| |
| |
| |
Van buiten de muren / Europa
Bondsrepubliek Duitsland
Bamberg. Dr. R.G. Leclercq, die Nederlands geeft aan de Bayerische Julius-Maximilians Universität te Würzburg, heeft er een leeropdracht Nederlands bijgekregen, en wel in Bamberg ‘een heel nieuwe en nog zeer kleine universiteit met een daarom wel echt persoonlijk en overzichtelijk werkklimaat’. Leclercq schrijft verder: ‘Van de 200 studenten volgt op 't ogenblik 0,6% de taalcursus Nederlands. Hm, hm! (In Würzburg zijn 't er van de 12.000 maar 0,3%). Leuke sommetjes, niet!’
(hjb)
Westfälische Wilhelms-Universität, Münster. In het jaarverslag 1980 van het lectoraat Nederlands aan deze universiteit lezen we dat het aantal studenten voor het Nederlands seminarie is gestegen tot 120. Lector Stevens is naar de KMA in Breda vertrokken en opgevolgd door mw. dra. M. Parson, tot dan toe lerares te Alkmaar.
Op 25 januari 1980 werd de Conrad-Borchlinprijs voor verdienstelijk wetenschappelijk werk op het gebied van de Nederduitse en Friese filologie uitgereikt aan dr. L. Kremer (Rötgen/Eifel), voor zijn dissertatie met als titel: ‘Grenzmundarten und Mundartgrenzen. Untersuchungen zur wortgeografischen Funktion der Staatsgrenze im ostniederländisch-westfälischen Grenzgebiet’.
Vermeldenswaard is nog dat het seminarie sinds een aantal maanden beschikt over een video-recorder, die men zo'n twee keer per maand wil gaan gebruiken voor het vertonen van ‘cultureel waardevol documentatiemateriaal’.
(hjb)
| |
Denemarken
Universiteit van Kopenhagen. Ook in Denemarken wordt op het onderwijs bezuinigd. Mw. Geerte de Vries, lector bij het instituut voor Duitse filologie aan deze universiteit, schrijft dat het aantal assistenten ‘drastisch’ werd besnoeid. ‘Mw. Vingerhoets-Wille kon daardoor niet herbenoemd worden, mw. Woelders uren werden tot 2 lessen per 14 dagen teruggebracht. Gelukkig kreeg de heer Niels-Erik Larsen (winnaar van de gouden universiteitsmedaille in 1977 voor een taalkundige middelnederlandse studie) een “kandidatsstipendium” toegewezen, waardoor hij voor twee wekelijkse lesuren aan de Nederlandse afdeling verbonden kon worden. Deze werden besteed aan onderwijs in de historische taalkunde. De propedeutische cursus, vroeger door assistenten gegeven, werd nu door de heer Grit gegeven, terwijl ikzelf van mw. Woelders een gedeelte van de vertaallessen in het Deens overnam.’ Nederlands voor Duits studerenden kon in het cursusjaar 1980-1981 als gevolg van de bezuinigingen niet gegeven worden. Twaalf studenten studeerden Nederlands als hoofdvak.
(hjb)
| |
| |
| |
Frankrijk
Université de Paris X - Nanterre. J. van der Stap, ‘maître de conférences’ voor het Nederlands, heeft op verzoek van de universiteit zijn emeritaat weer een jaar uitgesteld, om het voortbestaan van het docentschap Nederlands te verzekeren. Twee ‘chargés de cours’ zullen hem terzijde staan en een van hen zal Van der Stap in oktober 1982 opvolgen.
(hjb)
| |
Groot-Brittannië
Bedford College, University of London. Op woensdagavond 11 maart 1981 hield de schrijver Gerard Reve een causerie en las voor uit eigen werk voor een publiek van studenten en docenten Nederlands van deze universiteit en andere belangstellenden. Het evenement was georganiseerd door de neerlandicus Paul Vincent. Zoals ook blijkt uit een verslag van W. Woltz in het Cultureel Supplement van NRC-Handelsblad van 20 maart 1981 gedroeg Reve zich netjes. ‘Er was geen belletristisch “tiran in ruste” aan het woord, maar’ zoals Michael Rigelsford ons schrijft, ‘een mens die de levenservaring heeft verworven om gewoon leuk en ontspannen te praten’. De causerie is afgedrukt in Dutch Crossing 14 (juli 1981).
