| |
| |
| |
[Neerlandica extra Muros - februari 1996]
De geheimen van Nederlands New York
Charles T. Gehring (New York)
Als het anders was gelopen en de Zeven Verenigde Nederlanden en de West-indische Compagnie hun bezittingen in Noord-Amerika hadden behouden, zouden New Yorkers vandaag eerder Nederlands hebben gesproken dan Engels. Het Engelse streven naar hegemonie aan de Oostkust echter en het feit dat de Nederlanders inzagen dat hun positie - gezien de snelle bevolkingsgroei in New England en de tabakskoloniën Maryland en Virginia - onhoudbaar was, heeft ertoe geleid dat dit enorme gebied tussen de Connecticut en de baai van Delaware in een van de artikelen van het verdrag van Westminster in 1674 werd toegevoegd aan het Britse Rijk. Was dit niet gebeurd dan zou de geschiedenis van de eerste jaren van de Nederlandse vestiging het Amerikaanse publiek even bekend zijn geweest als de landing van de Pilgrim Fathers bij Plymouth Rock en de oorsprong van Thanksgiving. In plaats daarvan is de vroege geschiedenis van New York en de ‘Midden-Koloniën’ gereduceerd tot enkele stereotypen en mythen, genoeg voor het grote publiek dat ze alleen maar ziet als aanloopje voor belangrijker gebeurtenissen als de Boston Tea Party en de Amerikaanse revolutie.
De Nederlanders voerden een 80-jarige onafhankelijkheidsoorlog tegen het Habsburgse Rijk en wonnen, onderhielden een van de grootste handels- en oorlogsvloten in de wereld en beheersten een handelsimperium waarboven de zon nooit onderging. Voor de meeste Amerikanen echter roepen de termen Nederlanders of Nederland doorgaans beelden op van klompen, molens en tulpen. Nieuw-Nederland vergaat het weinig beter, want dat wekt de associatie met Minuits verkoop van Manhattan en het houten been van Stuyvesant. De negentiende-eeuwse schetsen van Washington Irving van de Nederlanders in Nieuw-Nederland worden door veel lezers als historische feiten in plaats van als satirische fictie opgevat. Irvings portrettering van de dikke Nederlandse burger die op zijn stoep een lange Goudse pijp zit te roken is representatief geworden voor de Nederlanders van Nieuw-Nederland.
Wat maakt het uit allemaal? De Nederlandse kolonie heeft maar zo'n vijftig jaar bestaan. Waarom tijd verspillen aan zo'n historische anomalie als Nieuw-Nederland, terwijl men als vormgevers van de Amerikaanse koloniale geschiedenis de Britten zou moeten bestuderen?
Om te beginnen is Nieuw-Nederland geografisch gezien niet alleen maar New York of, zoals vaak wordt gedacht, Manhattan en het westelijke deel van Long Island. De Nederlandse kolonie strekte zich uit van de Connecticut tot de baai van Delaware, een gebied dat de tegenwoordige staten Delaware, Pennsylvania, New Yersey, New York en het westelijk deel van Connecticut omvat. De
| |
| |
Nederlandse kolonie vormde dus niet alleen de oorsprong van een kleine enclave langs de Oostkust, maar ook van wat genoemd wordt de ‘Midden-Koloniën’. De positie van Nieuw-Nederland tussen New England en de tabakskoloniën in het Zuiden bracht het gedurende het grootste deel van de zeventiende eeuw in conflict met Engeland. Nieuw-Nederland is belangrijk vanwege z'n strategische ligging en omdat het in een uitgestrekt gebied in Noord-Amerika Westeuropese cultuur, waarden en tradities bracht die niet Engels zijn. De Middenatlantische staten zijn uniek omdat hun Europese oorsprong niet-Engels is. Hoewel de Engelsen hun eigen specifieke culturele en sociale patroon inbrachten in al hun bezittingen langs de Oostkust van Noord-Amerika boven Florida, waren niet-Engelse tradities er al stevig geworteld toen zij in 1674 ten slotte de permanente controle over Nieuw-Nederland verwierven. De Engelsen waren veroveraars in een vreemd land, een minderheid die het voor het zeggen kreeg in een samenleving met onbekende gewoonten en tradities.
