| |
| |
| |
[Neerlandica extra Muros - voorjaar 1981]
Van de IVN
Afscheid mevrouw Moolenburgh. Als deze regels in druk verschijnen is mevrouw H. Moolenburgh-Ekkel niet langer ‘administrateur’ van de IVN, noch secretaris van het dagelijks bestuur, noch redactiesecretaresse van NEM. Per 1 maart 1981 heeft ze deze functies namelijk neergelegd. Ze was graag aangebleven tot september 1982, omdat ze dan het Achtste Colloquium mee had kunnen voorbereiden, haar drie jaar als bestuurslid (ze werd in 1979 secretaris) normaal had kunnen uitdienen en afscheid had kunnen nemen op de driejaarlijkse bijeenkomst van IVN-leden en andere belangstellenden. Dat heeft niet zo mogen zijn. Op 30 augustus 1980 is mevrouw Moolenburgh 65 jaar geworden en daarmee had ze de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. De pogingen die het bestuur bij de ministeries in Den Haag en Brussel gedaan heeft om haar dienstverband als administratief medewerkster met twee jaar te verlengen, zijn helaas niet met succes bekroond. In deze tijd van werkloosheid houdt men zich aan de 65-jaargrens. Wel werd een verlenging met zes maanden toegestaan, vooral om mevrouw Moolenburgh gelegenheid te geven degene die haar zou opvolgen, in te werken.
Het afscheid als administratief medewerkster betekende niet automatisch ook een afscheid als secretaris van het bestuur en redactiesecretaresse van NEM, maar mevrouw Moolenburgh heeft er zelf voor gekozen ook deze functies op te geven. Vooral omdat het haar voor haar opvolgster niet prettig leek steeds ‘op de vingers gekeken te worden’ door iemand die het IVN-werk zó lang gedaan had. Bestuur en NEM-redactie konden uiteraard niet anders doen dan dit besluit van mevrouw Moolenburgh respecteren, al vinden ze het jammer dat hierdoor haar onschatbare kennis van zaken en ervaring ineens verdwijnen.
Als we de IVN-loopbaan van mevrouw Moolenburgh overzien (gemakshalve rekenen wij de periode van de ‘Werkcommissie van hoogleraren en lectoren in de ne(d)erlandistiek aan buitenlandse universiteiten’, die van 1961 tot 1970 bestond en waarvoor zij vanaf 1966 werkte, hier ook maar bij), dan dringt zich meteen de gedachte op dat eigenlijk niemand in haar omgeving de omvang en inhoud van die ‘kennis van zaken en ervaring’ ook maar bij benadering op hun waarde kan schatten. Allereerst al omdat er van het huidige dagelijks bestuur niemand zo lang voor de IVN gewerkt heeft als zij. (Voor het grote bestuur geldt, met uitzondering van collega Meter, hetzelfde.) Maar ook iemand die het grootste deel van mevrouw Moolenburghs IVN-tijd meegedraaid heeft, is er daarmee nog niet. Zelf ben ik in 1970 secretaris van de IVN geworden, als opvolger van dr. J.M. Jalink, bij wie mevrouw Moolenburgh toen al vier jaar als assistente gewerkt had. Ik mag wel zeggen dat ik het vak van haar geleerd heb. In de eerste tijd ging ik één avond in de week naar haar toe, later kon dat minder worden en werd het contact vooral telefonisch en schriftelijk onderhouden. Maar het was frequent en intensief, ook toen ik in 1977 voorzitter werd. Dat bleef zo tot op het moment waarop ik dit schrijf, één maand voor haar afscheid. Ik mag dus wel zeggen dat ik iets weet van haar kennis van zaken en ervaring. Maar ik vind het toch moeilijk daar veel over te zeggen, omdat ik me bewust ben dat ik eigenlijk
| |
| |
ook niet zo erg veel weet. Dat komt vooral omdat voor mij, evenals voor alle bestuursleden, het IVN-werk noodzakelijkerwijs ‘vrijetijdsbesteding’ is - ons dagelijks brood verdienen we nu eenmaal met iets anders -, terwijl het voor mevrouw Moolenburgh dagelijks werk was, niet alleen van negen tot vijf, maar heel dikwijls ook 's avonds en ook in het weekend. De IVN vulde het grootste deel van haar leven. En van dat dagelijks werk, al die administratie, correspondentie, telefoon, persoonlijke contacten, tikwerk, daar wisten en weten de andere bestuursleden eigenlijk maar weinig van.
