Neerlandica extra Muros. Jaargang 1985
(1985)– [tijdschrift] Neerlandica extra Muros / Internationale Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||
Er-rare humanum sed non necesse est: Enkele bijzonderheden over het niet-gebruiken van het ‘pronominale’ erGa naar eind1
|
(1) | Het meisje waar hij mee gepraat heeft. |
zijn minstens even gewoon als het ‘korrekte’:
(1) | Het meisje met wie hij gepraat heeft. |
Nog veel interessanter is het gebruik van [-r] vormen met niet-menselijke referenten. Als je het zeventigtal voorzetsels die het Nederlands rijk is goed bekijkt, kom je tot de verontrustende konklusie dat slechts een kleine minderheid ervan [+r] pronomina toestaat. Voorts zijn er belangrijke beperkingen op [+r] pronominalisering bij sommige preposities die deze wel toestaan. In bepaalde gevallen is de keus tussen [+r] en [-r] mogelijk. Bij andere voorzetsels wordt het probleem door omschrijvingen en bijwoorden omzeild. Zulke bijzonderheden vormen de kern van dit artikel.
Ten eerste kunnen we al heel wat van die 70 voorzetsels buiten beschouwing laten. Op enkele inzichtsloze woordenboekverslaafden na zul-
len onze leerlingen geen zinnen gaan maken met verouderde of formele preposities zoals nopens (= naar aanleiding van), in de trant van:
(2) | *Waarnopens is dit geschied?Ga naar eind5 |
Zodoende komen we tot een overzichtelijke lijst van ‘uitzonderingen’, die we in drie groepen kunnen samenvatten: tijdsbepalingen, achterzetsels en overige gevallen.
De meeste tijdsbepalingen met voorzetselgroepen laten geen [+r] pronominalisering toe. Dat weet elke Nederlander intuïtief, maar het blijft het vermelden waard voor de leerling. Het duidelijkst zijn de gevallen waarin de bijwoorden toen, dan en wanneer een specifiek tijdstip anaforisch vervangen:
(2) | In 1955 ben ik voor het laatst in Los Angeles geweest. |
in 1955 kan vervangen worden door toen:
(2') | Toen ben ik voor het laatst in Los Angeles geweest. |
Voor de engelstalige leerling biedt dit geen enkel probleemGa naar eind6; dat dat ook voor alle ‘exotische’ talen zou gelden, kan ik me moeilijk voorstellen. Met betrekkelijke bijzinnen wordt het echter meteen al ingewikkelder. Wie zou er kunnen voorspellen (en waarom wordt de leerling nooit verteld) dat het vertrouwde dat als betrekkelijk voornaamwoord een hele voorzetselgroep vertegenwoordigt?
(3) | Ze verheugt zich nu al op de dag dat/waarop ze haar proefschrift afkrijgt.Ga naar eind7 |
De overgrote meerderheid voorzetselgroepen met tijd kent geen [+r] pronomina. De zinnen (4) en (5) zijn zowel ongrammatikaal als onnederlands; (6) is twijfelachtig:
(4) | *Daarsinds heb ik hem nooit meer gezien. |
(5) | *Waarmee heeft hij die nieuwe fiets gekregen? Met zijn verjaardag. |
(6) | ?De periode waartijdens deze stad haar grootste bloei gekend heeft, werd gekenmerkt door vrede en welvaart.Ga naar eind8 |
Verschillende faktoren maken zulke zinnen minder waarschijnlijk. Aangezien de [+r] vormen van huis uit bijwoorden van plaats zijn, ligt het voor de hand dat ze het nauwst verbonden zijn met voorzetselgroepen die plaatsen aanduiden, ook al is dit niet uitsluitend het geval. Als je zegslieden afwijkende voorbeeldzinnen laat beoordelen waarin [+r] vormen betrekking hebben op tijd in plaats van plaats, proberen ze meestal de [+r] vorm toch als plaatsbepaling op te vatten, en raken ze in de war als het niet lukt:
(7) | Zondag is mijn enige rustdag. *Daarop blijf ik meestal thuis. |
Theoretisch zou men verwachten dat [+r] vormen ook als tijdsbepaling op te vatten zijn. In de praktijk is deze mogelijkheid uitgesloten, waardoor er geen dubbelzinnigheid tijd-plaats kan ontstaan.
