Neerlandica extra Muros. Jaargang 2000
(2000)– [tijdschrift] Neerlandica extra Muros / Internationale Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 10]
| |||||||
Stille getuigen
| |||||||
[pagina 11]
| |||||||
tijd en wijle prachtig’ schreefGa naar eind(3)? Jansen: ‘Ja, dat vind ik ook. Of je die brieven als literatuur moet beschouwen vind ik een academische vraag. Het zijn persoonlijke ontboezemingen. Van Gogh had op een bijna romantische manier een teveel aan innerlijk leven dat eruit moest. Hij had heel weinig vrienden, dat vergeten de mensen vaak. Dat kan mede een verklaring zijn waarom hij zo enorm veel ventileerde in die brieven aan Theo. Op veel plekken zijn die brieven prachtig om te lezen. Maar wat is prachtig? Aandoenlijk, meeslepend, raar verwoord. Want niemand kan zo schrijven als Van Gogh. Als je iets wat aangrijpend is en boeiend om te lezen literatuur vindt, dan is Van Gogh natuurlijk een formidabel schrijver.’
En als (kunst)historische bron? Jansen: ‘De brieven bieden veel informatie over Van Goghs handel en wandel en dus ook over zijn werk: over de technieken die hij gebruikte, over de plaats waar zijn werken zijn ontstaan, zeker ook over wat hij heeft willen uitdrukken met een bepaalde voorstelling. Zo helpen die brieven om zijn werk te dateren en te begrijpen.’
Ik begrijp dat de editie van 1990 niet meer voldeed? Jansen: ‘Dat was geen wetenschappelijke editie maar een editie voor het grote publiek in Nederland en Vlaanderen. Alle Franse brieven werden er alleen in modern Nederlands in afgedrukt, wat een enorme stijlbreuk betekent met de oorspronkelijk Nederlandse brieven. De editie waar wij aan werken is bedoeld voor de Van Gogh-specialisten in de wereld en voor bibliotheken met een afdeling kunst. Ze moet als basis gaan dienen voor de verdere Van Gogh-research.’
Het grote publiek heeft er dus niets aan. Jansen: ‘Aan die editie misschien niet. Maar het is de bedoeling dat er op basis van die wetenschappelijke editie in verschillende talen publicaties komen voor het grote publiek. Dan zou je kunnen denken aan de kritische leesteksten en delen van het commentaar - bijvoorbeeld over personen en zaken.’
Eerst maar over die wetenschappelijke editie dan. Hoe gaat die eruitzien? Jansen: ‘De bedoeling is dat de authentieke teksten worden afgedrukt met daarnaast Engelse vertalingen; inleidende hoofdstukken en commentaar uitsluitend in het Engels. Nieuw aan deze uitgave zijn in hoofdzaak drie dingen. In de eerste plaats worden de teksten zo authentiek mogelijk afgedrukt. In de tweede plaats annoteren we, dat is ook nog nooit gebeurd. Het wordt dus een kritische studie-editie. En ten slotte willen we er een illustratiedeel bijvoegen met de kunstwerken die hij noemt, mogelijkerwijs ook een cd-rom.’