In dit artikel wordt de term ‘niet-Engels’ gebruikt in plaats van Nederlands. Want hoewel alle instellingen in Nieuw-Nederland Nederlands waren en het Nederlands de dominante taal was in rechtspraak, onderwijs, handel en kerk, kwam niet meer dan zo'n vijftig procent van de bewoners uit Nederland. De andere helft kwam uit vrijwel ieder ander land in Europa: Skandinaviërs, vooral Noren, voor de houtindustrie, Franse protestanten op de vlucht voor religieuze vervolging, Duitsers en anderen uit Midden- en Oost-Europa ten gevolge van de verschrikkingen van de Dertigjarige Oorlog. De Westindische Compagnie stelde geen eisen aan de herkomst van zijn kolonisten, zolang ze maar gezond waren en zich loyaal betoonden. Als gevolg daarvan werd Nieuw-Nederland de eerste waarlijk multi-etnische kolonie in Noord-Amerika. Vergeleken met de homogene bevolking van New France en New England ontwikkelde de Nederlandse kolonie rond Manhattan zich al in de zeventiende eeuw tot een smeltkroes van Europeanen. Binnen één generatie leidden gemengde huwelijken, aanpassing aan de nieuwe omgeving en een nieuwe mentaliteit als gevolg van een verschoven perspectief tot de eerste Nieuw-Nederlanders. Al is het waar dat in de Engelse koloniën unieke Amerikaanse politieke instellingen gesmeed werden, het zaad van die specifieke menselijke eigenaardigheden waardoor ‘Amerikanen’ zich kenmerken, was gezaaid in Nieuw-Nederland.
Ondanks de belangrijke rol van Nieuw-Nederland in de geschiedenis van Noord-Amerika en zijn effect op de ontwikkeling van Amerikaanse eigenaardigheden, is de geschiedenis van de Nederlandse kolonie lang verwaarloosd. Dit heeft tot gevolg gehad dat de vroege koloniale geschiedenis van Amerika vrijwel helemaal geïdentificeerd werd met die van New England. Deze stand van zaken is niet het resultaat van de arrogantie of zelfs een complot van de wetenschappers, maar van een gebrek aan primair bronnenmateriaal waarop historici, demografen en andere wetenschappers hun onderzoek kunnen baseren. Zonder toegang tot de oudste overheidsarchieven van Nieuw-Nederland moeten historici genoegen nemen met rapporten en waarnemingen over de Nederlandse kolonie
| |
| |
door zijn Engelse buren (doorgaans onnauwkeurig of bevooroordeeld), of de Nederlandse erfenis totaal buiten beschouwing laten. Het eerste leidt tot een vervormde beeldvorming van de kolonie, het laatste reduceert haar geschiedenis tot mythe en satire.
In feite is een groot deel van de overheidsarchieven van Nieuw-Nederland bewaard gebleven. Voor de jaren 1646 tot 1674 vormen ze een zo volledig koloniaal archief als men zich maar wensen mag. De 12 000 bladzijden documenten, nu bewaard door het archief van de staat New York, bevatten papieren van de secretarie, notulen van de bestuursraad, wetten en verordeningen, kadastrale documenten en correspondentie. Helaas zijn deze documenten voor Amerikaanse onderzoekers zonder leesvaardigheid in zeventiende-eeuws Nederlands en/of zonder ervaring met de verschillende handschriftstijlen van deze periode nauwelijks of niet toegankelijk. In de loop der tijd is voor gebruik door historici ongeveer twintig procent van dit Nederlandse materiaal vertaald, maar helaas alleen een bepaald soort materiaal. Alle documenten van zogenaamd ‘persoonlijke aard’ werden buiten beschouwing gelaten: aan alles inzake privé-aangelegenheden als privaatrechtelijke geschillen tussen particulieren werd voorbijgegaan en alles wat als onkuis, wellustig, geil en obsceen werd beschouwd of kwetsend was voor negentiende-eeuwse vertalers met Victoriaanse gevoeligheden, werd geschrapt. Zelfs de zogenaamde ‘politieke documenten’ werden zorgvuldig geselecteerd. Als ze volgens de vertaler niet belangrijk genoeg waren, werden ze buiten beschouwing gelaten. Daarom omvat datgene wat werd geselecteerd ter vertaling maar een klein deel van het materiaal en weerspiegelt die keuze het oordeel van de vertaler over wat hij belangrijk genoeg vond om te vertalen. Belangrijker nog was het totale gebrek aan belangstelling voor die ‘persoonlijke documenten’, die tegenwoordig zo belangrijk geworden zijn voor beoefenaren van de sociale geschiedenis.