Verschillende voorzetsels die hoofdzakelijk voor plaatsbepalingen worden gebruikt komen ook in een paar uitdrukkingen met tijd voor. Zoals de meeste idiomatische uitdrukkingen dulden ze geen kreatief geknutsel; [+r] pronominaliseringen zijn dan òf zinloos òf lachwekkend. De volgende voorbeelden met varianten op uitdrukkingen als tussen de middag en door de week zijn op z'n best raar:
(8) | *De middag, waartussen ik altijd mijn brood opeet, is veel te kort. (< tussen de middag) |
(9) | *Waardoor was Kortjakje ook alweer altijd ziek? (< door de week) |
(10) | Ze zeggen dat de zomer vrij droog was. Ik kan er eigenlijk niet zo goed over oordelen *want ik ben ervan naar het buitenland geweest. (< van de zomer) |
De meeste niet idiomatisch gebonden tijdsbepalingen met voorzetsels vergen bij pronominalisering omschrijvingen als die tijd, welke tijd of andere specifieke uitdrukkingen:
(11) | Hij haalt ons om acht uur af. Tegen die tijd ben ik al lang klaar. |
(12) | Over hoeveel tijd is het geld dan op? |
In het Engels vinden we bij vergelijkbare zinnen dergelijke omschrijvingen of bijwoordelijke uitdrukkingen terug, hetgeen doet vermoeden dat hier algemen(er)e principes aan het werk zijn.
Bij bepaalde voorzetsels met tijd zijn [-r] betrekkelijke voornaamwoorden de regel. Daarbij konstateer ik een duidelijke voorkeur voor welk(e) boven die/dat, hetwelk mogelijkerwijs met het sterke schrijftaal-karakter van dergelijke zinnen samenhangt, doch er zullen ook andere faktoren een rol spelen. Als voorbeeld daarvan moge deze grammatikaal aanvaardbare tegenhanger van (6) dienen:
(13) | Het was een periode tijdens welke de president op ongekende wijze optrad. |
Verschillende voorzetsels met tijd hebben gelexikaliseerde anaforische vormen:
sinds → sindsdien
na → nadien
voor → voordien
De spreektaal geeft wel de voorkeur aan de gelexikaliseerde bijwoorden daarna, erna boven sindsdien, nadien en aan daarvoor boven voordien.Ga naar eind9 Daarop is ook gelexikaliseerd en kan dus niet als pronominalisering van op in een vrije tijdsbepaling dienen (vgl. (7)).
Behalve dergelijke gelexikaliseerde vormen komen [+r] pronomina alleen voor bij bepaalde soorten betrekkelijke bijzinnen zoals die in (3) en in het vergezochte voorbeeld (14):
(3) | Ze verheugt zich nu al op de dag waarop ze haar proefschrift afkrijgt. |
(14) | En dat is dus de termijn waarbinnen deze goederen geleverd moeten worden. |
We kunnen dus als algemene didaktische regel stellen dat [+r] pronominalisering en stranding (zo goed als) niet voorkomen bij tijdsbepalingen. Daarnaast moeten we er ook voor zorgen dat onze leerlingen weten wat ze in dergelijke gevallen wèl moeten zeggen.
De tweede groep die een duidelijke afkeer van [+r] pronomina vertoont wordt gevormd door de achterzetsels. Laten we dit aan de hand van een paar voorbeelden verduidelijken.
