| |
| |
| |
Diversen
Oproep
Basis Poëzie op ruimere basis? Op het jongste IVN-colloquium te Nijmegen was de werkbijeenkomst poëzie geheel gewijd aan één onderwerp, te weten de samenstelling en annotatie van een bloemlezing bestaande uit moderne gedichten die van een beperkte woordenschat gebruik maken. In NEM 44 (voorjaar 1985) schreef ik voor het eerst over de plannen voor zo'n bloemlezing. In het verslagboek van het Negende Colloquium staat een uitgebreidere voorstelling van de bundel die inmiddels Basis Poëzie is gaan heten en waarvan voorlopig een twintigtal exemplaren beschikbaar zijn. In zijn huidige staat is Basis Poëzie een verzameling van zowat 40 gedichten van 25 verschillende dichters uit de periode van 1920 tot vandaag. Per gedicht wordt ieder woord dat niet in het Basiswoordenboek te vinden is zoveel mogelijk verklaard aan de hand van woorden die wel in het Basiswoordenboek staan.
Het bundeltje geeft uitsluitend gedichtteksten en woordverklaring. Enige literair-historische toelichting of situering is er niet bij. Dat is natuurlijk een gemis en in eerste instantie wil ik nu een bondige literair-historische handleiding bij de bloemlezing schrijven, ook weer met gebruikmaking van een beperkte woordenschat. Of dat zal lukken binnen de nauwe lexicale perken van het Basiswoordenboek moet de praktijk uitwijzen.
De eerste reacties op Basis Poëzie zijn alleszins gunstig geweest. Dat heeft mij ertoe aangezet aan een uitbreiding van het experiment in andere richtingen te denken: andere periodes, andere literaire vormen. Het moet mogelijk zijn verscheidene bloemlezingen in de trant van Basis Poëzie samen te stellen. Niet alleen oudere poëzie komt daarvoor in aanmerking, er is ook plaats voor (scheppend, kritisch en/of beschouwend) proza en voor toneel. Voor ieder geval afzonderlijk is te bezien of dergelijke bloemlezingen en de bijbehorende handleidingen het Basiswoordenboek als lexicale maatstaf kunnen aanhouden of niet, in welke mate oudere teksten gemoderniseerd kunnen of mogen of moeten worden, en zo meer. Deze methodologische kant van de zaak is wellicht minder eenvoudig dan hij lijkt. Zeker is echter dat, hoe de modaliteiten ook uitvallen, een reeks bloemlezingen van deze aard voor het literatuuronderwijs aan anderstaligen een wezenlijke aanwinst kan betekenen.
Als er onder de lezers van NEM iemand bereid is zich in te zetten voor de samenstelling en annotatie van één zo'n bloemlezing (moderne eenakters, naturalistische verhalen, Romantische poëzie, oudere literatuur, noem maar op), dan wil ik dat graag vernemen. De Nederlandse Taalunie heeft zich reeds bereid verklaard straks mee naar publikatiemogelijkheden te zoeken. Mijn adres is: Department of Dutch, University College London, Gower Street, London WC1E 6BT, Groot-Brittannië.
Theo Hermans
| |
| |
| |
Zomercursussen Nederlandse taal en cultuur
De data voor de zomercursussen Nederlandse taal en cultuur in 1987 zijn bekend:
Breukelen: 20 juli-8 augustus 1987
opgeven bij:
Bureau Congressen van de Centrale Directie Internationale Betrekkingen van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, Postbus 25000, 2700 LZ Zoetermeer;
Gent: 1-22 augustus 1987 (onder voorbehoud)
opgeven bij: prof. dr. F. van Passel,
Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Administratie voor Onderwijs en Permanente vorming, Internationale Samenwerking, Kunstlaan 43, 1040 Brussel;
Hasselt - Diepenbeek: 2-16 augustus 1987
opgeven bij: prof. dr. J.G. Wilmots, Wetenschappelijk Onderwijs Limburg, Universitaire Campus, B-3610 Diepenbeek.