(hjb)
Op 10 en 11 april 1981 heeft op de Nederlandse Ambassade in Londen een conferentie plaatsgevonden van de docenten Nederlands in Groot-Brittannië. De conferentie was georganiseerd door de Association of Dutch Language Teachers (ADULT) in samenwerking met de culturele afdeling van de ambassade. Aan het verslag ontlenen wij het volgende. Aan de conferentie werd deelgenomen door dertig docenten, door vertegenwoordigers van de Nederlandse en Belgische ministeries en ambassades, en door professor J. Wilmots die een inleiding hield over aspecten van de didactiek van het Nederlands als vreemde taal. De voorzitter was professor R.P. Meijer. De conferentie werd geopend door de Nederlandse ambassadeur, de heer Robbert Fack, die memoreerde dat de belangstelling voor het Nederlands in het Verenigd Koninkrijk nog steeds groeit. De voorzitter beaamde dit en legde er ook de nadruk op dat in de huidige, buitengewoon moeilijke economische situatie de steun van Nederland en België meer dan ooit onontbeerlijk is: ‘anders zien wij voor onze ogen verdwijnen wat in de loop der jaren met zoveel moeite en zorg is opgebouwd’. De besprekingen bewogen zich op het terrein van boekenvoorzieningen, het Certificaat Nederlands, leermateriaal - zoals eenvoudige en toch niet kinderachtige teksten voor beginners - en de regeling voor taalassistenten op middelbare scholen in Nederland en België. Het stemt tot voldoening dat er nu ook in Nederland zes van dergelijke assistenten aan middelbare scholen geplaatst kunnen worden. Er werd uitvoerig gedicussieerd over de manier waarop men docenten die dat wensen, vertrouwd zou kunnen maken met de nieuwe ontwikkelingen in het onderwijs van het Nederlands als vreemde taal. De heer J. Wiersma heeft het initiatief genomen tot het instellen van een werkgroep die in het midden van mei onder leiding van hemzelf en mevrouw A. Cooper een eerste samenkomst heeft gehouden
| |
| |
met elf deelnemers uit Cambridge, Canterbury, Londen, Manchester en Oxford. Als opvolger van de afgetreden secretaris van ADULT, professor P.K. King, werd dr. J. Gledhill benoemd, oud-student van Bedford College en sinds enige jaren Assistant Registrar van de Universiteit van Warwick.
(rpm)
University of Manchester. Dr. Martin Durrell van het ‘Department of German’ deelt mee, dat te beginnen in 1982 aan deze universiteit ook een cursus Nederlands voor gevorderden zal worden gegeven. ‘Men zal hier dan dus voor twee jaar cursussen in het Nederlands kunnen volgen, wat betekent dat het Nederlands als vol bijvak zal worden erkend.’
(hjb)
| |
Noorwegen
Universiteit van Oslo. De heer Geir Farner is op 19 januari 1980 aan de Universiteit te Oslo gepromoveerd tot doctor in de Letteren. De titel van zijn proefschrift luidt: ‘Meesterwerk of maakwerk. Een studie van vorm en inhoud van het Gevecht met de Engel van Herman Teirlinck’. De promotor was prof. dr. K. Langvik Johannessen en de opponenten prof. dr. J. Weisgerber uit Brussel en prof. dr. H. van Gorp uit Leuven. Het proefschrift bestaat uit een literatuurtheoretisch deel en een analyse van de roman. Het is de bedoeling dat het in bewerkte vorm uitgegeven zal worden. Een voor Noorwegen zeer bijzondere gebeurtenis was het feit dat de doctorandus zijn proefschrift in uitstekend Nederlands verdedigde.