(15) | Daar zie je een winkel op de hoek. [kontekst] En dan moet je die hoek om. |
(15') | En die moet je dan om. |
(15") | *En daar moet je dan om. |
In (15") is de [+r] vorm onmogelijk, zoals trouwens in alle vergelijkbare gevallen waar het bewegingswerkwoord ontbreekt, in sommige gevallen wellicht om mogelijke verwarring van richting met plaats te voorkomen. Zo eenvoudig is het principe echter niet. In zinnen (16') en (16") vinden we wel een vorm van gaan:
(16) | Ga die huizen nou voorbij. |
(16') | Ga die nou voorbij. |
(16") | Ga daar nou [aan] voorbij. |
Hier lijkt de [-r] pronominalisering (16') een juistere weergave van de richtingsbepaling met voorbij van (16). (16") klinkt vreemd zonder de toevoeging aan, die op zijn beurt de aanduiding van plaats in plaats van richting inhoudt, hetgeen bij een vóór-, niet bij een achterzetsel hoort. Bij andere voorzetsel/achterzetselparen komt de oppositie in de klemtoon tot uitdrukking, waardoor [+r] vormen bij het achterzetsel geen dubbelzinnigheid kunnen veroorzaken:
(17) | Hij klimt op de ladder. [voorzetsel] |
(18) | Hij klimt de ladder op. [achterzetsel] |
(17') | Daar klímt hij op. [voorzetsel: hoofdklemtoon op werkwoord] |
(18') | Die klìmt hij óp. [hoofdklemtoon op achterzetsel] |
(18") | Daar klìmt hij óp. [hoofdklemtoon op achterzetsel] |
Deze oppositie bestaat echter bij vele zinnen niet en komt bij kontrastieve klem te vervallen. Daar de [-r] vormen bij stranding de tegenstelling voorzetsel/achterzetsel nog duidelijker doen uitkomen, schijnt er een sterke voorkeur voor te bestaan bij achterzetselkonstrukties. Deze voorkeur kan als grondslag dienen voor een didaktische regel: gebruik bij achterzetsels [-r] pronomina.
De derde groep voorzetsels die geen [+r] pronomina toelaten, draagt gemakshalve het opschrift ‘overige gevallen’. Het grootste gedeelte hiervan, burokratische voorzetsels als krachtens en nopens, laten we uitdrukkelijk buiten beschouwing. Vreemde preposities à la à, per, qua, via zijn ook niet onderhevig aan [+r] pronominalisering. Daarbij moet ik wel even opmerken dat ik er niet in geslaagd ben zinvolle hypothetische voorbeelden met deze vreemdelingen te bedenken behalve één on-zin met via waarop ik u zo dadelijk zal trakteren. Een aantal andere preposities komt alleen idiomatisch gebonden voor, waardoor pronominalisering geen zin zou hebben. Zo verschijnt bijvoorbeeld gezien alleen in gezien de omstandigheden en verwante uitdrukkingen. Een betrekkelijke bijzin zoals die in (19) is hoogstens als uiting van een speelse taalgebruiker denkbaar:
(19) | *De omstandigheden gezien welke we liever thuisblijven, kunnen toch nog veranderen. |
Zoals uit dit theoretisch onberispelijke maar praktisch onwaarschijnlijke voorbeeld blijkt, pronominaliseren deze overige preposities met [-r] vormen áls ze het doen. Enkele hebben wel gelexikaliseerde provormen, vaak met versteende naamvalsuitgangen: dienaangaande, dienovereenkomstig.
Over het algemeen moet de hele groep overige preposities volstaan met omschrijvingen en alternatieve formuleringen bij pronominalisering:
(20) | We rijden via Breda. |
(20') | Wij rijden erlangs. |
maar niet:
(20") | *Wij rijden er via/ via daar. |
(21) | Ik heb hem betreffende deze zaak geschreven. |
(21') | De zaak betreffende welke ik hem geschreven heb. [mogelijk] |
(21") | De zaak waarover/in verband waarmee ik hem geschreven heb. [beter] |
Het verdient tussen haakjes opgemerkt te worden dat de meeste ‘overige’ afgeleid zijn van zelfstandige naamwoorden en vooral werkwoorden bijvoorbeeld krachtens, betreffende, gezien, blijkens. Logisch gezien horen de
voorzetsels van plaats naar hun betekenis bij de [+r] pronomina en die van tijd bij bijwoordelijke en andere tijdsuitdrukkingen. Analoog daarmee ligt het voor de hand dat deze naam- en werkwoordelijke overige bij gewone [-r] pronomina horen, wat ook wel opgaat.
Tot slot kunnen we een drietal ‘overige overige’ aanwijzen: jegens, behalve en zonder. Jegens kunnen we meteen al uitschakelen: aangezien het alleen bij mensen wordt gebruikt, komt het niet eens in aanmerking voor [+r] pronominalisering. Behalve wordt eigenlijk alleen ‘voorzetsel’ genoemd omdat er geen betere term is. Zoals Engels than wordt het wel in de omgangstaal als zodanig gebruikt, maar de grammatika eist dezelfde naamval als het zinsdeel waarop het slaat, dus: Behalve hij was er niemand, maar Behalve hem ken ik niemand.