Zo authentiek mogelijk? Jansen: ‘Ja. Om te beginnen gaan we zoveel mogelijk terug naar de originelen - het museum bezit er zo'n 80% van. Van alle brieven maken we diplomatische | |||||||
[pagina 12]
| |||||||
afschriften waarbij we ook verantwoording afleggen van de status van de brief, van zijn materiële vorm: is het een origineel, een foto of een afschrift, hoe ziet de brief eruit, is er in een andere hand iets bijgeschreven enzovoort. Van zo'n afschrift maken we dan een kritische leestekst waaraan we zo weinig mogelijk gaan oppoetsen. Dat zal hier en daar moeten, want hij vergist zich wel eens of maakt knopen van zinnen waarvan je niet begrijpt hoe ze nou eigenlijk lopen. Die proberen we te verduidelijken, dat is noodzakelijk. Maar als het niet nodig is dan doen we het niet. Want ons principe is: begrijpelijk hoeft niet per se foutloos te zijn. Hij maakt heel veel spelfouten en grammaticale fouten, en zijn taalgebruik vertoont negentiende-eeuwse eigenaardigheden als het systematisch weglaten van het voegwoord dat. Maar we kunnen dat gewoon lezen, die fouten en eigenaardigheden staan het begrip van de tekst op geen enkele manier in de weg. We emenderen dus alleen als er begripsverwarring kan ontstaan en die emendaties verantwoorden we natuurlijk. Maar we emenderen weinig, want we hebben gemerkt dat het nonchalante kenmerkend is voor Van Gogh. Als je alles neutraliseert zie je het verschil in stijl ook niet meer tussen brieven van de ene en de andere periode want dat onverzorgde is niet altijd aanwezig. In de oudste brieven die zijn overgeleverd schrijft hij heel erg netjes, een net handschrift, nette zinnen. Dat wordt allengs persoonlijker en daarmee onconventioneler. Dan zie je hem zijn eigen manier van schrijven ontwikkelen. Als hij opgewonden is over een conflict met zijn vader schrijft hij met een hele dikke pen een paar woorden: PA IS TEGEN! en onderstreept die drie of vier of vijf keer. Dat soort dingen willen we ook tot uitdrukking brengen in de uitgave, ook grafisch, hij heeft dat tenslotte niet voor niets gedaan. Dat proberen we op de een of andere manier over te brengen. Dat is nog nooit gebeurd. Daardoor hopen we Van Gogh als briefschrijver dichter bij de lezer te brengen.’
En wat moet ik me bij die annotaties voorstellen? Jansen: ‘De brieven zijn al meer dan honderd jaar oud, dus valt er heel wat toe te lichten. Je hebt niet zelden tientallen annotaties bij een brief. Die variëren van “deze tante is Tante Mietje” tot “dit verwijst naar brief 12”. Dat zijn de simpele dingen en die zijn vaak allang bekend. Maar je probeert ook achter dingen te komen die nog nooit zijn uitgezocht. Hij is op bezoek geweest bij de koster. Wie was die koster? Dat was tenslotte iemand met wie hij persoonlijk contact heeft gehad en dat probeer je zoveel mogelijk in kaart te brengen. Daarnaast proberen we alle citaten te achterhalen en alle boektitels die hij noemt. Dat zijn er honderden want hij was een groot lezer. Ook dat kost veel tijd. Want Van Gogh boog citaten soms om naar zijn eigen behoeften op dat moment. Dan herken je niet altijd dat je met een citaat te maken hebt. Van de over de duizend Bijbel-vervlechtingen hebben we zo'n 99% gevonden, dat is niet zo moeilijk, die kun je op de computer zo opzoeken want vaak zijn ze overduidelijk. Maar een citaat van Renan - er staat bij dat het van Renan is - hebben we niet kunnen terugvinden, ook niet in La vie de Jésus. Erg frustrerend is dat, lang zoeken en niets vinden. Wat ook nog nooit gedaan is, dat is het betrekken van de volledige familie- | |||||||
[pagina 13]
| |||||||
correspondentie bij het toelichten van de brieven van Van Gogh. Dat archief komt grotendeels bij Theo vandaan, dat was de grote bewaarder. Een paar duizend brieven van de ouders aan Theo, aan de zussen enzovoort. Daaruit krijg je een mooi aanvullend beeld van Vincents achtergrond, daar citeren we uitvoerig uit om de context waarin hij opgroeide wat begrijpelijker te maken. Uit die familiecorrespondentie blijkt dat de vader een soort regisserende rol vervulde in dat gezin. Dan schrijft hij: “We waren gisteren op de verjaardag van Ome Jan en hoorden dat gij nog niet geschreven had. Is dat een abuis van u? Zo nee, dan is het goed. Zo ja, schrijf dan alsnog want zij zullen het erg op prijs stellen”. Het is heel mooi te zien hoe hij zich tot dat milieu verhoudt, hoe hij in een bepaalde periode zijn vader idealiseert, zich met hem identificeert. Hij had Rembrandt en Millet heel hoog. En wat vader doet is voor hem eigenlijk hetzelfde als wat Rembrandt en Millet doen. Een hele tijd heeft hij dominees echt als een soort parallelle verschijningsvormen van de grote kunstenaars gezien: mensen die grote dingen in de geest doen.’
