet *sociale-financiële kan opleveren. Rond 11 augustus 1999 was Sofi overigens ook in het Duits in gebruik, maar dan als reductievorm van ‘Sonnenfinsternis’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Andere, niet-samengestelde, vormen van dit type zijn
Het procédé wordt evenzeer toegepast op gelexicaliseerde woordgroepen, getuige
De onset van de tweede lettergreep van het eerste woord doet ook mee in
Verdere voorbeelden van vormingen op basis van gelexicaliseerde woordgroepen zijn
In alle vier de gevallen gaat het om namen - Jozo en Zwatra zijn commerciële namen. Ze gaan terug op wat voor de direct betrokkenen, naar men mag aannemen, gelexicaliseerde woordgroepen zijn. Ten slotte wordt het procédé ook toegepast op reeksen woorden in conjunctie:
Onder deze categorie vallen ook merknamen / technische aanduidingen als:
In de realisering van het laatste woord leggen sommige sprekers van het Nederlands de klemtoon op de eerste lettergreep - PERsil. Ook reductievormen van dit type kunnen dienen als eerste deel van een samengesteld woord, getuige
het woord bamamodel is in Nederland in zwang geraakt sedert de totstandkoming van het zgn. Bologna-akkoord over de uniformering van het wetenschappelijk onderwijs in Europa. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alle tot nog toe besproken vormen hebben te maken met wat Van den Toorn (1983) heeft aangeduid als ‘morfeemsplinters’. In gevallen zoals die in (1) figureren deze splinters als vrije morfemen, in gevallen als die in (4) tot en met (8) is er sprake van woordvorming door middel van morfeemsplinters. Voor dit type van procédé stelt Van den Toorn de aanduiding ‘afleidende samenstelling’ voor. Samengestelde afkortingen oftewel acroniemen, in het bijzonder ‘letterwoorden’, kan men desgewenst zien als vijfde type reductievorm. Voorbeelden zijn:
Hier blijft van de ten grondslag liggende woorden het absoluut minimale over; de resulterende vormen zijn maximaal economisch. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Hypocoristische vormenDe aanduiding hypocoristische vorm gaat terug op het Griekse hypokoristikon (koosnaam) en/of hypokorizesthai (zich als een kind gedragen). Wiese (1996: 63) spreekt in dit verband van ‘terms of endearment’. In het algemeen wordt in woordvormingsprocessen, dat wil zeggen in afleiding en samenstelling, evenals bij flectie (met uitzondering van procédés als Ablaut, Umlaut en -in Limburgse dialecten- een verandering in de tooncontour) aan woorden of wortels een affix (afleiding, flectie) dan wel een vrij morfeem toegevoegd (samenstelling). Men spreekt in dat verband van concatenatieve morfologie. Bij de vorming van reductievormen is echter het tegendeel het geval; bij de vorming van hypocoristische vormen wordt zowel een woorddeel weggenomen (althans in de grote meerderheid van de gevallen), als ook een affix toegevoegd. Hypocoristische vormen zijn dus in wezen afleidingen. In het Nederlands zijn hiertoe twee suffixen in gebruik: -o lijkt productief,Ga naar eind(5) -i(e) is nauwelijks productief. In het Duits ligt dit overigens andersom (vgl. Wiese 1996: 62-64; Féry 1997). Voorbeelden van hypocoristische vormen op -o zijn:Ga naar eind(6)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dergelijke formaties bevinden zich volgens Booij & van Santen (1998: 13) ‘aan de periferie’ van de Nederlandse morfologie. De vormen in (10b) lijken tot stand gekomen naar analogie van vormen als Brabo en Limbo. Daarbij zal het feit dat /m/ en /b/ homorganisch zijn wellicht een versterkende rol hebben gespeeld.