Nu blijft alleen nog zonder over. Het wel eens met [+r] pronomina gekombineerd, maar de meeste nederlandstaligen vinden dat toch niet helemaal juist. Meestal pronominaliseert het op zeer zonderlinge wijze, namelijk zonder voornaamwoord. Een zin als:
(22) | Ik kan niet zonder koffie. |
wordt:
(22') | Ik kan niet zonder. |
Daarentegen vinden we bij het synoniem buiten - van huis uit een plaatsbepaling - wèl de [+r] vormen:
(22") | Ik kan er niet buiten. |
Dit nulpronomen heeft natuurlijk wel zijn gebreken. Niets kun je niet als thema vooropplaatsen, en het heeft ook geen w-vorm als vraagwoord en relativum. Juist in deze gevallen beginnen de [+r] pronomina vorderingen te maken bij zonder, tot het grote ongenoegen van behoudende taalgeleerden:
(23) | Daar kan ik niet zonder. |
(24) | Waar kun je niet zonder? |
(25) | Koffie is iets waar ik niet zonder kan. |
Het is zelfs zo dat nederlandstaligen niet weten hoe ze dergelijke zinnen zonder [+r] vormen zouden moeten formuleren, een zware belasting voor hun taalkundige geweten. De enige uitkomst biedt het verouder(en)de buiten. Dit voorzetsel, vroeger heel gewoon in de betekenis ‘zonder’, komt nu vrijwel uitsluitend nog voor in zinnen als (23), (24) en (25), waar zonder niet mag. Ik vermoed dat buiten in deze aanvullende funktie uiteindelijk zal verdwijnen, waardoor zonder volledig geïntegreerd zal worden in de groep voorzetsels met [+r] pronomina, hetgeen in het Afrikaans reeds gebeurd is.
Na dit uitvoerige betoog zult u het hopelijk wel met me eens zijn dat het onverantwoordelijk is onze leerlingen met het kluitje ‘[+r] pronomina bij niet-menselijke referenten’ in het prepositieriet te sturen. Fou-
ten van mijn studenten in de trant van er... zonder, de dag die ik hem gezien heb bewijzen dat we ze ook op zulke gevallen moeten voorbereiden. Of we met een algemene waarschuwing kunnen volstaan of ook expliciet de aandacht van de leerlingen op deze problematiek moeten vestigen, laat ik graag aan de samenstellers van leerboeken en grammatika's over.
- eind1
- Ingekorte versie van een voordracht gehouden in december 1982 op de Modern Language Association (= MLA) Meeting te Los Angeles. Jaap de Rooij was zo vriendelijk mij een voordruk van het betreffende ANS-hoofdstuk ter beschikking te stellen, waarvan ik dankbaar gebruik heb gemaakt.
- eind2
- Naar het voorbeeld van H.C. van Riemsdijk. 1978. A case study in syntactic markedness: the binding nature of prepositional phrases. Lisse: Peter de Ridder. De ‘bijwoordelijke voornaamwoorden’ er, daar, hier, waar, ergens, nergens, overal komen voor bij pronominalisering, vraagzinnen en betrekkelijke bijzinnen (hier onder ‘pronominalisering’ samengevat). De ‘gewone’ voornaamwoorden heten dan ‘[-r] pronomina’.
- eind3
- Bij ‘stranding’ wordt de rest van een voorzetselgroep van het voorzetsel gescheiden: Waar heb je het over. of Die mensen kun je gewoon niet mee praten!
- eind4
- MLA 1981. Die voordracht zal eventueel later als vervolg op dit artikel in NEM verschijnen.
- eind5
- Onnederlandse zinnen worden met een *, twijfelachtige met een? aangegeven.
- eind6
- Afgezien van de keus toen / dan.
- eind7
- Vgl. parallel Engels She is already looking forward to the day that on which she will complete her dissertation. Voor engelstaligen kan men gemakkelijk regels formuleren voor dergelijke gevallen.
- eind8
- Opgetekend uit een nederlandstalig boek.
- eind9
- Vgl. ook de vraagvormen sinds / voor wanneer / welke tijd?, na welke tijd?