Ingeborg Solemslie-Larsen
| |
Polen
Universiteit van Ƚódź. Op 14 november promoveerde de docent Nederlands aan deze universiteit, Jan Jeziorski, bij prof. dr. habil. Norbert Morciniec aan de Universiteit van Wrocƚaw tot doctor in de Duitse taalkunde op het proefschrift ‘Die Zusammensetzung im Deutschen und ihre Äquivalenz im Polnischen’. Proficiat! Dr. Jeziorski deelt ons mee dat hij zich in de toekomst contrastief met de Nederlandse woordvorming gaat bezighouden.
(hjb)
Het 3e Colloquium Neerlandicum, Wrocƚaw, 13-15 mei 1981. De laatste jaren zijn een tijd van grote bloei van de Poolse neerlandistiek. Naast de oprichting van nieuwe lectoraten Nederlands aan de universiteiten in Warschau, Toruń en Ƚódź, werd het oudste lectoraat in Wrocƚaw tot de eerste volledige Nederlandse Afdeling in Polen uitgebreid (1975) met colleges praktische taalbeheersing, geschiedenis van de Nederlandse letterkunde, Nederlandse beschrijvende grammatica, taalgeschiedenis en kennis van land en volk.
Professor Morciniec, het hoofd van de neerlandistiek in Wrocƚaw, alsook zijn vijf wetenschappelijke medewerkers (waaronder één Nederlan- | |
| |
der en één Vlaamse) dragen bij tot de ontwikkeling van dit studievak in Polen d.m.v. wetenschappelijke studies (betreffende o.m. de woordvorming, fonologie en fonetiek, kontrastieve grammatica, etc.) en pionierswerk op het gebied van didactische hulpmiddelen (een vertaalwoordenboek, een Nederlandse grammatica, een leerboek Nederlands voor Polen, een geschiedenis van de Nederlands letterkunde, etc.).
Elk jaar komen er op uitnodiging van de Afdeling Neerlandistiek een tiental taal- en letterkundigen uit Nederland en Vlaanderen met gastcolleges naar Wrocƚaw. Als een uitbreiding van die bezoeken kunnen grotere bijeenkomsten van neerlandici beschouwd worden die sinds 1978 in Wrocƚaw gehouden worden. Het eerste Nederlandse Seminarium vormde het hoogtepunt van de Dagen van Nederlandse Cultuur in Polen. Op het programma stonden er lezingen van de toenmalige ambassadeur van Nederland in Warschau, van prof. Van den Toorn uit Nijmegen, van prof. Janssens (Leuven), prof. Morciniec, drs. Jong en dr. Prȩdota (Wrocƚaw). Omdat dit eerste forum zijn nut voor Poolse neerlandici heeft kunnen bewijzen en belangstelling vond bij de studenten, werd er besloten om aan deze bijeenkomsten een vervolg te geven.
In 1979 tijdens het tweede Colloquium Neerlandicum waren er onder de nieuwe sprekers dr. De Rooij (Amsterdam), prof. De Smet (Gent), prof. Goossens (Leuven), lic. Depestel (Wrocƚaw) en drie toenmalige studenten neerlandistiek uit Wrocƚaw. Dit Colloquium werd ook bijgewoond door de ambassadeurs van Nederland en België.
Het derde Colloquium, dat in de meidagen van dit jaar plaatsvond, steunde op een bredere basis. Het werd namelijk gepland als een grote bijeenkomst van Neerlandici niet alleen uit de moederlanden van de neerlandistiek en uit Polen maar ook uit alle Oosteuropese landen waar ook aan studie Nederlands gedaan wordt. Er werden dus gasten uitgenodigd uit Bulgarije, de DDR, Hongarije, Roemenië, Sovjetunie en Tsjechoslowakije. Hoewel niet iedereen van de uitgenodigden kon komen, heerste er in Wrocƚaw tijdens het Colloquium een echt internationale sfeer.