Meer dan twintig jaar geleden zijn de New York State Library in Albany en de Hollandse Vereniging in New York begonnen met het sponsoren van een project dat verantwoordelijk is voor vervaardiging en uitgave van een volledige vertaling van alle Nederlandse koloniale documenten. Sinds najaar 1974 treed ik op als vertaler en redacteur van wat in de loop der jaren bekend geworden is als het project Nieuw-Nederland. De voornaamste doelstelling van het project is het bewustzijn en de kennis van de Nederlandse koloniale periode in Noord-Amerika te bevorderen. Dit wordt in de eerste plaats gedaan door de nog bewaard gebleven Nederlandse overheidsarchieven die bewaard worden door het archief van de staat New York te vertalen en deze voor onderzoekers toegankelijk te maken in een reeks geannoteerde delen die van een index zijn voorzien. Sinds de incubatie van het project in 1974 zijn vijftien delen met vertalingen in druk verschenen en enkele andere delen bevinden zich in verschillende stadia van verschijning. Naast het toegang verschaffen tot het archiefmateriaal van Nieuw-Nederland heeft het project ook een gids samengesteld van Nederlandse documenten die zich in archieven in de Verenigde Staten bevinden (Guide to Dutch Records in U.S. Repositories) en een
| |
| |
collectie kopieën van archiefstukken over Nieuw-Nederland bijeengebracht ter completering van de afdeling ‘Nederlandse Koloniale Manuscripten’ bij het archief van de staat New York. Doel van het project is het bevorderen en vergemakkelijken van onderzoek door alle bekende bronnen voor de bestudering van Nieuw-Nederland te centraliseren in de bibliotheek van de staat New York. Het project sponsort ook een jaarlijkse conferentie, het Rensselaerswijck Seminar, met lezingen en verhandelingen over verschillende onderwerpen met betrekking tot het Nederlandse koloniale erfgoed in Noord-Amerika. Deze programma's richten zich op het grote publiek en dienen als voertuig voor het presenteren van het nieuwste onderzoek naar Nieuw-Nederland. Het project geeft ook een informatie-bulletin uit, de Nieu Nederlandse Mercurius, dat fungeert als informatiepunt inzake de bestudering van de Nederlandse kolonie.
Hoewel het opnieuw een vijftien tot twintig jaar zal vergen om de vertaling van de archiefstukken te voltooien, wordt datgene wat vertaald en uitgegeven is al gebruikt door studenten in dissertaties en door onderzoekers voor monografieën en artikelen over de koloniale periode die sterk afwijken van ouder geschiedkundig werk. Enkele voorbeelden zijn Oliver Rinks Holland on the Hudson (Cornell University Press), Joyce Goodfriends Before the Melting Pot: Society and Culture in Colonial New York City (Princeton University Press), Tom Burkes Mohawk Frontier: The Dutch Community of Schenectady (Cornell University Press) en Firth Fabends A Dutch Family in the Middle Colonies, 1660-1800.
Misschien is het een verrassing (misschien ook niet) dat vertalers van oudsher niet bijzonder gewaardeerd werden en meer als een noodzakelijk kwaad werden gezien. Dante verwijst ze denkelijk naar de uiteinden van de hel. Een van de ongunstigste kwalificaties van een vertaler wordt gegeven in het Italiaanse spreekwoord traduttore, traditore (vertalers -zijn- verraders) of, om het te parafraseren: in zekere zin misleiden alle vertalers de lezer door het origineel te verbasteren. De heilige Hieronymus was nog duidelijker toen hij stelde dat een vertaling geen versie was maar een perversie. Een andere kritische geest beschreef vertalen als het leeggieten van een fles wijn in een emmer water. Maar Charles Gehrings favoriet is van de hand van Cervantes, auteur van het klassieke Don Quixote: (Een vertaling is) ‘als het bekijken van de keerzijde van een tapijt waar zoveel eindjes en draadjes zitten dat, hoewel de figuren te onderscheiden zijn, de schoonheid en precisie van het werk verduisterd wordt’. Hoewel vertalingen gefilterd moeten worden door de culturele lens van de vertaler, dwingt eerste lezing van een tekst (op zichzelf al een vertaaldaad) de vertaler om ieder woord zorgvuldig te overwegen alvorens de bredere culturele en historische context te reconstrueren. Door dit proces van woord-voor-woordanalyse kan een vertaler een zekere intimiteit met het onderwerp bereiken, die nog intenser wordt door dagelijkse omgang met de documenten.