Dat illustratiedeel, komen daar afdrukken in van Van Goghs schilderijen en tekeningen? Jansen: ‘Nee, zeker niet, daar hebben we een oeuvrecatalogus voorGa naar eind(4). Het gaat ons om de kunstwerken die hij in zijn brieven noemt. Ik heb ze nooit geteld maar ik denk een paar duizend, zowel schilderijen en tekeningen van kunstenaars als prenten. Daar was hij heel erg dol op, op prenten: oorspronkelijke prenten of reproducties van schilderijen in allerlei tijdschriften. Die verzamelde hij. Hij kocht hele jaargangen op, van The Graphic bij voorbeeld. Als hij ze noemt moeten wij ze identificeren en wat we achterhaald hebben, willen we in zo'n illustratiedeel afdrukken. We hopen dat daardoor een visueel beeld kan worden opgeroepen van zijn autodidactische vorming.’
Hebben jullie filologische onderzoekingen nog tot spectaculaire vondsten geleid? Jansen: ‘Ach, spectaculair.... Doordat we goed naar de bronnen kijken - was dat een origineel, een foto, een afschrift, een fotokopie? - vinden we wel eens wat. Zo hebben we van een kort briefje dat is gericht aan M.A. de Zwart - dat was toen Van Goghs huisbaas - alleen een afschrift van de hand van ir. V.W. van Gogh, de zoon van Theo. Daarin staat te lezen: “Verl. Maandag heb ik aan Giesenberg betaald niet alleen de die datum verschuldigde f 4,60 doch bovendien nog f 10,- Ingevolge van 't in mijn schrijven van ll maand behandelde met betrekking tot het zolderkamertje.” Maar in de editie van 1990 staat niet “ll maand” maar “11 maart”. Dat komt doordat dat afschrift werd overgetypt op een schrijfmachine waarvan de letter “l” en het cijfer “1” met dezelfde toets werden gemaakt: “ll” (laatstleden) werd daardoor geïnterpreteerd als “11”. De editeuren van de brievenuitgave van 1990 konden van die “11 maand” niets maken en hebben dat toen maar in “11 maart” veranderd. Maar een brief van 11 maart die toen leek te ontbreken, wordt natuurlijk nooit gevonden. Dat wordt in de nieuwe uitgave dus rechtgezet.’ | |||||||
[pagina 14]
| |||||||
Afb. 1: Brief van Vincent van Gogh aan zijn broer Theo, september 1993.
Afb. 2: Weggekrast fragment, zie afb. 1.
| |||||||
[pagina 15]
| |||||||
Hebben jullie nog nieuwe brieven gevonden? Jansen: ‘In het Van Gogh Museum zijn onlangs kopieën ontdekt van twee brieven aan Vincent die gemaakt zijn door ir. V.W. van Gogh. Stomtoevallig vond ik in de collectie van het Museum later ook nog het origineel van een van die stukken, een briefkaart van de boekhandelaar Lamblot in Arles, geadresseerd aan “M. Vincent, chez Mr. Le Docteur Peyron, St. Rémy, B(ouche) d(u) R(hône)”. De tekst van het origineel zag er zo uit. Kijk. “Arles, le 16 juillet 1889 Dit is dus de tekst van het origineel. Het grappige is nu dat er in dat afschrift van V.W. van Gogh een paar fouten zaten die we er al uit hadden gehaald. Want in dat afschrift luidde de ondertekening “H. Gemtlat successeur A. Jauffré”. Maar die namen waren bij de burgerlijke stand van Arles niet bekend, dat hebben we nagetrokken. Wel bleek er destijds een boekhandel bestaan te hebben met de naam “Lamblot, Jauffret”, gevestigd op Rue de la Poissonnerie 12. De achternaam Jauffret was die van een “juffrouw”, en M. Lamblot woonde op hetzelfde adres. Een jaar later was de naam van de dame eveneens Lamblot. Het lijkt er dus op dat ze getrouwd was met de man die de winkel had overgenomen - of misschien zou het historisch gezien juister zijn om te zeggen dat Lamblot de winkel had overgenomen door de eigenaar te trouwen. Op basis van die informatie gingen we ervan uit, dat “Gemtlat” en “Jauffré” verschrijvingen waren. Die veronderstelling werd door de vondst van het origineel dus bevestigd.’