In het geval van
bestaat het basiswoord uit één lettergreep, zodat er van reductie geen sprake kan zijn. Hypocoristische vormen op -i zijn bijvoorbeeld:
Aangezien noch de basiswoorden (11b, c) noch de producten (11c) per se substantiva zijn, kan in deze gevallen geen sprake zijn van verkleinvorming zoals bijv. in namen als Jopie, Minnie, Sissy (vgl. Kloeke 1953). Maar zowel semantisch als diachronisch bestaat er een zekere samenhang tussen diminuering met het dialectale -i(e) en het hypocoristische suffix. De vraag of vormen zoals de volgende
als reductievormen of hypocoristische vormen beschouwd moeten worden, laat zich moeilijk beantwoorden. Het feit dat het hypocorostische suffix -i(e) in het Nederlands weinig productief is; sluit een analyse van opti, ordi en depri als producten van reductie en afleiding in beginsel niet uit. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Het onderzoek van reductievormen en hypocoristische vormenIn de morfologische theorie wordt aan reductievormen en hypocoristische vormen nauwelijks aandacht besteed. Sergio Scalise rekent in zijn Generative morphology (1984: 98) ‘clipping’ tot de ‘minor word formation processes’; hypocoristische vormen signaleert hij zelfs niet. Aronoff (1976) en Spencer (1991: 461-2) overigens evenmin. Alle genoemde auteurs zien ‘clipping’ niet als productief maar als creatief woordvormingsproces. Door Booij & van Santen (1998: 46) worden ‘clipping’ en wat hier en elders hypocoristische vormen worden genoemd niet als productieve maar als creatieve woordvormingsprocessen beschouwd. Dit is blijkbaar een reden om er weinig aandacht aan te besteden. Dit ligt anders wanneer productiviteit als een graduele in plaats van een binaire eigenschap beschouwd wordt. Dan kan men ook vaststellen dat reductie en de vorming van hypocoristica in het Nederlands minder productief zijn dan bijvoorbeeld in het Duits. Pas sedert de ontwikkeling van de zogenaamde prosodische morfologieGa naar eind(8) kunnen reductievormen en hypocoristische vormen, evenals als andere typen ‘root-and-pattern’-morfologie en reduplicatie, zich verheugen in een betrekkelijk brede taalkundige aandacht. In de rest van deze bijdrage komen vragen aan de orde met betrekking tot distributie en formele karakterisering van reductievormen en hypocoristische vormen. Beide aspecten worden uit verschillende perspectieven bekeken. Daarbij zal blijken, dat reductievormen en hypocoristische vormen in beide opzichten wezenlijke overeenkomsten vertonen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Grammaticale aspectenNiet alleen tussen reductievormen en hypocoristische vormen, maar ook tussen de hier onderscheiden vormelijke typen van reductievormen bestaan er verschillen wat hun gemotiveerdheid en geleedheid betreft. Deze zijn in tabel 1 schematisch weergegeven.
Tabel 1. Een semantisch en een grammaticaal aspect van reductievormen en hypocoristische vormen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Volgens Booij & van Santen (1998: 13) vertonen wat hier wordt aangeduid als hypocoristische vormen ‘een bepaalde mate van geleedheid’. In het algemeen wordt een woord geleed genoemd wanneer het uit meerdere morfemen bestaat. Wanneer echter ook ‘morfeemsplinters’ meetellen, dan zijn ook woorden van de typen cirkant, sofi en modem evenals hypocoristische vormen gelede woorden. Kemmers (1999: 5) inzicht dat ‘blending seems to require some kind of compositionality’ geldt niet uitsluitend voor samensmeltingen van een ‘kop’ en een ‘staart’ (type cirkant), maar ook voor samensmeltingen van beginlettergrepen van de samenstellende woorden in een compositum (type sofi), in gelexicaliseerde woordgroepen (type doka) en in woorden in conjunctie (type modem). Reductievormen en hypocoristische vormen zijn nomina (substantiva; namen), met uitzondering van de reductievorm plotsklaps, die een bijwoord is. Enkele andere woorden, zoals de hypocoristica popi en ordi, worden behalve als substantief ook als adjectief gebruikt. Hypocoristica zijn afgeleide vormen: het gaat daarbij ten dele om deadjectivische substantiva (Adj > N) als dom-bo, pop-i, en ten dele om woorden die zowel in hun volle als in hun hypocoristische vorm substantiva zijn (N > N). De volle correspondentievormen van reductievormen zijn merendeels substantiva; transpositie en derivatie vinden hier in het geheel niet plaats. Hoewel reductievormen geen transpositie ondergaan, blijven ze grammaticaal niet altijd volledig onaangetast. Zo kan de valentie veranderen als gevolg van een verandering in grammaticaal geslacht (13a) en getal (13b):