(mk)
Tijdens het laatste Collequium Neerlandicum waren in Nijmegen op een tentoonstelling van leermiddelen ook brochures van het Informatie- en Documentatiecentrum voor de Geografie van Nederland (IDG) te zien. Omdat docenten in het buitenland steeds weer op de behoefte aan bruikbaar materiaal voor het onderwijs in de kennis van land en volk wijzen, leek het de redactie nuttig aan deze publikaties aandacht te besteden.
Het IDG, een inmiddels eenentwintig jaar oude instelling, verstrekt voorlichting over de geografie van Nederland aan buitenlandse belangstellenden. In het kader van deze algemene doelstelling worden o.a.
- | verzoeken om informatie beantwoord, |
- | voorlichtingsbrochures gepubliceerd en |
- | conferenties georganiseerd of bezocht. |
Voor docenten Nederlands zijn vooral de brochures van belang. Het IDC heeft een tweetal reeksen ontwikkeld, die in nauwe samenwerking met het Ministerie van Buitenlandse Zaken worden uitgegeven. Het eerst verschenen drie publikaties die een algemeen overzicht verschaffen: de Kleine Geografie van Nederland een Wandkaart van Nederland en de Kleine Foto-atlas van Nederland.
Van de Kleine Geografie verscheen in 1985 een geheel herziene editie. Op elke dubbele bladzijde van het ruim 40 pagina's tellende boekje wordt (tekst links, kaarten e.d. rechts) één onderwerp behandeld. Aan bod komen daarbij niet alleen bekende thema's zoals landaanwinning, Zuiderzee- en Deltawerken, maar ook de economie, ruimtelijke ordening, milieuproblemen enz.
De Kleine Foto-atlas vult dit aan. Foto's, kaartfragmenten en analyserende toelichtingen verduidelijken de reeds aan de orde gestelde onderwerpen of gebieden. Door het veelvuldig en overwogen gebruik van vogelvlucht-opnamen komen oude en nieuwe kaarten vaak op een verrassende manier tot leven.
Deze twee brochures en de vrij eenvoudige Wandkaart (schaal
| |
| |
ca. 1:300.000) waarvan in 1982 een derde, vernieuwde versie uitkwam, zijn er in twaalf talen (Arabisch, Deens, Duits, Engels, Frans, Indonesisch, Italiaans, Japans, Nederlands, Pools, Portugees en Spaans). Zoals bij zijn andere voorlichtingspublikaties ook, is het IDG voor de inhoud verantwoordelijk, terwijl het ministerie de vertaal- en drukkosten draagt. De drie publikaties worden gemiddeld elke drie à vijf jaar herzien en geactualiseerd.
Om de buitenlandse belangstelling ook van recente ontwikkelingen en de laatste statistische gegevens op de hoogte te kunnen houden, brengt het IDG sinds 1976 tevens een jaarlijks verschijnend Bulletin uit. Ongeveer de helft ervan bestaat uit een hoofdartikel over een thematisch of regionaal onderwerp. In de tweede helft vindt de lezer ieder jaar de hoofdstukken ‘Statistiek’, ‘Korte Notities’ (over ondermeer verkeer, waterstaatkundige werken en ruimtelijke ordening) en ‘Bibliografie’.
In het mij ter bespreking verstrekte achtste nummer handelt het hoofdartikel over ‘Het Noorden’ van Nederland, dat wil zeggen de provincies Groningen, Friesland en Drent(h)e. Aan een drietal thema's wordt speciaal aandacht besteed: eerst het Waddengebied en de daar optredende conflicten tussen de belangen van economische ontwikkeling en natuurbehoud, dan de rijke variatie van landschap en nederzettingsvormen in deze provincies en tot slot de stagnerende economische ontwikkeling aldaar. De tweede helft bevat naast de reeds genoemde punten o.a. een lijst van musea, voorlichtingsdiensten en andere nuttige instellingen. Deze gegevens zijn bedoeld voor hen die excursies naar Nederland voorbereiden of rechtstreeks bij bepaalde instanties informatie willen aanvragen.