Maar nu ik deze afscheidswoorden schrijf realiseer ik me heel duidelijk, dat het niet alléén moet gaan over die kennis van zaken en ervaring. Er is meer, en dat is nog belangrijken Ervaring krijg je als je ergens maar lang genoeg meeloopt; als je je inzet, niet te dom bent en je ogen en oren de kost geeft, komt die kennis van zaken ook wel. Zo is dat ook met mevrouw Moolenburgh gegaan. Maar ze had nog iets anders - noem het persoonlijke betrokkenheid, warmte, hart voor de zaak; ik durf het ook best liefde te noemen. Het lijkt veel moeilijker dáár iets over te zeggen, maar het is eigenlijk makkelijker. Want bijna iedereen die dit leest, wéét het al. Allereerst degenen die persoonlijk contact met haar gehad hebben, schriftelijk, telefonisch, mondeling. Maar ik dacht ook allen die haar meer uit de verte kennen, als de alomtegenwoordige op de colloquia of de schrijfster van bijdragen in NEM die door hun toon herkenbaar waren, ook als er geen ‘hme’ onder gestaan had.
Het is moeilijk van zo iemand afscheid te nemen, vooral als je weet dat dat afscheid de persoon zelf zo zwaar valt. Namens het bestuur en leden van de IVN dank ik mevrouw Moolenburgh heel hartelijk voor alles wat ze bijna vijftien jaar lang voor de vereniging en voor de buitenlandse neerlandistiek gedaan heeft. Maar ook en vooral wens ik haar het beste voor de toekomst. Voor de nabije toekomst, waarin ze de pijn van het afscheid nog zal voelen. Maar ook voor de verdere toekomst. Ik hoop en vertrouw dat zij met haar grote gaven van geest en hart iets anders zal vinden om zich aan te wijden en zich voor in te zetten. Voor iemand als mevrouw Moolenburgh is er in het leven altijd iets nuttigs, iets goeds en iets moois te doen. Dat ze de IVN daarbij niet zal vergeten, staat wel vast. Maar even vast staat dat de IVN haar niet zal vergeten.
(jdr)
Opvolgster mevrouw Moolenburgh. M.i.v. 1 januari 1981 is mevrouw J.M. Spoelder-Kristel te Woubrugge benoemd tot administratief medewerkster van de IVN. Mevrouw Spoelder werd op 20 februari 1948 in Amsterdam geboren. Zij heeft mulo-opleiding en volgde verschillende cursussen. Na enkele betrekkingen in het bedrijfsleven werd zij in 1976 secretaresse bij de vakgroep Algemene Taalwetenschap van de Rijksuniversiteit te Leiden.
Na twee maanden door mevrouw Moolenburgh ingewerkt te zijn, is zij sinds 1 maart van dit jaar zelfstandig werkzaam. Het speciale karakter van de IVN-werkzaamheden, en het feit dat zij iemand opvolgt die zozeer met het werk vergroeid was en daar zo'n eigen stempel op had gedrukt, maken de taak die zij op zich heeft genomen, niet eenvoudig. Wij vertrouwen er echter op dat zij zich met veel energie en elan van die taak zal kwijten, en wensen haar daarbij veel succes.
(red.)
| |
| |
Afscheid van de IVN. Het is vandaag 25 februari 1981. De NEM-kopij is klaar. Op dat ene stuk na. Dat moet ik nu wel schrijven. Over twee dagen moet alles naar de drukker. En ik kan na zoveel jaren toch niet zomaar, zonder afscheid, verdwijnen. Ik had me dat afscheid wel heel anders voorgesteld. Ik mag dan meer van letters houden dan van cijfers, het was me niet ontgaan dat ik op 30 augustus 1980 65 jaar zou worden. Toen de voorzitter mij een paar jaar tevoren vroeg, of ik er voor zou voelen na die datum nog door te werken tot en met het achtste colloquium, augustus 1982, zei ik van harte ‘graag, als dat zou kunnen’. We hadden toen nog hoop dàt het zou kunnen. Maar overheden werken alleen met wetten, jaartallen en cijfers. Als je heel hoog bent, als je professor voor je naam mag zetten, mag je nog vijf jaar langer doorgaan. Als je nog hoger bent, staatsman of kardinaal of zo, mag je op je zeventigste nog aan een taak begìnnen. Maar die heet dan geen baan meer, maar opdracht of roeping. Als je een gewoon radertje in de maatschappij bent, moet je gáán als je 65 bent. Of - wat oneindig erger is - al veel eerder, omdat er voor zoveel kleine radertjes geen werk meer is. Maar goed, ik moest dus gaan. Een half jaar uitstel werd me nog gegeven. In dat halve jaar werd er een opvolgster voor mijn administratieve taak gezocht en gevonden. Elders in NEM leest u meer over haar.