Het geval horeca is daarom zo opmerkelijk omdat alle drie de woorden die aan deze formatie ten grondslag liggen het-woorden zijn. Een zeer recent geval van valentieverandering van getal was in de zomer van 2000 in Nederland te zien in de volgende waarschuwingstekst op een billboard in het kader van een campagne tegen seksueel overdraagbare aandoeningen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. Sociolinguïstische aspectenSocio-stilistisch is het gebruik van reductievormen en hypocoristische vormen niet neutraal. Voorzover het niet om commerciële namen gaat, zijn het betrekkelijk informele vormen.Ga naar eind(10) In de meer verheven stijlniveaus, en zeker in ambtelijke taal, gebruikt men veelal de corresponderende volle vormen. Men treft reductievormen en hypocoristische vormen het meest aan in mondeling taalgebruik. Bepaalde hypocoristica (zoals omi) vindt men voornamelijk in taalgebruik van en met kinderen, maar ook in dat van verliefden, en met dieren. In het Engels zijn ook hypocoristica in gebruik als eufemistische vormen, bijvoorbeeld undies < underpants en hanky < handkerchief. Woorden zoals die in (10) en (11) zijn | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
frequent in jongerentaal, in het bijzonder in het taalgebruik van scholieren en studenten. Reductievormen kan men ook vinden in ander jargon; woorden als bilo en Biza maken deel uit van het jargon van politiek Den Haag. Andere reductievormen (zoals bijvoorbeeld de vele samenstellingen met #gate) zijn typisch voor het journalistenjargon. De verregaande sociale en stilistische beperking van reductievormen en hypocoristische vormen strookt volledig met Krochs (1978) opvatting dat in het taalgebruik van de hogere sociale klassen, evenals in formelere stijlniveaus, variabele natuurlijke fonetische/fonologische processen (zoals contractie, reductie, deletie, monof- en diftongering) tendentieel onderdrukt worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7. Fonologische aspectenReductievormen en hypocoristische vormen vertonen een uitgesproken voorkeur om tweelettergrepig, meer in het bijzonder trocheïsch te zijn. Dit is één van de mogelijke verschijningsvormen van het ‘minimale woord’ (McCarthy & Prince 1998: 285).Ga naar eind(11)
Als een reductie- of hypocoristische vorm uit meer dan twee lettergrepen bestaat, dan bij voorkeur uit een even aantal, bijvoorbeeld vier, die zich dan metrisch liefst als twee trocheeën gedragen - zoals halvarine, conculega, Cinerama, positivo of multiculti. De voorkeur voor woorden die uit exact één trochee bestaan verklaart ook waarom de beide hypocoristische suffixen zich maar zelden aan een volle vorm hechten wanneer deze langer is dan één enkele lettergreep (hypocoristische vormen die gebaseerd zijn op éénlettergrepige basiswoorden zijn bijvoorbeeld lullo, slomo, softi); woorden die langer zijn dan één enkele lettergreep worden meestal verkort totdat er nog maar één lettergreep over is - alleen daarmee kan men een welgevormd, namelijk trocheïsch, eindresultaat bereiken. In dit verband is het interessant dat ‘Präponeme’ (Schmidt 1987: 49 e.v.) zoals euro-, eco-, evenals ‘Präpostponeme’ (ibidem) in suffixpositie als thermo meestal trocheeën zijn. Jan Kuitenbrouwer presenteerde in het vierde hoofdstuk van zijn bestseller Turbotaal uit 1987 een lijst van -wat hij noemt- ‘afko's’. Het blijkt bij nadere beschouwing niet uitsluitend om reductievormen te gaan, maar voor een kleiner deel ook om hypocoristica. In beide groepen zijn de trocheeën echter verreweg in de meerderheid. Zie Tabel 2. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tabel 2. De distributie van morfologische en metrische typen in Kuitenbrouwers ‘afko's’
De acht niet-trocheïsche reductievormen zijn monosyllabische woorden, maar het zal geen verwondering wekken dat er onder de hypocoristische vormen geen monosyllabische woorden voorkomen; het suffix alleen vormt immers al een lettergreep. Alle vier niet-trocheïsche hypocoristica, te weten anarcho, gewono, gezelli en moderno, zijn drielettergrepige woorden; interessant is dat ze alle vier uitgaan op een trochee, met andere woorden het woordaccent ligt op de tweede lettergreep. De chi-kwadraattoets maakt overigens duidelijk (χ2 = 0.2249 df = 1) dat er in dit corpusje geen significante samenhang bestaat tussen morfologisch type en metrisch type. Eénlettergrepige woorden als prof gooien roet in het eten. Dat de reductievorm niet profes luidt, wordt verklaard uit de voorkeur voor trocheeën. Maar waarom is de reductievorm dan niet fessor?
