bepaling van de Wet op het Universitair Onderwijs die eist dat lectoraten alleen als onderdeel van een officiële leerstoel voor hetzelfde studievak mogen voortbestaan. Het lectoraat van de heer Weijtens maakte geen deel uit van het studievak Nederlandse Taal- en Letterkunde maar van de Germaanse Taalwetenschap en moest dus worden opgeheven. Door deze situatie kon prof. Janssens in Milaan geen voordrachten houden, maar moest hij zich beperken tot gesprekken met de oud-lector en enkele van diens vroegere studenten. Hij was wel welkom aan de Europese School te Varese, waar hij een lezing hield over het werk van Louis-Paul Boon.
Per auto werd de reis voortgezet naar Bologna waar prof. Janssens zijn landgenoot prof. R. van Ertvelde ontmoette en op 16 maart een lezing hield over de poëzie van Hugo Claus. Daarna ging het noordoostwaarts naar Padua. Hier werden op 17 maart besprekingen gevoerd met prof. F. Groppo, terwijl in de lezing ‘De Kapellekensbaan’ van Louis-Paul Boon werd besproken. Op 18 maart wachtte een druk programma in Florence: een bezoek aan het Nederlands Interuniversitair Kunsthistorisch Instituut, een ontmoeting met docente A. Poli-Laban en twee voordrachten: één voor de Faculteit der Letteren over ‘Het Nederlands in Nederland en België’ en één voor de vakgroep Germaanse Taalwetenschap over ‘Nederlands en neerlandistiek’.
Niet minder druk was het programma in Rome op 21 maart. Hier werden bezoeken gebracht aan de Academia Belgica en het daarnaast gelegen Nederlands Instituut, waar kennis werd genomen van de vorderingen bij de totstandkoming van de Centrale Catalogus van Nederlandse boeken in Italiaanse universiteitsbibliotheken en van het onderwijsprogramma Nederlands voor Belgische en Nederlandse kinderen in Rome. Daarop volgde een bezoek aan de Villa Mirafiori, zetel van de afdelingen wijsbegeerte en moderne talen van de Universiteit van Rome. Hier vonden de gesprekken plaats met prof. J.H. Meter en mw. dr. F. Leemhuis-Mori, gevolgd door een lezing voor de studenten Nederlands over ‘De hedendaagse Nederlandse literatuur in een Europese context’. Dezelfde lezing werd in een andere versie herhaald op 24 maart voor het Istituto Universitario Orientale te Napels. Ook hier was gelegenheid voor besprekingen met de staf, bestaande uit drs. A. Harmsen, voor 1983 ‘professore a contratto’ voor het Nederlands in Napels, en zijn medewerkers, mw. drs. J.E. Piccio-Koch en lic. J.M. Maréchal. Nog op dezelfde dag werd in de avond het officiële gedeelte van de reis besloten met een lezing voor de Vlaamse Culturele Kring in Rome over ‘Hugo Claus en Vlaanderen’, waarbij ook oud-docente mw. drs. G. van Woudenberg en enkele studenten van de Universiteit van Rome aanwezig waren. De lezingen werden in het Frans, Engels of Nederlands gehouden.
De tournee vormde de bekroning van een lang gekoesterde wens van de docenten en is tot wederzijds genoegen verlopen.
De School voor Tolken en Vertalers in de Moderne Talen van de Universiteit van Triëst voorziet in de eerste plaats in het geven van grondig taalonderwijs, maar tevens wordt de behoefte gevoeld dit onderwijs te plaatsen in een ruimere culturele context. Aan het onderwijs van de Nederlandse letterkunde werd reeds ruimte verleend door het verstrekken van een leeropdracht aan drs. J.P.M. Groot. In het voorjaar van 1983 konden bo-