Dat is mooi, maar het zal de Van Gogh-interpretatie niet fundamenteel veranderen. Jansen: ‘Wat onze bronnenstudie oplevert zijn doorgaans niet meer dan triviale correcties. Maar soms vinden we wat verrassends. Rond zaterdag 22 september 1883, iets meer dan een week na zijn aankomst in Drenthe vanuit Den Haag, schreef Van Gogh zijn broer een lange brief. De tekst beslaat twee grote vellen, beide dubbelgevouwen, zodat er acht bladzijden zijn ontstaan. De laatste regels van die brief staan ingeperst tussen vijf regels die met dikke krassen zijn doorgehaald (fig. 1). Die doorgekraste regels blijken het begin te zijn van een andere brief: Van Gogh kraste ze door, draaide het blad op zijn kop en gebruikte het voor het tweede gedeelte van zijn brief aan Theo. Dat weggekraste fragment hebben we met veel moeite kunnen ontcijferen (fig. 2). Er staat: | |||||||
[pagina 16]
| |||||||
Mijnheer, Nu is dit strikt genomen nog geen brief, het is op zijn best een kladje voor een brief en we weten ook nog niet eens zeker voor wie de opdracht bestemd wasGa naar eind(5). Maar ook al komen we daar niet achter, het fragment is toch interessant. Want we weten weinig over Van Goghs materiaalgebruik in zijn vroege jaren en hieruit blijkt dat hij verf - olieverf of waterverf, dat weten we ook nog niet zeker - bestelde en dat daar indigo bij was. Want tot nu toe werd ervan uit gegaan dat hij die kleur pas vanaf juni 1884 gebruikte, ongeveer 9 maanden later.’
Is dat van belang? Jansen: ‘Dat kan van belang zijn voor de datering van zijn werk. Daarom ook is een juiste datering van de brieven zo belangrijk en dat is vaak heel lastig omdat veel brieven ongedateerd zijn. Soms ook is er in een andere hand iets in de datering veranderd. Door heel goed naar de brieven te kijken en de inhoud te vergelijken met die uit andere brieven en met informatie uit andere bronnen (bijvoorbeeld met gegevens over het weer) komen we soms tot nieuwe dateringen. Brief 416/347Ga naar eind(6) werd volgens de editie 1990 midden december 1883 geschreven aan Theo. Die brief bestaat uit drie delen: een blad met een aanhef en een ondertekening, blijkens de inhoud uit de vroege Nuenenperiode, een tweede blad dat begint met “Beste broer” maar niet ondertekend is, en een derde blad zonder aanhef en ondertekening dat begint met de woorden: “Sedert ik inliggenden brief schreef”. Dat laatste blad dateert ook uit de Nuenenperiode. De 1990-editie stelt dat het tweede en derde blad bij het eerste waren ingesloten. Maar volgens ons kan dat op inhoudelijke en materiële gronden niet juist zijn en denken we dat blad twee van omstreeks 28 november 1883 moet zijn. Daar hebben we allerlei argumenten voor. Zo is “inliggenden brief” enkelvoud zodat het niet om twee bladen kan gaan, is blad twee in afwijking van de andere bladen op ruitjespapier geschreven, sluit de inhoud veel meer aan op de brieven uit Drenthe enzovoortGa naar eind(7).’