De Bulletins verschijnen behalve in het Nederlands in het Duits, Engels en Frans. Van sommige jaargangen is er ook een Spaanse uitgave.
Omdat enkele regio's in een bijzondere belangstelling bleken te staan, werd naast de al beschreven publikaties een drietal geografische gidsen samengesteld. Ze bestaan uit een algemene introductie en een beschrijving van één of meer excursieroute(s). De drie onderwerpen zijn:
- | Zuiderzee/IJsselmeer (3e editie 1981), |
- | Zuidwest-Nederland (Rotterdam, Europoort, Delta; 3e editie 1984) en |
- | Randstad Holland (1980). |
Van deze gidsen is eveneens een Duitse, Engelse en Franse versie verkrijgbaar.
De oplagecijfers van de IDG-publikaties rechtvaardigen de schatting dat al vele tienduizenden er kennis van hebben genomen. In de aanloopfase was een dergelijk succes beslist niet te voorzien. Slechts een beperkt aantal buitenlandse geografen was er toen van op de hoogte dat deze instelling hun informatieproblemen kon oplossen, en alleen personen of instellingen met zeer specifieke vragen werden bijvoorbeeld door Nederlandse ambassades doorverwezen naar het IDG. In de eerste zeven jaren was dan ook 28 percent van de aanvragen afkomstig van auteurs en uitgevers van leermiddelen, terwijl hun percentage thans onder de vijf ligt. De veruit grootste groep bestaat nu uit leraren, gevolgd door stafleden en studenten uit de verschillende vormen van tertiair onderwijs.
| |
| |
De laatste zin brengt ons weer terug naar het begin van deze bespreking, naar de docenten Nederlands extra muros. Kunnen zij deze publikaties voor hun onderwijs in de kennis van land en volk gebruiken? Ik zou deze vraag zonder meer willen beamen. De boekjes zijn weliswaar o.a. voor leraren aardrijkskunde en studenten in de geografie bestemd, maar de teksten zijn zo geschreven dat een belangstellende leek ze probleemloos kan begrijpen.
Hetzelfde geldt voor de financiële kant. Alle publikaties van het IDG worden namelijk gratis verspreid en zijn zowel bij de Nederlandse ambassades en consulaten als rechtstreeks via het Bureau van het IDG verkrijgbaar (adres: Geografisch Instituut van de Rijksuniversiteit, Heidelberglaan 2, Postbus 80115, 3508 TC Utrecht). Het IDG is bovendien te allen tijde bereid vragen te beantwoorden en nadere informaties, documentatiemateriaal of literatuuropgaven te verstrekken.
E. Püschel, Ruprecht-Karl-Universität, Heidelberg
| |
‘Colloquium on Dutch Linguistics’ in Berkeley
Het ‘Dutch Studies Program’ van de University of California, Berkeley (UCB) organiseerde op zaterdag 9 november 1985, in samenwerking met ‘The Berkeley Linguistics Society’ een druk bijgewoond ‘Colloquium on Dutch Linguistics’.
Na het welkomstwoord van de directeur van het ‘Program’, prof. Johan Snapper, werd het Colloqium officieel geopend door Joop Jeurissen, Consul-Generaal van Nederland in San Francisco, die zich o.m. ‘in de geest van de Taalunie’ verheugde over de grote belangstelling voor de Neerlandistiek in één van Amerika's meest prestigieuze universiteiten. Voor de Nederlandse taalkunde in de Verenigde Staten was dit colloquium inderdaad een hoogtepunt, waarbij zowel Amerikaanse als Europese linguïsten een gevarieerd en bijzonder goed gestoffeerd overzicht gaven van wat de linguïstiek van het Nederlands op dit moment zowel in het nieuwe als in het oude continent bezig houdt en te bieden heeft.