Blijkbaar moet de linkerrand van het basiswoord gerespecteerd worden; deze eis weegt hier dus nog zwaarder dan de eis dat het product prosodisch welgevormd, en wel een trochee, moet zijn. In de notatie van de optimaliteitstheorie laat zich dit formeel als volgt uitdrukken:
Er is blijkbaar een streven naar herkenbaarheid van de correspondentie tussen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
reductievorm en volle vorm; deze herkenbaarheid hangt af van de getrouwheid (‘faithfulness’) van de reductievorm aan de volle vorm. Het feit dat ‘staartwoorden’ uitsluitend uit het laatste samenstellende woord van een compositum kunnen bestaan, is hiermee meteen formeel verklaard: de linkerrand van het resulterende woord is namelijk verankerd in een bonafide woordgrens in het volle basiswoord.
Ter afsluiting wordt hier nog summier aandacht besteed aan de lettergreepstructuur, meer bepaald de lettergreepranden, van reductievormen en hypocoristische vormen. Allereerst de coda. Naar uit feiten zoals die in (17) blijkt
worden open lettergrepen hoger gewaardeerd dan contiguïteit. Formeel:Ga naar eind(14)
maar dat het hier om een voorkeur en niet om een harde eis gaat, moge onder meer blijken uit het feit dat een staartwoord als dochter# niet verschijnt als *doter of *dote en #aanvraag niet als *avra. Ten slotte de onset. Inspectie van de feiten in (1) tot en met (11) en die in (17) maakt duidelijk dat de onsets in grote meerderheid gevuld zijn. Dit blijkt verder uit (19).
Het lijkt niet waarschijnlijk dat *bio uitgesloten is om een ‘homophonic clash’ te vermijden. Niet alleen toont de taalgeschiedenis dat homofonievrees maar zelden klankveranderingen blokkeert, het bestaan van twee homofone woorden slomo (7a en 10a) laat bovendien zien dat ook het ontstaan van reductie- en hypocoristische vormen zich niet door homofonievrees laat tegenhouden. *Zeeo is niet zonder meer uitgesloten; er bestaan tenslotte woorden als beo en Leo. De /b/ in Zeebo is waarschijnlijk een analogieproduct < Brabo, Limbo. Het feit dat de voorkeur voor een gevulde onset blijkbaar zwaarder weegt dan getrouwheid aan het basiswoord laat zich als volgt formeel uitdrukken:Ga naar eind(15)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8. BesluitHet moge duidelijk zijn dat de reductievormen en hypocoristische vormen van het Nederlands, ondanks grammaticale verschillen, in zowel sociolinguïstisch als | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fonologisch opzicht zoveel belangrijke eigenschappen gemeen hebben, dat ze als nauw samenhangende categorieën beschouwd dienen te worden in het taalkundig onderzoek en wellicht ook in het taalverwervingsonderwijs. Het is te verwachten dat met de ‘informalisering’ van de Nederlandse taal en cultuur reductievormen en hypocoristische vormen zowel in aantal als in gebruik zullen groeien - een reden temeer om er in het extramurale taalverwervingsonderwijs aandacht aan te besteden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|