Mogelijkerwijs heeft jullie tekstuitgave dus gevolgen voor de datering van Van Goghs werk. Maar heeft het ook gevolgen voor de toeschrijving, voor het onderscheid tussen echte en valse Van Goghs? Jansen: ‘Wie weet. We zijn een kleine expositieGa naar eind(8) aan het voorbereiden over zijn schilderij van de tuin van het gesticht in St.-Rémy. Of misschien schilderijen, want er bestaan twee versies van: een hangt in het museum in Essen, die komt bij de weduwe van Theo vandaan en is in ieder geval echt. De andere hebben wij, die komt oorspronkelijk uit de Gachet-collectie - Gachet was de arts van Vincent - en daarvan wordt de echtheid betwijfeld. We gaan eens kijken wat we | |||||||
[pagina 17]
| |||||||
daarover boven water kunnen krijgen. Technisch gezien zitten er onhandige plekken in dat schilderij van ons, waar hij duidelijk moeite heeft gehad het mooi af te werken, waar de verf er erg dik op zit. Van Gogh beschrijft in een brief hoe hij die tuin geschilderd heeft maar het gekke is dat je op grond daarvan niet met zekerheid kunt zeggen of er één of twee versies zijn geweest. In die tentoonstelling gaan we proberen die kwestie nader toe te lichten om te laten zien hoe je dat soort onderzoek moet aanpakken. We vergelijken daarbij wat hij beschrijft met wat op de schilderijen te zien is. De bedoeling is dat er op den duur een Van Gogh Research Centre ontstaat waarin men vertrouwen heeft, waar wetenschappers en conservatoren met hun vragen terechtkunnen en waaraan idealiter privé-eigenaren van brieven van Van Gogh bereid zijn inzage te geven in de manuscripten die zij bezitten. De brieven aan Van Rappard bij voorbeeld, daar hebben we alleen foto's van, die zouden we dolgraag bekijken. Want we weten bijna zeker dat er met de datering daarvan van alles mis is. Dat is erg frustrerend, dat je weet dat die brieven er moeten zijn, maar dat je niet weet waar. En dat er oorspronkelijk ongeveer tweemaal zoveel brieven geweest moeten zijn als er nu bekend zijn natuurlijk. Onze uitgave zal dus in ieder geval niet de volledige correspondentie bevatten.
Hoe ver zijn jullie nu met het hele project? Jansen: ‘De kritische leestekst van de Nederlandse brieven is klaar, de annotaties bij de eerste honderd brieven ook. Sinds 1 mei 1999 hebben we assistentie gekregen van de romanist Wouter van der Veen voor de editie van de Franse brieven. We hopen eind 2003 met ons onderzoek klaar te zijn. Maar dan komen er nog twee grote klussen: de vertaling in het Engels en de boekproductie. Dat wordt dus niet eerder dan 2005 of daaromtrent. Uitgaande van de vierdelige gele editie van de brieven uit 1990 moet je inclusief Engelse vertaling en commentaar rekenen op zo'n twaalf delen plus een deel met illustraties. Over een uitgever wordt nog nagedacht - maar dat is niet onze taak, dat doen onze superieuren - en over een prijs valt dus al helemaal nog weinig te zeggen. Maar de boeken zullen zeker duur worden, reken daar maar op. Daar komt de cd-rom dan nog bij.’