Jeanne van Oosten (UCB), die voor de organisatie van het colloquium verantwoordelijk was, opende zelf de lange rij van sprekers met een uiteenzetting over Sitting, Standing and Lying in Dutch: A Prototype Analysis. Vervolgens werd het woord genomen door de verantwoordelijke voor het onderwijs in het Nederlands aan de University of California, Los Angeles (UCLA), Robert Kirsner On Being Empirical with Indirect Objects: The Subtleties of ‘aan’. Na hem sprak de eerste Europeaan, Jan Renkema (Kath. Hogeschool Tilburg) over The Stylistics of Dutch ‘Officialese’. Daniel Brink van de Arizona State University behandelde Lambert ten Kate's Views on the Linguistic Relationships among European Languages. Thomas F. Shannon, van de plaatselijke UCB, besloot tenslotte de ochtendzitting met een lezing over Preference Laws and Dutch Syllable Structure.
Na de lunch was het woord allereerst aan Marisa Garrett, een graduate student van de UCB, die handelde over The Flemish Movement
| |
| |
and the Restauration of Dutch in Belgium. Vincent J. van Heuven (Universiteit Leiden) berichtte over Some Acoustic Characteristics and Perceptual Consequences of Foreign Accent in Dutch Spoken by Turkish Immigrant Workers. Volgde een lezing van Pieter Tiersma (UCB) over Language Change in a Bilingual Community: Some Frisian Data en de rij werd afgesloten door Roland Willemyns van de Vrije Universiteit Brussel, die het had over Communicative Competence in Native Speakers. (De tekst van alle lezingen zal in de Acta van het Colloquium worden gepubliceerd.)
Het colloquium werd besloten met een receptie aangeboden door de ‘Netherlands-America University League of California’, een recent opgerichte vereniging, die ten doel heeft de belangstelling voor de cultuur van de Lage Landen te stimuleren.
Het Dutch Studies Program van de UCB heeft met deze bijzonder geslaagde conferentie niet alleen de Neerlandistiek in Amerika een grote dienst bewezen maar bovendien aangetoond, dat in de Bay Area de nodige deskundigheid voorhanden is om binnenkort te starten met een Research Centre on Dutch Linguistics, een project dat Berkeley, in samenwerking met de University of Stanford op poten aan het zetten is. Gehoopt wordt om, met additionele mankracht uit België en Nederland en met financiële steun van de Nederlandse Taalunie, in januari 1987 van start te gaan en aldus een initiatief te nemen dat uniek is voor de Verenigde Staten.
Wijzen we er tenslotte nog op dat in juni 1986 de American Association for the Advancement of Netherlandic Studies (AANS), waar Johan Snapper voorzitter van is, in An Arbor, Michigan een driedaagse conferentie organiseert, die helemaal aan Language, Literature and Culture of the Low Countries is gewijd. Het zal dus voor iedereen duidelijk zijn dat het de Neerlandistiek in de V.S. voor de wind gaat en dat het bovengenoemde Berkeley-Stanford project op zijn tijd komt en ten volle verdient te worden gesteund door iedereen die de Neerlandistiek Extra Muros een goed hart toedraagt.
R. Willemijns, Vrije Universiteit Brussel
| |
Het vijfde Seminarium voor Nederlandse Taal en Cultuur te Amsterdam
Van 16 t/m 27 september 1985 werd in Amsterdam voor de vijfde maal het Seminarium voor Nederlandse Taal en Cultuur gehouden.
Het Seminarium kan misschien het best worden omschreven als een zomercursus voor ver gevorderde buitenlandse nederlandisten. Als: nascholing voor hen die Breukelen voorbij zijn. De deelname staat namelijk open voor hen die al een uitstekende kennis van het Nederlands hebben. Meestal zijn dat niet-Nederlanders die buiten Nederland op secundair of tertiair niveau Nederlands onderwijzen.