Naarmate deze vertalingen van het Nederlandse archief van Nieuw-Nederland beschikbaar komen, komt de kolonie voor onderzoekers in een
| |
| |
nieuw daglicht te staan. Het vroegere beeld van Nieuw-Nederland als een slaperig, onbetekenend gebied, eerder irriterend voor de Engelsen dan een bedreiging voor hen vormend, bevolkt en geregeerd door komische operette-figuren - dit beeld wordt aanzienlijk gewijzigd. Onderzoekers ontdekken dat de kolonie in de eerste jaren inderdaad streed om het bestaan. In die pionierstijd verwaarloosde de Westindische Compagnie deze kolonie, die dreef op de handel in huiden, ten faveure van lucratiever belangen in Afrika en Zuid-Amerika. In 1653, tijdens de Eerste Engelse Oorlog, was Nieuw-Nederland dicht bij de totale ineenstorting. Tegen 1656 echter gaf de kolonie tekenen van herstel te zien en het potentieel om een troefkaart te worden voor de compagnie. Na het verlies van Brazilië aan de Portugezen in 1654 verschafte de WIC zijn kolonie in Noord-Amerika meer middelen, zowel in geld als in mankracht. Het gevolg van deze toegenomen belangstelling was een snelle bevolkingsgroei en een zich uitbreidende handel met de naburige Engelse koloniën. Nieuw-Nederland veranderde van een onderbevolkte, excentrisch gelegen nederzetting voor de handel in huiden tot een vrijwel zelfvoorzienend gebied, in staat om de concurrentie met New England en de tabakskoloniën op eigen kracht aan te gaan.
Onderzoekers zullen ook ontdekken dat Peter Stuyvesant, directeur van de kolonie van 1647 tot 1667, herwaardering verdient. In een crisissituatie met New England in 1653, toen dagelijks oorlogsgeruchten werden gehoord die veel onrust veroorzaakten onder de bevolking van New Amsterdam, en ondanks een Engelse blokkade van alle scheepvaart naar Nieuw-Nederland, wist Stuyvesant zo met z'n schaarse middelen te goochelen dat hij kans zag een vooruitgeschoven verdedigingswal ten noorden van de stad op te werpen (tegenwoordig bekend als Wall Street), Fort Amsterdam te versterken en een verdedigingssysteem op Long Island te organiseren om binnenvallende troepen uit Connecticut te bestrijden - en dit alles zonder zijn toevlucht te nemen tot draconische maatregelen. Zo stond hij zelf borg voor de aanleg van de beroemde wal door Manhattan tijdens de Eerste Engelse Oorlog. Volgt men nauwkeurig Stuyvesants handelingen in de raad van dag tot dag, dan ontstaat het beeld van een kundig leider die een kolonie bijeenhield die van alle kanten bedreigd werd. Hoewel hij voortdurend werd gefrustreerd door onwillige kolonisten en kooplieden, en door juridische conflicten met Rensselaerswijck, New Amstel en New Amsterdam, antwoordde hij gedetailleerd op iedere beschuldiging, op ieder verzoek of bezwaarschrift en behandelde alle zaken, daarbij steeds het belang van de Compagnie zoals hij dat zag in het oog houdend. Aangezien Stuyvesants bestuur, eindigend met het verlies van de kolonie aan Engeland in 1664, zeventien jaren omspant, is het belangrijk dat zijn directoraat in het licht van deze nieuwe informatie opnieuw wordt beoordeeld.
Recent onderzoek toont een knap gebruik van diplomatie, handel en oorlog door de Irokese Confederatie - vooral in verdragen met de regering van Nieuw-Nederland en zijn opvolger in New York - om invloed te krijgen op economie en politiek van koloniën van New France tot Virginia. Het Nieuw Nederland- | |
| |
materiaal geeft ook inzicht in de scheiding langs etnische, religieuze en geografische lijnen in de samenleving van koloniaal New York en New Yersey en de blijvende gevolgen daarvan voor de tegenwoordige samenleving. Als in een microcosmos verschaft Nieuw-Nederland een interessant vroeg model van een multi-etnische samenleving, aangezien het in zijn bevolking een breed spectrum van rassen, godsdiensten en nationaliteiten vertoont: blanken, Afrikanen en Indianen; protestanten, katholieken en joden; alle nationaliteiten van Noordwest-Europa, Spanjaarden, Polen, Italianen, Kroaten, Pruisen en Tsjechen inbegrepen.