Op de eerste dag na de opening van het Colloquium door de Rector van de universiteit van Wrocƚaw en de toespraken van de ambassadeurs van België en Nederland stonden er op het programma de volgende lezingen, alle over literaire onderwerpen:
M. Janssens, ‘Louis-Paul Boon en “De Kapellekensbaan”’ |
J.J. Oversteegen, ‘Kontekstuele voorwaarden voor het begrijpen van literaire uitingen’ |
K. Porteman, ‘Het 17e-eeuwse Noordnederlandse literaire realisme’ |
Z. Klimaszewska, ‘Het beeld van de Nederlandstalige literatuur in Polen (aan de hand van de tot nu toe verschenen vertalingen)’ |
H. Brems, ‘Experimentele poëzie en schilderkunst in Nederland rond 1950’ |
A. Da̧brówka, ‘Paul van Ostaijen's theorie van de zuivere lyriek’ |
H. Bousset, ‘Het “opus” - Absoluut en totaalproza in de hedendaagse Nederlandse literatuur’ |
De tweede dag begon met het laatste letterkundige onderwerp; daarna volgden lezingen over cultuurhistorische, didactische, taalkundige,
| |
| |
taaltheoretische en ten slotte sociolinguïstische onderwerpen:
J. Janssens sprak over ‘Van Mierlo en Knuvelder over de middelnederlandse Arturroman’, |
J. Kits Nieuwenkamp, de vertegenwoordiger van de Orde van den Prince, vertelde over ‘Historie, beheer en behoud van Kasteel Amerongen te Amerongen’, |
J. Nijhof behandelde ‘De functie van literair werk in het proces van taalverwerving’. |
Verder op het programma stonden er:
M.C. van den Toorn, ‘Het onderzoek van de Nederlandse samenstellingen’ |
F. Droste, ‘De metafoor - enige taaltheoretische bedenkingen’ |
N. Morciniec, ‘De Vlaamse oostkolonisatie en het dialect van Wilamowice in Zuid-Polen’ |
S. Prȩdota, ‘Confrontatieve fonologie Pools-Nederlands en glottodidactische implikaties voor het vreemde-talenonderwijs’ |
J. Wilmots, ‘Verscheidenheid in het aanbod als kwaliteitsfactor van het vreemde-talenonderwijs’ |
S. Theissen, ‘Is het Nederlands een onvaste taal?’ |
J. de Rooij, ‘Normen in het Standaardnederlands’ |
B. Rajman, ‘Opvattingen over het Nederlands in Vlaanderen’ |
G. Worgt, ‘Genusdoubletten in het Nederlands’ |
De derde en laatste dag van het Colloquium zag op het programma staan: een paar sociolinguïstiche lezingen, één over een historisch en één over een taalkundig onderwerp.
J. Goossens begon die dag met een uiteenzetting over ‘De gevolgen van het Belgisch staatsverband voor het taalgebruik in Vlaanderen’, |
G. de Smet vertelde over ‘De Belgische revolutie van Vlaams standpunt gezien’, |
J. Czochralski over ‘De draagwijdte van het neutrum in het Nederlands’; |
H. Dewulf besprak de ‘Sociolinguïstiek in Vlaanderen: mogelijkheden en moeilijkheden’ en |
J.W. de Vries eindigde de voormiddag met een lezing over ‘Het Nederlands taalgebruik van buitenlandse arbeiders in Nederland’. |
Na de slottoespraak en afsluiting van het Colloquium door prof. Morciniec bleef er nog één ‘onwetenschappelijk’ programmapunt over: een rondreis door de omgeving van Wrocƚaw. Voor de laatste keer kwamen alle deelnemers bijeen op de receptie aangeboden door de Rector van de universiteit van Wrocƚaw.
De algemene stemming tijdens en na het Colloquium was goed. De deelnemers bleken zeer tevreden te zijn over het wetenschappelijk programma en de organisatie. De voorzitters van de opeenvolgende zittingen hebben ervoor gezorgd dat vrijwel iedereen zich aan zijn/haar tijd (30 minuten) heeft gehouden wat bij 24 lezingen in zo'n korte tijd van groot belang was. De bijeenkomst vond plaats in één van de mooiste zalen van de universiteit waarin ook plaats was voor een tentoonstelling van Poolse vertalingen
| |
| |
uit de Nederlandse en Vlaamse literatuur. Het wetenschappelijk niveau van het Colloquium werd algemeen als zeer hoog beschouwd. Natuurlijk werd er ook naar kritische opmerkingen geluisterd, hetgeen moet leiden tot de organisatorische verbetering van toekomstige colloquia. Velen vonden dat er op het programma te veel lezingen stonden (de tweede dag b.v. waren er 12) wat tot gevolg had dat de laatste sprekers van elke dag het publiek weinig receptief vonden en zelf moe waren. Er werd ook kritiek geuit op het aandeel en verspreiding van de discussieperiodes in het programma (een half uur na de lezingen van de voor- en de namiddagzittingen). De deelnemers suggereerden dat de discussie dichter bij de lezing zou moeten plaatsvinden, het liefst vlak erna. Er was natuurlijk veel wetenschappelijke discussie tijdens het colloquium maar dat was voornamelijk buiten het officiële programma.