Toen de leden van de IVN mij op 31 augustus 1979 tot secretaris van de IVN kozen, leefde ik nog in de hoop dat ik tot 1982 door zou mogen gaan. Als ik die hoop niet had gehad, had ik geen kandidaatstelling aanvaard. Voor mij is er namelijk nooit een scherpe scheiding geweest tussen secretarisen administrateurswerk. Doordat het archief en de bibliotheek van de IVN in mijn huis waren ondergebracht, leefde ik dag en nacht in IVN-sfeer. Ik raakte zó vergroeid met de IVN dat het me nu veel moeite kost me ervan los te maken. Juist daarom heb ik besloten helemaal weg te gaan, ook als secretaris. Terwille van mijn opvolgster, terwille van de IVN, terwille van mijzelf.
Wie de nieuwe secretaris van de IVN zal worden, is op dit moment nog onzeker. Hij of zij zal het zeker heel anders doen dan ik. Ook de nieuwe administrateur zal het anders doen. Dat mag ook, dat is goed. Om dit alles moet dit stukje in NEM mijn afscheid van de IVN zijn. Je kunt een afscheid een paar dagen uitstellen, een paar weken gaat misschien ook nog wel. Maar anderhalf jaar na je vertrek nog eens terugkomen om afscheid te nemen kan niet. De periode Moolenburgh is nu voorbij.
Terwijl ik dit stukje zit te schrijven, belt de postbode voor een pakje. Een kleine attentie uit Polen, van een van de docenten. Een afscheidsgebaar. Ik moet even vechten tegen een paar tranen. Ik heb in al die jaren zo veel hartelijkheid ondervonden van docenten en anderen. Daarom wil ik mijn verhaal toch niet in mineur eindigen.
Ik ontkom er niet aan even terug te gaan naar het begin. Toen ik in 1966 voor het eerst bij dr. J.M. Jalink kwam, wist ik wel iets meer dan het meisje op de bank dat op een bewijs dat ik een buitenlandse cheque had ingeleverd, schreef: ‘Internationale Vereniging voor Lastechniek’. Maar veel meer dan dat het iets met Nederlands te maken had wist ik niet. Al gauw ontdekte ik dat dit werk niet alleen met onze taal, maar evenzeer of meer nog met de mensen die het Nederlands aan buitenlanders onderwijzen, te maken had. Het woord ‘lastechniek’ is in dit verband zo gek nog niet.
| |
| |
Verbindingen leggen, contacten onderhouden: zo is het immers begonnen. Ik denk de laatste weken nogal eens aan de begintijd, de Werkcommissie. Een paar mensen maar: Thys, Jalink, Thomassen. Daar kwam ik toen bij, als assistente. Het was allemaal nog overzichtelijk. We hoefden nog geen tijd te besteden - bijna had ik geschreven ‘verknoeien’ - aan statuten, bestuursverkiezingen, contributies innen, ledenadministratie voeren. Er was toen meer tijd voor wat in mijn ogen ècht belangrijk is: contacten met de werkers in het buitenland, het altijd weer zoeken naar wegen om de docenten van dienst te zijn. Misschien is dat een ouderwetse gedachte, maar als je 65 bent mag dat wel.
Ik heb aan de drie mensen die ik hierboven genoemd heb, heel veel te danken. Prof. Thys, de man zonder wie er waarschijnlijk geen Werkcommissie en geen IVN gekomen zouden zijn. Die anderen tot aan de grens van hun kunnen liet werken maar ook zichzelf nooit ontzag. Omdat hij gelóófde in wat hij deed en anderen liet doen. En dr. Jalink, de stille doordouwer. Over mijn vier jaren met hem zou ik een boek kunnen schrijven. Jalink is er niet meer, Thys zie ik niet meer. Maar Thomassen, de rustige, wijze man die vaak met succes knopen wist te ontwarren, conflicten wist op te lossen, hem ontmoet ik gelukkig nog wel eens.