Vertalingen van wetenschappelijk werk zijn niet de enige vruchten van het project Nieuw-Nederland. Dr. Gehring en zijn staf worden vaak uitgenodigd om over het project te komen spreken op conferenties, historische bijeenkomsten, familiereünies, festivals en museumpresentaties in de Verenigde Staten en in het buitenland. Tal van musea consulteren het project over onderwerpen die met Nieuw-Nederland te maken hebben. Aan universiteiten zijn cursussen taal en geschiedenis aangeboden om basiskennis van zeventiende-eeuws Nederlands te geven aan bibliothecarissen, archivarissen, historici, archeologen en geïnteresseerde leken. Stafleden van het project hebben archivarissen in het hele land geholpen bij het ordenen en beschrijven van hun Nederlands bezit. Het project verschaft informatie ten behoeve van restauratie van historische plaatsen, archeologisch veldwerk, in musea tentoongestelde objecten, rechtszaken, kranteartikelen, familie-organisaties en populaire en wetenschappelijke boeken. Het heeft zowel historisch advies gegeven voor de replica van Henry Hudsons schip De halve maan als voor de historische schilderingen van Leonard Tantillo. Twee nieuwe encyclopedieën, Encyclopedia of the North American Colonies (Scribner's 1993) en Encyclopedia of Colonial Wars (te verschijnen) verschaffen nieuwe en gewijzigde informatie over de geschiedenis van Nederland en van Nieuw-Nederland, bewijs van het vérreikende effect van het project. Daarbij komt nog dat activiteiten van het project hebben geleid tot gewijzigde leerboeken en curricula voor schoolkinderen in de staat New York, een uitwisselingsprogramma tussen de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden en Adirondack Community College in New York, en de oprichting van een studiegroep in Nederland, de ‘Werkgroep Nieuw-Nederland’, voor Nederlandse wetenschappers met belangstelling voor dit onderzoeksterrein. Erkenning van de rol van dr. Charles Gehring in
alle verworvenheden van het project kwam in september 1994 toen hij de Orde van Oranje-Nassau ontving, de hoogste onderscheiding die de koningin kan verlenen aan iemand die geen Nederlands staatsburger is.
Het project Nieuw-Nederland doet dit allemaal van een begroting van 100 000 dollar, voornamelijk verkregen uit toelagen van het nationale fonds voor de geesteswetenschappen. De staat New York geeft alleen kantoorruimte, telefoon- en verzendkosten; de resterende fondsen moet het project zelf zien te verwerven van privé-personen, stichtingen en het bedrijfsleven. Een steungroep, de Vrienden van Nieuw-Nederland, helpt hierbij en stelt ook twee prijzen
| |
| |
beschikbaar - de Hendrick Manuscript Prijs en de Alice Kenney Prijs - om de belangstelling voor Nieuw-Nederland te stimuleren.
In de twintig jaar van zijn bestaan is het project Nieuw-Nederland door zijn publikaties en activiteiten begonnen het gebrek aan belangstelling voor deze unieke periode uit de Amerikaanse koloniale geschiedenis om te buigen. Uiteindelijk zal de informatie uit deze archieven in geschriften over koloniaal Amerika even bekend zijn als bronnenmateriaal uit de archieven van New England en Virginia. Uiteindelijk zullen feiten in de plaats komen van verzinsels en zal de werkelijke geschiedenis van Nieuw-Nederland verteld worden. Iemand spotte eens dat Nieuw-Nederland een van de best bewaarde geheimen uit de koloniale geschiedenis is. Het project Nieuw-Nederland heeft sinds 1974 hard gewerkt om iedereen deelgenoot te maken van dit geheim en zal dit blijven doen zolang er fondsen zijn.