Het derde Colloquium Neerlandicum in Wrocƚaw was tevens mogelijk gemaakt dankzij de financiële steun van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen in Den Haag en het Ministerie van Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur in Brussel, waarvan de vertegenwoordigers, mevrouw Talsma en de heer Kellens onder de gasten van het Colloquium waren.
Het Colloquium verliep onder prachtige weersomstandigheden, en werd tijdens de afscheidsavond door een symbolisch onweer afgesloten.
De hoge waarde van het wetenschappelijk programma, de interessante discussies en de gesmeerde organisatie leidden tot de algemene conclusie dat het derde Colloquium Neerlandicum in Wrocƚaw als zeer geslaagd kan worden beschouwd en dat de traditie van bijeenkomsten van Europese neerlandici in Polen ook in de toekomst vervolg zou moeten vinden.
B. Rajman
| |
Zweden
Universiteit van Stockholm. Uit het jaarverslag 1980/81 van de lector Nederlands Ingrid Wikén Bonde blijkt dat de afdeling Nederlands aan het Germanistisch instituut van deze universiteit in het verslagjaar kon beschikken over in totaal drie volledige krachten, van wie er twee door Zweden werden betaald. In een gesprek met de Zweedse minister van onderwijs heeft mevrouw Bonde er op gewezen dat een vak als Nederlands - evenmin als andere zg. ‘kleine vakken’ - afhankelijk kan zijn van aantallen studenten: ‘er is een minimumbasis van bestaansmiddelen nodig, die niet mag worden aangetast’. Het Germanistisch Instituut deelt deze opvatting. Als redelijke basis wordt gezien een Zweeds en een buitenlands lectoraat, alsmede voorzieningen voor hulpmiddelen en administratie. Het aantal studenten dat op verschillende niveaus Nederlands heeft gestudeerd, bedroeg tijdens het verslagjaar 52, waaronder 25 beginners. De eisen die gesteld worden aan studenten die een doctorsopleiding willen gaan volgen, zijn in het voorjaar van 1981 enigszins veranderd: iemand die in het vak Nederlands wil promoveren zal voortaan vier in plaats van drie semesters Nederlands gevolgd moeten hebben. Een afsluitende cursus wordt op het ogenblik ontwikkeld.
(hjb)
| |
| |
| |
Landen buiten Europa
Indonesië
Universitas Indonesia. Onlangs zijn benoemd als docent Nederlands aan de Seksi Belanda van de Universitas Indonesia te Jakarta dr. B.M. Groen en drs. R. Salverda. Beiden hebben hun werkzaamheden inmiddels aangevangen.
De heren drs. C.J. Stokkermans en J.W. Vodegel zijn niet meer aan de Universitas Indonesia verbonden. Zij zijn als taalattaché werkzaam bij het Erasmus Huis, het culturele centrum van de Nederlandse ambassade in Jakarta. Sinds maart 1981 worden in het Erasmus Huis cursussen Nederlands gegeven, waarbij onder meer gebruik wordt gemaakt van het aan het Erasmus Huis geschonken talenpracticum.
(hjb)
| |
Jakarta, congres voor docenten Nederlands in Indonesië.
1. Inleiding: In het kader van de opening van het Nieuwe Nederlandse Culturele Centrum in Jakarta ‘Het Erasmus Huis’ is van 8-13 juni 1981 een congres georganiseerd voor al diegenen die bij enigerlei vorm van onderwijs in de Nederlandse taal in Indonesië betrokken zijn, universitair en buitenuniversitair.