Over het ontstaan van het Seminarium kan in het kort het volgende worden gezegd: het is een spruit van de Zomercursus voor Nederlandse Taal en Cultuur, vroeger in Nijmegen, nu in Breukelen. Die is traditioneel bestemd voor studenten die al een redelijke kennis van het Nederlands hebben, zodat ze bijvoorbeeld zonder al te veel moeite de lezingen in het Ne- | |
| |
derlands kunnen volgen. Er meldden zich echter dikwijls enthousiastelingen aan die dat peil nog niet hadden bereikt. Om ze niet te hoeven weigeren, is er in de loop der tijd aan de Zomercursus een beginnersprogramma toegevoegd. Binnen het grote geheel van de Breukelense cursus wordt ook taalonderwijs geboden aan hen die bij strengere normen onmogelijk van het gebodene zouden kunnen profiteren. Eenvoudig gezegd: in Breukelen worden eigenlijk twee programma's aangeboden, een voor niet-beginners en een voor beginners.
Toen deze situatie, al in Nijmegen, was ontstaan, is het plan opgevat om ook tot een uitbreiding te komen in de richting van nederlandisten die het tegenovergestelde van beginners zijn. Dat plan heeft wat moeten wachten op verwerkelijking, maar kon worden gerealiseerd toen het sterke ondersteuning kreeg van de zijde van de culturele afdeling van de Nederlandse ambassade in Bonn. Daar had men geconstateerd dat speciaal in de Bondsrepubliek de belangstelling voor zo'n gevorderden-cursus groot zou zijn. Het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen heeft het toen mogelijk gemaakt om een cursus van een dergelijk type te organiseren.
De organisatorische voorbereiding en leiding van de cursus werd toevertrouwd aan het Bureau Congressen, met name aan de heer R.O. van Ravenswaay. De inhoudelijke voorbereiding en algemene leiding werd in handen gelegd van ondergetekende.
In oktober 1981 ging het Seminarium voor Nederlandse Taal en Cultuur van start. Als standplaats werd Amsterdam gekozen. De deelnemers werden gehuisvest in het Internationaal Centrum van het Koninklijk Instituut voor de Tropen, om budgettaire redenen met zijn tweeën op één kamer. Er was plaats voor twintig cursisten, die in het eerste jaar, gezien het Bonnse initiatief, nog allemaal uit de Bondsrepubliek kwamen. Ook in de volgende jaren waren de West-Duitsers veruit in de meerderheid: 13 in 1982, 9 in 1983, 10 in 1984, 10 in 1985. Daarnaast kwamen er regelmatig deelnemers uit Frankrijk (2 in 1982, 3 in 1983, 4 in 1984, 1 in 1985), Engeland (2 in 1982, 1 in 1983, 1 in 1984, 1 in 1985), Polen (2 in 1983, 2 in 1984, 2 in 1985) en was er verspreide deelname uit België, DDR, Denemarken, Hongarije en Luxemburg.
Het Seminarium duurt twee weken en wordt sinds 1983 gehouden in september. Voor 1986 is de aanvang bepaald op 8 september. De deelname is voor de cursisten gratis. Alleen de reis naar Amsterdam en terug naar huis komt voor eigen rekening.
Het programma omvat lezingen, taallessen, discussies, excursies en bezoeken aan theater, concertzaal of bioscoop. Die laatste programma-onderdelen kunnen praktisch nooit tevoren in het programma-boekje worden vermeld, omdat pas op het moment zelf uit het culturele aanbod een keus kan worden gemaakt. Toch nemen ze uiteraard een belangrijke plaats in. Tijdens het Seminarium van 1985 werden voorstellingen bijgewoond van ‘De beproeving die ik haar oplegde’, een voor toneelgroep Centrum gemaakte toneelbewerking van een novelle van Vestdijk, en van de rock-opera ‘Ik Jan Cremer’. Er werd een concert beluisterd van het Nederlands Philharmonich Orkest, o.l.v. Edo de Waart, in de grote zaal van het Concertgebouw.