Vertaling: Dick Boukema
Korte bibliografie van essentiële boeken over Nieuw-Nederland
| |
Primaire gedrukte bronnen
Christoph, Peter R., ed. (1980). Administrative Papers of Governors Richard Nicolls and Francis Lovelace, 1664-1673. New York Historical Manuscripts series. Baltimore. |
Christoph, Peter R., and Florence A. Christoph, eds. (1989-1991). The Papers, Vol. I: 1674-1676; Vol. II: 1677-1678; Vol. III: 1679-1680. New York Historical Manuscripts series. Syracuse. |
Christoph, Peter R., and Florence A. Christoph, eds. (1980). Book of General Entries for the Colony of New York, 1664-1673. New York Historical Manuscripts series. Baltimore. |
Christoph, Peter R., and Florence A. Christoph, eds. (1982). Book of General Entries for the Colony of New York, 1674-1688. New York Historical Manuscripts series. Baltimore. |
Christoph, Peter R., and Florence A. Christoph, eds. (1983). Records of the Court of Assizes for the Colony of New York, 1665-1682. New York Historical Manuscripts series. Baltimore. |
Corwin, E.T., ed. (1901-1916). Ecclesiastical Records of the State of New York, 7 vols. Albany. |
Fernow, Berthold, trans. and ed. (1877-1883). Documents Relating to the Colonial History of New York, Vols. 12-14. Albany. |
Fernow, Berthold, trans. and ed. (1910). Minutes of the Orphanmasters of New Amsterdam, 1655-1663, 2 vols. New York. |
Gehring, Charles, trans. and ed. (1983). Council Minutes, 1652-1654. New York Historical Manuscripts series. Baltimore. |
| |
| |
Gehring, Charles (1995). Council Minutes, 1655-1656. New Netherland Documents Series. Syracuse. |
Gehring, Charles (1981). Delaware Papers (Dutch Period), 1648-1664. New York Historical Manuscripts series. Baltimore. |
Gehring, Charles (1977). Delaware Papers (English Period), 1664-1682. New York Historical Manuscripts series. Baltimore. |
Gehring, Charles (1990). Fort Orange Court Minutes, 1652-1660. New Netherland Documents Series, Vol. XVI, part two. Syracuse University Press. |
Gehring, Charles, trans. and ed. (1980). Land Papers, 1630-1664. New York Historical Manuscripts Dutch series. Baltimore. |
Gehring, Charles (1991). Laws and Writs of Appeal, 1647-1663. New Netherlands Documents Series, Vol. XVI, part one. Syracuse University Press. |
Gehring, Charles, and J.A. Schiltkamp, trans. and eds. (1987). Curaçao Papers, 1640-1665. New Netherland Documents. Interlaken, NY. |
Gehring, Charles, and William A. Starna, trans. & eds. (1988). A Journey into Mohawk and Oneida Country, 1634-35: The Journal of Harmen Meyndertsz van den Bogaert. Syracuse, [available Fall 1991 in paperback] |
Jameson, J.F., editor (1909). Narratives of New Netherland, 1609-1664. New York. |
O'Callaghan, Edmund B., trans. & ed. (1849-1851). Documentary History of the State of New York, 4 vols. Albany. |
O'Callaghan, Edmund B., trans. & ed. (1856-1861). Documents Relative to the Colonial History of the State of New York, 11 vols.. Albany. |
O'Callaghan, Edmund B., trans. & ed. (1868). Laws and Ordinances of The Netherlands, 1638-1674. Albany. |
O'Callaghan, Edmund B., trans. & ed. (1978). The Register of Solomon Lachaire, Notary Public of New Amsterdam, 1661-1662. New York Historical Manuscripts series. Baltimore. |
Pearson, Jonathan, trans. and ed. (1917-1919). Early Records of the City and Country of Albany and Colony of Rensselaerswyck, 4 vols. Vol. I is dated 1869. Volumes 24 revised and edited by A.J.F. van Laer. Albany. |
Scott, Kenneth, editor (1983). Minutes of the Mayors Court of New York, 1674-1675. New York Historical Manuscripts series. Baltimore. |
Van der Linde, A.P.G. Jos, trans. and ed. (1983). Old First Dutch Reformed Church of Brooklyn, New York, 1660-1752. New York Historical Manuscripts series. Baltimore. |
Van Laer, A.J.F., translator (1932). Correspondence of Jeremias Van Renssaelaer, 1651-1674. New York. |
Van Laer, A.J.F., translator (1935). Correspondence of Maria Van Renssaelaer, 1664-1689. Albany. |
Van Laer, A.J.F., translator (1974). Council Minutes, 1638-1649. New York Historical Manuscripts series. Baltimore. |