De organisatie berustte bij het Erasmus Huis in samenwerking met de IPBB (Ikatan Pengajar Bahasa Belanda), de bond voor docenten Nederlands in Indonesië en de HPI (Himpunan Penterjemah Indonesia), de bond voor Vertalers in Indonesië.
Het Nederlands neemt in Indonesië als vreemde taal een heel bijzondere plaats in. Doordat in de Nederlandse tijd het Nederlands de voertaal van zeer velen was, en een belangrijk deel van het onderwijs in het Nederlands ging, zijn er nu nog zeer veel Indonesiërs van de generatie die vóór ± 1942 op school ging of die het Nederlands anderszins geleerd heeft, die het Nederlands nog zeer vlot spreken. Het zijn vooral deze ietwat oudere mensen die nog betrokken zijn bij het onderwijs in de Nederlandse taal aan jonge Indonesiërs.
Het zijn dus docenten van de oude garde. Zij zijn niet op de hoogte van moderne onderwijsmethoden voor het geven van Nederlands als vreemde taal, maar doceren Nederlands alsof het de moedertaal of de tweede taal is, op de manier n.l. zoals ze zelf in de Nederlandse taal onderwezen zijn. Velen hebben de zgn. Hollands-Indische Kweekschool voor onderwijzer gevolgd.
Om aan de toekomstige vraag naar het Nederlands te kunnen voldoen moet echter een nieuw kader gevormd worden. Dat gebeurt o.a. door de mogelijkheid op de Universitas Indonesia het sarjana Nederlands te halen (vergelijkbaar met het Nederlandse kandidaatsexamen, red.). Daartoe zendt Nederland sinds 1970 Nederlandse lectoren uit en draagt het ook financieel bij. Daarnaast heeft het Erasmus Huis sinds kort een afdeling Nederlands waar cursussen worden georganiseerd en waar ook de bijscholing van docen- | |
| |
ten wordt verzorgd. Want het jonge kader is er nog niet, de oude garde is nog hard nodig.
Tegen deze achtergrond is het congres voor docenten Nederlands georganiseerd.
2. Thema: Het Nederlands als vreemde taal in het Indonesië van nu, was het algemene thema van het congres. Gezien de hierboven beschreven veranderingen is het belangrijk dat de docenten in Indonesië weten welke nieuwe methoden er zijn en welke ontwikkelingen zich voordoen in Europa en Amerika t.a.v. het vreemde-talenonderwijs.
Voor de uitwerking van dit thema hadden twee experts zich bereid verklaard naar Indonesië te komen, t.w. prof. dr. E. Nieuwborg, hoogleraar aan de Université Catholique de Louvain en drs. S.C. van der Ree, docent taalbeheersing aan de VL/VU-lerarenopleiding Amsterdam, vroeger lector aan de Universitas Indonesia.
In lezingen en via werkgroepen hebben zij een aantal aspecten van het VTO onder de aandacht gebracht en door de deelnemers zelf laten verwerken.
Prof. Nieuwborg hield o.a. een lezing over luistervaardigheid en woordenschat in de vreemde-taalverwerving. Uit onderzoek is gebleken dat bij beginners aan luistervaardigheid absolute voorrang moet worden verleend. Ervaringen aan de Universiteit van Leuven hebben z.i. aangetoond dat dezelfde onderwijsstrategie met gevorderden de beste resultaten oplevert. Aangezien receptieve vaardigheden niet beoefend kunnen worden zonder kennis van een grote hoeveelheid woorden, is het aanleren van een uitgebreide woordenschat noodzakelijk. Net als de morfologie en de fonologie heeft het lexicon een structuur. Inzicht in de structuur van het lexicon bevordert de retentie aanmerkelijk.