De excursies gingen naar Den Haag (o.a. Binnenhof en Eerste
| |
| |
Kamer, maar ook het panorama van Mesdag) en Haarlem (o.a. Teylers Museum). In Amsterdam zelf was een rondleiding georganiseerd in het Amsterdams Historisch Museum. En ook een wandeling langs een aantal historische plekken in de binnenstad. Tijdens die wandeling konden de cursisten ook even binnenwippen in het Koninklijk Paleis op de Dam.
De lezingen betroffen onderwerpen als moderne poëzie, toneel, politiek, geestelijke stromingen in Nederland. Er was ook aandacht voor ‘onderwijs aan anderstaligen in een taalgrenssituatie’ en voor het Certificaat Nederlands als vreemde taal. In verband met de lezing over minderheden in Nederland werd ook een bezoek gebracht aan een instelling waar immigranten onderwijs in het Nederlands krijgen op een minder academisch niveau.
Wie inlichtingen zou wensen over het Seminarium voor Nederlandse Taal en Cultuur kan zich wenden tot het Bureau Congressen van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, postbus 25000, 2700 LZ Zoetermeer, tel. 079-532870.
Eventueel ook tot
A. van Zoest, Rijksuniversiteit Utrecht
| |
Frequentie-woordenboeken
Onder auspiciën van de Werkgroep Frequentie-onderzoek van het Nederlands zijn twee frequentie-woordenboeken verschenen, nl.:
- | Woordfrequenties in geschreven en gesproken Nederlands (red. P.C. Uit den Boogaart). Oosthoek, Scheltema & Holkema, Utrecht, 1975, en: |
- | Spreektaal. Woordfrequenties in gesproken Nederlands (red. Eveline D. de Jong). Bohn, Scheltema & Holkema, Utrecht, 1979. |
Deze boeken bevatten allebei frequentielijsten van woordvormen (alfabetisch geordend en naar dalende frequentie), van lemmata (alfabetisch geordend) en van woordklassen (tokens en types). Woordfrequenties bevat bovendien een lijst van frequentieklassen. Spreektaal een lijst van dekkingspercentages. Het materiaal van Spreektaal is ingedeeld volgens de variabelen gesprekssituatie, geslacht, leeftijd en opleidingsniveau.
Enige tijd geleden nam de uitgever contact op met de Werkgroep over het probleem van het groot aantal onverkochte exemplaren van deze frequentie-woordenboeken. Er werd toen in gezamenlijk overleg besloten de boeken in enkele tijdschriften tegen sterk verminderde prijs aan te bieden. Toen deze actie beëindigd was, wilde de uitgever de nog steeds aanzienlijke restvoorwaarden vernietigen. Na overleg met de Werkgroep werd overeengekomen dat de onverkochte exemplaren zouden worden opgeslagen in een gebouw van de Universiteit van Amsterdam en gebruikt zouden worden om ten geschenke te geven aan belangstellende studenten, bijvoorbeeld ter gelegenheid van een doctoraal- of licentiaatsexamen.
Gezien de aanwezige restvoorraad hoeft dit laatste niet beperkt te blijven tot de Universiteit van Amsterdam. Aan de instituten of afdelingen voor Nederlands en Algemene Taalwetenschap van de universiteiten in België en Nederland is meegedeeld, dat ze een aantal exemplaren voor bovengenoemd doel kunnen aanvragen. Maar dit aanbod geldt ook voor de buitenlandse neerlandistiek.
| |
| |
De boeken worden gratis ter beschikking gesteld, maar de verzendkosten moeten de geadresseerde in rekening worden gebracht. Bij verzending naar verre landen kunnen die kosten natuurlijk erg oplopen. Maar als deze of gene docent extra muros eens in Amsterdam moet zijn, kan hij of zij ook een aantal boeken afhalen.
U kunt uw aanvragen richten tot de voorzitter van de Werkgroep, prof. dr. B. Tervoort, Instituut voor Algemene Taalwetenschap, Universiteit van Amsterdam, Spuistraat 210, 1012 VT Amsterdam, tel. 020-5253853, b.g.g. 5253864. Op dit adres kunnen de aangevraagde boeken ook worden afgehaald.