Als ik het goed uitreken zijn jullie alleen met teksten en commentaar al negen jaar bezig, nu met zijn drieën en in de eerste jaren van het project ook. Laten we zeggen ongeveer 9(jaar) × 3(medewerkers) × 1(ton). Dan komt dat project, nog los van de kosten van de Engelse vertaling, met wat overhead op zo'n 3 miljoen gulden. Door wie wordt dat betaald? En waarom? Jansen: ‘Door de beide instellingen samen, uit hun reguliere begrotingen. En waarom? Voor instellingen betekent een goed resultaat natuurlijk veel prestige. Vandaar dat men bereid is het uiterste te doen om tot een goed product te komen. Als er bijvoorbeeld op een veiling in Parijs of New York een brief opduikt, dan kunnen we erheen’. | |||||||
[pagina 18]
| |||||||
Daar gaan jullie heen om zo'n brief te kopen. Jansen: ‘Nee, om hem te bestuderen. Kopen is bijna niet te doen. Een kras geval is het volgende. Onlangs werd er een brief geveild van Van Gogh aan Vincent Aurier, dat was de eerste kunstcriticus die een wat substantiëlere kritiek wijdde aan het werk van Van Gogh. Als reactie daarop heeft Van Gogh hem een brief gestuurd, waarin hij hem bedankt en zegt dat Aurier eigenlijk niet hem al die lof had moeten toezwaaien maar Gauguin, dat vond hij de echte. Dat is een belangrijke brief, een groot vel, aan twee kanten beschreven, in het Frans, vanuit St. Rémy. Die brief dook op in New York, bij Sotheby's. We kenden die brief, we hadden er zelfs een foto van. Daar ben ik naartoe gegaan en ik heb gevraagd of ik die brief mocht bekijken. Dat mocht, ik kreeg de gelegenheid om hem rustig te bekijken, ik heb er een afschrift van gemaakt. Op de foto bleek een komma weggevallen te zijn, zodat we dachten dat Van Goghs interpunctie daar verkeerd was. Maar dat bleek dus helemaal niet zo te zijn: de ontbrekende komma stond op een stuk van de brief dat een beetje was omgevouwen, zodat die was weggevallen op de foto. Een minuscuul detail......’
.......dat 2500 gulden heeft gekost. Jansend: ‘Zo ongeveer ja. Nou hebben we ook nog andere details ontdekt, de datering was niet van Van Gogh zelf, dat wisten we niet. Bovendien heb ik dezelfde reis gebruikt om te overleggen met collega's in het Metropolitan Museum, te proberen achter de verblijfplaats van verdwenen brieven te komen, en twee brieven van Van Gogh in het Guggenheim Museum te bestuderen. Maar duur is zoiets wel. Maar wat is duur? Die brief is geveild voor 2 ton en werd gekocht door een handelaar. Die heeft hem voor 500.000 dollar doorverkocht aan een Texaanse oliebaron als geschenk voor zijn vrouw op Valentijnsdag. Dat vind ik bijna immoreel. Dergelijke documenten zie ik het liefst in openbare collecties. Je kunt er niets aan doen als die brief wordt ingelijst en op een slaapkamer komt te hangen waar hij verder vergeelt.’
Even terug naar jullie prestigieuze project. Je had het over een cd-rom. Jansen: ‘Ja. We hadden bedacht om de diplomatische teksten op cd-rom mee te leveren. Daar zou je de facsimile's en de leesteksten naast kunnen zetten zodat we altijd controleerbaar zijn. Daarnaast willen we daar alle illustraties op zetten die Van Gogh in zijn brieven noemt. In de boeken kun je dat niet allemaal doen, dat zou onbetaalbaar zijn. Het enige wat we in facsimile willen afdrukken zijn de brieven met schetsjes. Niet alleen omdat die schetsjes van belang zijn voor kunsthistorisch onderzoek, maar ook omdat ze vaak heel mooi zijn. Bovendien maken ze deel uit van de brief en dat valt niet in tekst weer te geven.’
De wetenschappelijke editie verschijnt dus op zijn vroegst in 2005 en zal alleen betaalbaar zijn voor de happy few. Een daarop gebaseerde Nederlandstalige leeseditie - zo die er al komt - valt niet veel eerder dan tegen het jaar 2007 te verwachten denk ik. Wie geen zin heeft zolang te wachten moet de gele editie van 1990 maar bestellenGa naar eind(9). | |||||||
[pagina 19]
| |||||||
Ik doe dat in ieder geval wel. Alsnog. | |||||||
Bibliografie
|
|