Samen met de deelnemers werd onderzocht in hoeverre de in Indonesië gebruikte methodes voorzien in de behoefte van het aanbieden van een zo nieuwe woordenschat (Levend Nederlands, Belajar Bahasa Belanda, Pelajaran Bahasa Belanda). Een ander aspect - vooral door drs. Van der Ree behandeld - is de foutenanalyse en contrastieve analyse als onderdeel van de didaktiek van het vreemde-talenonderwijs. De deelnemers hadden als huiswerk vooraf de studie van drs. Van der Ree over de contrastieve analyse Nederlands-Indonesisch (Pengantar Tata Bahasa Kontrastif Indonesia-Belanda, Jakarta 1980) opgekregen. Aan de hand van de inleiding van drs. Van der Ree werd het belang van foutenanalyse en contrastieve analyse en hun relatie t.o.v. elkaar, besproken.
Voor vele Indonesiërs is de Bahasa Indonesia niet de moedertaal, aangezien zeer velen de taal van hun eigen streek als moedertaal hebben (Javaans, Maleis, Soendanees enz.). Er bestaan ongeveer 300 moedertalen in Indonesië en voor sprekers van die talen (bahasa daerah) is de Bahasa Indonesia in feite een tweede taal.
Aan de deelnemers is voorgehouden dat het belangrijk is te weten welke fouten voortkomen uit bepaalde interferentieverschijnselen tussen bepaalde Indonesische moedertalen en het Nederlands.
| |
| |
3. Vertalen: Los van bovenstaande werkgroepen - bijgewoond door docenten in de Nederlandse taal - was er een workshop voor vertalers. Een ander aspect van het belang van het Nederlands in Indonesië is n.l. dat veel werk uit het Nederlands vertaald moet worden in het Indonesisch. De wetenschappelijke bronnen moeten toegankelijk blijven voor de toekomst. Daarvoor moet veel vertaald worden. Bovendien wordt veel literair werk vertaald. Deze workshop stond o.l.v. Dick Hartoko, zelf een heel bekend vertaler in Indonesië.
Doel van de bijeenkomsten was een aantal problemen die specifiek zijn voor het vertalen uit het Nederlands in het Indonesisch diepgaand te bespreken. De bijeenkomsten kregen overigens tevens het karakter van colleges in die zin dat de bekendste vertalers, Dick Hartoko en dr. H.B. Jassin als een guru voor de jongeren over hun ervaringen als vertaler hebben verteld.
4. De IPBB: Deze vereniging voor docenten Nederlands in Indonesië werd in 1975 opgericht tijdens een van de bijscholingscursussen die er sinds een aantal jaren aan docenten Nederlands gegeven zijn. De doelstellingen van deze belangenvereniging zijn duidelijk: het bevorderen van het onderwijs Nederlands in Indonesië op alle niveaus. De vereniging wordt sinds enkele jaren gesubsidieerd door Nederland en had een aandeel in de organisatie van het Congres. Een van de dagen van het congres werd uitsluitend besteed aan IPBB-zaken. Het was eigenlijk een algemene ledenvergadering, een uniek gebeuren omdat voor het eerst leden uit alle delen van Indonesië aanwezig waren.
Behalve de op een dergelijke vergadering altijd behandelde zaken als jaarverslag secretaris, jaarverslag penningmeester en bestuursverkiezing heeft prof. Nieuwborg een uiteenzetting gegeven over de IVN, de Taalunie en over het Certificaatexamen Nederlands als Vreemde Taal. De discussies hierna over de examens, de data en verwerking ervan was nuttig, omdat nu direkt antwoord gegeven kon worden door de man die er zelf zo nauw bij betrokken is.
5. Verloop van het Congres: Behalve het werken in werkgroepen bood het programma een algemeen cultureel c.q. literair gedeelte. Na de openingstoespraak van de ambassadeur van Nederland in Indonesië, mr. L.H.J.B. van Gorkom, waarin hij de nadruk legde op het wederzijdse belang van (de verbreiding van) de Nederlandse taal en een overzicht gaf van wat er zoal gedaan wordt aan het onderwijs in de Nederlandse taal, hield prof. dr. R.P. Meijer (Londen) een lezing over de zeventiger jaren in Nederland en België, gezien vanuit de literatuur. Indonesiërs bezitten vaak een minutieuze kennis over bepaalde Nederlandse zaken. Die kennis gaat echter niet verder dan ± 1950. Daarna is er een leemte ontstaan, en met name de ontwikkelingen in Nederland in de zestiger en zeventiger jaren zijn niet bekend. Prof. Meijer trachtte na te gaan of de literatuur uit de zeventiger jaren aan de lezer een spiegel voorhoudt van wat er zich maatschappelijk in Nederland afspeelde, of dat het meer een lachspiegel is. Zijn lezing werd gevolgd door de vertoning van enkele ‘luiken’ van de Nederlandse film
| |
| |
‘Zwaarmoedige Verhalen’ naar de verhalenbundel van Heere Heeresma.