| |
| |
Van Laer, A.J.F., translator (1924). Documents Relating to New Netherland, 1624-1625. San Marino, California. |
Van Laer, A.J.F., translator (1926-1932). Minutes of the Court of Albany, Rensselaerswyck and Schenectady, 3 vols. Albany. |
Van Laer, A.J.F., translator (1922). Minutes of the Court of Rensselaerswyck, 1648-1652. Albany. |
Van Laer, A.J.F., translator. (1974). Register of the Provincial Secretary, 3 vols. New York Historical Manuscripts series. Baltimore. |
Van Laer, A.J.F., translator (1908). Van Rensselaer Bowier Manuscripts. Albany. |
Versteeg, Dingman, trans., Peter R. Christoph, Kenneth Scott and Kenn Stryker-Rodda, eds. (1976). Kingston Papers. New York Historical Manuscripts series. Baltimore. |
| |
Secundaire bronnen
Bachman, van Cleaf (1969). Peltries or Plantations: The Economic Policies of the Dutch West India Company in New Netherland, 1623-1639. Baltimore. |
A Beautiful and Fruitful Place: selected Rensselaerswyck Seminar Papers. Edited and indexed by Nancy Anne McClure Zeller with introduction by Charles T. Gehring, (1991). New Netherland Publishing. [contains 31 articles from the first ten Rensselaerswyck Seminars of the New Netherland Project] |
Blackburn, Roderic H. (1988). Remembrance of patria: Dutch Arts and Culture in Colonial America, 1609-1776. New York. |
Burke, Thomas E. (1991). Mohawk Frontier: The Dutch Community of Schenectady, New York, 1661-1710. Ithaca, NY: Cornell University Press. |
Cohen, David Steven (1992). The Dutch-American Farm. (The American Social Experience Series, No. 24) New York & London: New York University Press. |
Colonial Dutch Studies: An Interdisciplinary Approach. Edited by Eric Nooter and Patricia U. Bonomi. (Includes papers on historiography, documentary sources, archeology, arts and future direction.) (1988). New York. |
Fabend, Firth H. (1991). A Dutch Family in the Middle Colonies, 1660-1800. New Brunswick, NJ: Rutgers University Press. |
Gehring, Charles (1978). A Guide to Dutch Manuscripts Relating to New Netherland. Albany. |
Goodfriend, Joyce (1978). Before the Melting Pot: Society and culture in Colonial New York City, 1664-1730. Princeton, NJ: Princeton University Press. |
Johnson, Donald (1992). Charting the Seas of Darkness: The Four Voyages of Henry Hudson. New York. |
Kenney, Alice P. (1989). Stubborn for Liberty: the Dutch in New York. Syracuse, 1975. Reprint. Syracuse (paperback). |
Narrett, David E. (1992). Inheritance and Family Life in Colonial New York City. Ithaca: Cornell Univ. Press. |
| |
| |
New Netherland Studies: An Inventory of Current Research and Approaches (1985). Albany Institute. |
New World Dutch Studies: Dutch Arts and Culture in Colonial America, 1609-1776. Proceedings of the Symposium on the same topic held August 2-3, 1986 in conjunction with the exhibition Remembrance of Patria Albany Institute, 1987. |
Nissenson, Samuel G. (1937). The Patroon's Domain. New York. |
Norton, Thomas Elliot (1974). The Fur Trade in Colonial New York, 1686-1776. Madison. Wisc. |
O'Callaghan, Edmund B. (1886). Calendar of Historical Manuscripts in the Office of the Secretary of State, Albany, New York, 2 vols. Vol. 1, Dutch Manuscripts, 1630-1664. Vol. 2, English Manuscripts, 1664-1776. Albany. |
O'Callaghan, Edmund B. (1855). History of New Netherland: or, New York under the Dutch, 2 vols. New York. |
Rink, Oliver A. (1986). Holland on the Hudson: An Economic and Social History of Dutch People. Ithaca, NY: Cornell Univ. Press. [Now available in paperback] |
Stokes, I.N. Phelps. (1915-1928). The Ivonography of Manhattan Island, 1498-1909, 6 vols. New York (a collection of every drawing, map, illustration available dealing with property on Manhattan). |
Voorhees, David. ‘In Behalf of the true protestants religion: The Glorious revolution in New York’ (forthcoming from Johns Hopkins University Press). |
Wilcoxen, Charlotte (1987). Dutch Trade and Ceramics in America in the Seventeenth Century. Albany. |
Wilcoxen, Charlotte (1981). Seventeenth century Albany: A Dutch Profile. Albany. |
|
|