Twee weken geleden stond ik, kort voor alles uit mijn huis werd overgebracht naar Woubrugge, voor mijn kast met de bibliotheek van de IVN. Die bibliotheek was mij lief. De boeken die erin stonden waren voor mij niet alleen maar publikaties die door de auteur aan de IVN waren afgestaan. Ze waren een herinnering aan de schrijvers. Ik zag ze weer voor me: Antonissen, Barnouw, Delfos, Heeroma, Jalink: stuk voor stuk mensen over wie ik graag veel meer zou vertellen. Ze zijn er niet meer. En al die anderen die er nog wel zijn, maar die ik, omdat ik niemand wil overslaan maar niet zal noemen. Ik hoop dat er in de IVN altijd weer mensen zullen zijn die - en nu citeer ik Heeroma - bereid zijn het ‘taalverhaal door te vertellen’. Het verhaal over de werkers met en voor onze taal, dichtbij en veraf. Ik denk dat het de moeite waard is.
Misschien denkt u nu wel dat voor mij de mooie dingen in de IVN alleen met het verleden te maken hebben. Nee, zo is het niet. Als het zo was, zo het me niet zoveel moeite kosten weg te gaan. Maar als ik de mensen van nu noem, waar moet ik dan beginnen en waar ophouden? Het spreekt vanzelf dat het werk meebracht dat de voorzitter het meest mijn IVN-pad kruiste. Een heel enkele keer kruisten we ook wel eens de degens!
Maar als over twee dagen het dagelijks bestuur afscheid van mij neemt, zal ik Jaap de Rooij van harte kunnen danken voor de manier waarop hij naast me heeft gestaan. De vergadering van overmorgen zal me ook wel de gelegenheid geven de andere leden van het d.b. en de vertegenwoordigers van de ministeries te danken. Dat doe ik nu maar niet.
Lang niet alle lezers van NEM zijn docent of oud-docent. Nu ik mijn afscheidswoord in NEM moet ‘uitspreken’ wil ik toch ook even aan die anderen denken. Ik dank degenen die mij telefonisch of schriftelijk hebben geïnspireerd, ook voor mijn NEM-taak. Tegen alle lezers zou ik willen zeggen: de redactie is altijd blij met kopij. Misschien spreek ik nu wat te boud. De redactie beslist natuurlijk of iets geplaatst kan en moet worden.
| |
| |
Maar het is maar heel zelden voorgekomen dat een ingezonden bijdrage niet werd geplaatst. We hadden af en toe wel eens wat meer weerwoord willen hebben. NEM zou er levendiger door kunnen worden.
Volgende week staat de nieuwe administrateur, mw. Spoelder, er alleen voor. Ik wens haar heel veel sterkte. Ik hoop dat ze voor de IVN even enthousiast zal worden als ik het ben.
Lezers van NEM die mij een beetje kennen, zullen wel begrijpen dat mijn laatste woorden voor de docenten in het buitenland bestemd zijn. Naast het bestuur zijn zij het toch vooral geweest die me altijd weer de moed hebben gegeven me in te zetten, door te gaan ook als dat overwerken betekende. Ik dank iedereen die me heeft geschreven en/of bezocht. Ik hoop sommigen van u nog wel eens te ontmoeten. Er zijn echte vriendschappen ontstaan. Ik zal u allemaal missen. Maar de IVN gaat ook zonder mij wel door. Een hartelijke groet van
H. Moolenburgh-Ekkel.
Promotie. De heer Alex Wethlij, voorheen lector Nederlands in Marburg (1961-1964), Göteborg en Lund (1964-1970), thans docent aan de Economische Hogeschool Limburg in Diepenbeek en medewerker aan de plaatselijke Zomercursus Nederlands, promoveerde op donderdag 20 november 1980 aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen tot doctor in de letteren. Zijn proefschrift, dat onder leiding van professor dr. A.A. Weijnen tot stand kwam en in twee delen door het Wetenschappelijk Onderwijs Limburg is uitgegeven, draagt de titel: ‘Tekengebruik en klankinformatieve waarde bij de vocaalspelling in de Sittardse oorkonden 1348-1450.’ Het lijvige werk (XXXII plus 682 blz.) is een zeer te waarderen bijdrage aan de studie van de historische taalwetenschap en de dialectologie in ruimere zin. Onze hartelijke gelukwensen begeleiden de nieuwe doctor bij zijn verder wetenschappelijk werk.