Op dinsdagavond trad Henk van Ulsen op in een programma ‘Spelen met Woorden’, een licht literair programma waarin hij ‘speelde’ met de woorden, gedichten van Nederlandse, Engelse en Indonesische dichters. Vooral ook door het laatste stal hij de harten van de deelnemers.
De slotdag bood weer een meer algemeen programma waarin o.a. prof. Meijer verslag deed van de literaire analyse van de novelle van W.F. Hermans, Het Behouden Huis. Interessant was ook de sluitingsrede van prof. W.P. Napitupulu, Directeur-Generaal van het niet-curriculair Onderwijs, Jeugd en Sport. In zijn rede hield hij de deelnemers voor dat er aan het staatsexamen Nederlands in Indonesië maar weinig mensen deelnemen. Dat is inderdaad waar, vooral omdat bijna iedereen deelneemt aan het Certificaatsexamen en dat is niet het officiële examen.
De week werd besloten met een aantal conclusies en aanbevelingen waarin tot uitdrukking kwam wat het nut voor de deelnemers is geweest (kennis over de rol van de woordenschat, hoe maak je mini-konteksten daarvan, nut van foutenanalyse e.d.), wat de deelnemers hebben gemist en de follow-up. Eenieder was het erover eens dat een dergelijk congres zo niet jaarlijks dan toch zeker tweejaarlijks zou moeten plaatsvinden. Tot dezelfde conclusie kwam de werkgroep vertalen die het als zeer gewenst zag dat een volgende werkgroep zou worden ingeleid door enige lezingen over de theorie van het vertalen. Met name werd de resolutie, genomen op het Derde Congres Bahasa Indonesia (1979), onderstreept m.b.t. het vertalen van wetenschappelijke boeken uit vreemde talen in het Indonesisch. Zonder een grootscheeps programma op het gebied van vertalingen blijven de studenten/onderzoekers gehandicapt.
Van de toespraken, lezingen en verslagen zal een aparte publicatie worden samengesteld.
C.J. Stokkermans, Taalattaché Nederlandse Ambassade - Jakarta
| |
Verenigde Staten
Universiteit van Michigan. ‘Visiting lecturer’ drs. C.H. (Kees) Snoek schrijft ons dat hij het laatste semester van het academisch jaar 1980-1981 drie cursussen Nederlands heeft gegeven: een eerstejaarscursus voor 15 studenten, een tweedejaarscursus voor 4 studenten en een literatuurcursus voor 8 studenten. Met de eerstejaars werkte drs. Snoek uit ‘Levend Nederlands’. In de tweedejaarscursus maakte hij gebruik van de Groningse dossiers, ‘Makkelijk praten’ en enkele verhalen (van Simon Carmiggelt, Biesheuvel enz.) en liedjes. In de literatuurcursus behandelde hij poëzie van de jaren zestig en zeventig: K. Schippers, J. Bernlef, Hans Vlek, Judith Herzberg, Wilfred Smit, Chris van Geel, Rutger Kopland, Jacques Hamelink, Gerard Reve, Gerrit Komrij, Hans ten Berge en Hans Faverey. Vanaf september 1981 kon Bert Schierbeek als ‘writer-in-residence’ in Ann Arbor aan het werk gaan, met als taak ‘het bevorderen van de belangstelling voor de
| |
| |
Nederlandse cultuur in de ruimste zin door middel van het opzetten van een cultureel programma, het geven van leesbeurten, het onderhouden van interdisciplinaire contacten zowel als die met andere universiteiten en instituten en mogelijk ook de organisatie van een neerlandistisch congres’.
(hjb)
|
|