J. de Rooij
| |
Parijs-IV: Promotie Jan Groot
Op zaterdag 24 november 1984 verdedigde de in Frankrijk wonende Nederlandse oratoriaan Jan Groot aan de universiteit Parijs-IV zijn proefschrift L'inspiration romanesque de Herman de Man: proto-histoire du régionalisme matri-centrique. Het merkwaardige van dit proefschrift is ten eerste dat de kandidaat daar zegge en schrijve 17 jaar over gedaan heeft (zij het niet onafgebroken en ook niet uitsluitend) en ten tweede dat het oorspronkelijk zuiver literaire opzet zich geleidelijk in psychoanalytische richting heeft ontwikkeld, zoals uit de (later toegevoegde) ondertitel blijkt. Vandaar het voor een soutenance de 3ème cycle ongewoon grote aantal juryleden. Onder voorzitterschap van dr. A. van Zoest, professeur associé, bestond de jury niet alleen uit prof. em. P. Brachin als promotor en de heer L. Fessard, docteur-ès lettres, maar ook uit een tweetal specialisten in de psychologie, resp. de psychoanalyse: prof. J. Claes uit Antwerpen en (met adviserende stem) dr. med. P. Soliè uit Parijs.
Eenstemmig heeft de jury besloten om op het diploma van pater Jan Groot, als blijk van waardering voor het grondig en volhardend werk, dat werd verricht, het predikaat Très Bien te vermelden.
P. Brachin
| |
Cassettes van radioprogramma's
U kunt door het storten van f 10, - per cassette op postbankrekening 444600 t.n.v. VPRO, Hilversum, Nederland de opnamen bestellen van de radioprogramma's uit de serie Meesters der voordrachtkunst, compilaties van verhalen die in 1979-1982 voor de radio zijn voorgelezen door:
- | Maarten Biesheuvel ‘Radioverhalen 1’ en ‘Radioverhalen 2’ |
- | Remco Campert ‘Een mooi moment’ |
- | Remco Campert ‘De Harm en Miepje Kruk Story’ |
- | Johnny van Doorn ‘Oorlog en Pap’ |
- | A.J. Heerema van Vos ‘Personages’ |
- | Henk J.A. Hofland ‘Het gesprek van de dag’ |
- | Ischa Meijer ‘Mijn eigen wereldgeschiedenis’ |
| |
| |
- | Levi Weemoedt ‘Radioverhalen’ |
Het IVN-secretariaat is bereid te bemiddelen bij de aanschaf en verzending.
(mk)
| |
Wandkaart op stok van Nederland
Bij de firma Commee, Kerkhoekstraat 24, 4401 Yerseke (tel. 01131-1235) zijn wandkaarten van Nederland op stok verkrijgbaar, waar ook het grensgebied met de Bondsrepubliek en een gedeelte van Nederlandstalig België op voorkomt. Aan de oostzijde wordt de kaart begrensd door de plaatsen Emden, Nordholm, Gronau, Borken, Duisburg, Dusseldorf en Kerpen, aan de zuidzijde door de plaatsen Meulebeke, Brussel, Tienen, Sint Truiden, Tongeren en Aachen. De kaart kost ± f 55,-.
(mk)
| |
Export van boeken en tijdschriften
Van Frank Pluijmers, voormalig docent aan de University of Sheffield en thans verbonden aan het Atlantic College in Wales, ontvingen wij een loftuiting aan het adres van de firma IVEC, Flevolaan 60 G, Postbus 154, 1380 AD Weesp, Nederland (tel. 02940-15415). Deze firma specialiseert zich in de export van boeken en tijdschriften over de hele wereld. Zowel over de snelheid van aflevering als over de prijs - zelfs inclusief de portokosten liggen de prijzen ± 10 procent onder de winkelprijzen in Nederland - is dhr. Pluijmers zeer tevreden. Wellicht kunt u er ook uw voordeel mee doen!
(mk)
|
|