(red.)
Docentenlijst nr. 19 is eind vorig jaar verschenen. De meeste lezers van NEM zullen nu wel een exemplaar hebben ontvangen. Op het moment dat deze regels geschreven worden, liggen er nog zo'n 230 adressen klaar voor verzending. Tegen de tijd dat dit nummer van NEM uitkomt zullen die 230 adressen wel zijn afgewerkt. Mocht u in het verleden wel een docentenlijst hebben ontvangen, maar lijst 19 nog niet hebben, meldt u zich dan maar bij het secretariaat van de IVN. Daar zal men er waarschijnlijk nog wel een voor u hebben.
Ook in deze docentenlijst zijn door of buiten onze schuld weer fouten terechtgekomen. Misschien wilt u ze met behulp van de nu volgende lijst even herstellen.
blz. 7 |
Mainz: toevoegen mw. J.E. Goedbloed |
blz. 7 |
München: Kreuzweg 15 wordt Kreuzweg 22; idem op blz. 8 |
blz. 8 |
Münster: Stevens schrappen
mw. drs. M. Parson toevoegen |
| |
| |
blz. 9 |
Saarbrücken: mw. Goedbloed schrappen
toevoegen lic. C. Vandoorne |
blz. 9 |
Tübingen: Sindelfinger Strasse 79 wordt 77 |
blz. 11 |
Helsinki en Turku: huisadres Starmans is nu:
Vellamontie 23 C 11, 04230 Kerava 3 |
blz. 15 |
Tours: hier is benoemd mw. Van Vlierden |
blz. 16 |
Canterbury: huisadres Hol is nu:
2 Summer Court, Summer Hill,
Harbledown, Kent CT2 8NP, tel. 56972 |
blz. 24 |
Trieste: adres Scuola de lingue moderne is
Via d'Alviano 15/1, Trieste |
blz. 28 |
Wrocƚaw: mw. Depestel heet nu mw. R. Martynowski-Depestel en ze woont: ul. Widna 3.13, 50-543 Wrocƚaw |
blz. 43 |
Kyoto University of Foreign Studies: het adres is 6 Kasame-cho, Saiin, Ukyo-ku, Kyoto 615, tel. 311-5181 |
blz. 49 |
toevoegen:
University of Maryland, Dept. of Germanic and Slavic Languages and Literatures, Arts and Humanities Division, College Park, Maryland 20742
Dr. W.H. Fletcher, Assistant Professor of German and Dutch |
Ledenlijst, blz. 64-67.
toevoegen:
Dr. A.P. Dierick |
37 |
Dr. W.H. Fletcher |
49 |
Drs. S. Fukami |
43 |
Drs. J.P.M. Groot |
24 |
Prof. dr. G. van de Louw |
13 |
Mw. dr. B. Schludermann |
3 |
Mw. R. Trampus-Snel |
24 |
Buitengewone leden
schrappen:
Prof. dr. G.A. van Es (overleden jan. 1981) |
Dr. P.K. Niekerk |
toevoegen:
Mw. dr. K.M.G. Eerdmans, Meeuwenlaan 78, 1800 Vilvoorde, België |
Drs. P.J.M. de Kleijn, Chaussée de Namur 249, boîte 4, 1300 Wavre, België |
Mw. drs. M. Klijn-Wuisman, Nieuwstraat 47, 2312 KA Leiden, Nederland |
Mw. E. Lloyd-Reichling, 2 de Beauvoir Square, London N, G. Br. |
Lic. P. van Nunen, Geldropseweg 9E, Eindhoven, Nederland |
Prof. dr. P.C. Paardekooper, Tacklaan 93, 8500 Kortrijk, België |
Drs. P. Schampaert, Oude Maasstraat 72, 3822 Hasselt, België |
Mw. prof. dr. M.H. Schenkeveld, Van Nijenrodeweg 163, 1093 EL Amsterdam |
Het adres van mw. E. Jarosinska is: ul. J. Dabronskiego 69 a m/3, 02386 Warszawa, Polen.
| |
| |
Van de volgende buitengewone leden is het adres zoals het in de lijst staat blijkbaar verkeerd. Brieven komen terug. Wie kan de IVN aan het juiste adres helpen van:
Drs. J. Adriaens, drs. J.W. Tober, mw. lic. C. Vanheertum-Verbeeck?
(hme)
|
|