| |
| |
| |
Van buiten de muren / Europa
Bondsrepubliek en West-Berlijn
Freie Universität Berlin. In de nieuwe docentenlijst komen de namen van dr. D. de Vin en P. Groenewold niet meer voor. Hun plaatsen werden ingenomen door resp. mw. J.F. Ridderbeekx en mw. M.-M. Müller. Mw. Ridderbeekx is Nederlandse (geb. 12.10.1952 in St. Odilienberg). Zij studeerde Duitse taal- en letterkunde aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Mw. Müller is Duitse. Zij werkt al wat langer in Berlijn. Zo was ze in 1979 aanwezig op ons Zevende Colloquium Neerlandicum. Samen met mw. Ridderbeekx nam ze dit jaar deel aan de Diepenbeekse zomercursus voor docenten. Mw. Müller houdt zich intensief bezig met het medium film ten behoeve van het onderwijs. Zij onderzoekt o.a. de verbanden die er bestaan tussen film en literatuur.
(hme)
Universiteit Paderborn. Sinds kort wordt in de afdeling Sprach- und Literaturwissenschaften van deze universiteit Nederlands gegeven. Docent is de heer Werner Frank (geb. 11.1.1951 in Essen). De heer Frank had door zijn lessen aan Duitse volksuniversiteiten al enige ervaring met het geven van Nederlands. Hij had zijn kennis van onze taal opgedaan aan de universiteiten van Freiburg en Keulen. Op zijn initiatief heeft het Nederlands nu een plaats gekregen op het programma van de universiteit van Paderborn. Voorlopig nog een bescheiden plaats: 4 uur in de twee weken. Het aantal studenten bedraagt 11. Bij het onderwijs ligt de nadruk op praktische taalbeheersing en kennis van land en volk. In juni van dit jaar was Werner Frank met zijn studenten een week in Nederland.
(hme)
| |
Groot-Brittannië
Aspecten van de neerlandistiek aan de Universiteit van Liverpool en in Groot-Brittannië in het algemeen tijdens het academisch jaar 1979-80. 1979-80 was om diverse redenen een nogal (belang)rijk jaar voor de Liverpoolse neerlandistiek.
In de eerste plaats waren wij vereerd door het bezoek van niet minder dan zes collega's uit binnen- (1) en buitenland (5) die naar Liverpool waren gekomen om er een lezing te houden. Dat waren (aantal toehoorders tussen haakjes):
Professor Peter King (Hull) die op 23 oktober 1979 een ernstig pleidooi hield voor ‘Vondel, Holland's National Poet: a prophet in his own country’ (10);
Professor Ernst Kossmann (Groningen) die op 6 november nuchter en relativerend sprak over ‘How to survive a foreign occupation. The Low Countries in two World Wars’ (± 50);
Dr. Jaap de Rooij die een week later op zijn bekende heldere wijze de feiten
| |
| |
uiteenzette omtrent ‘Dutch Dialects and Dialectology’ (15);
Professor Jaap Oversteegen (Utrecht) die veertien dagen later met animo inging op ‘The Theory of Literary Interpretation: what we learn from Marsman's poem Vlam’ (20);
Marinel Gerritsen (Amsterdam) die op 18 maart 1980 ons uitgebreide voorlichting gaf over ‘Sex as a linguistic variable’ (± 60);
en tenslotte Frank Jansen (Tilburg) die de dag daarop verhelderend rapporteerde over zijn onderzoek op het gebied van ‘Performance and Standard Dutch’ (± 25).
De, vooral voor de afwezigen, helaas slecht bezochte ‘Vondel Tricentenary Lecture’ van collega King werd mogelijk gemaakt door het Liverpoolse ‘Departmental Lecturers' Fund’, het bezoek van professor Kossmann door het British Council, terwijl het grootste deel van de kosten van de twee volgende lezingen door het (Nederlandse) Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen werd gedekt: aan deze instanties onze dank. De collega's uit Nederland hielden allen ook aan andere universiteiten lezingen - de ene keer dezelfde lezing als in Liverpool, de andere keer dezelfde plus een andere, of een andere, zodat ook de volgende universiteiten door één of meer van de Liverpoolse gasten werden aangedaan: Aberystwyth, Cambridge, Hull, Londen, Manchester, Salford, Sheffield. (Slechts in Aberystwyth wordt er geen Nederlands gedoceerd.)
Bijzonder aangenaam was het in alle opzichten zeer geslaagde, twee dagen durende bezoek aan Liverpool van Marinel Gerritsen en Frank Jansen: hun verblijf was slechts één onderdeel van een groter programma op initiatief van professor Martin Harris, hoogleraar ‘Romance Linguistics’ aan de Universiteit van Salford, welke instelling de voornaamste kosten voor haar rekening nam.
De teksten van de lezingen van de collega's Kossmann en Oversteegen zijn afgedrukt in aflevering no. 10 (maart 1980) en de tekst van de lezing van collega King in no. 11 (juli 1980) van het vooral vanaf het Vondelnummer (juli 1979) in toenemende mate gezaghebbende tijdschrift voor neerlandici/neerlandistiek Dutch Crossing, uitgegeven door het Dutch Department aan Bedford College, Universiteit van Londen. Het is de bedoeling dat ook de teksten van de lezingen van de collega's De Rooij en Jansen daar worden afgedrukt.
Tenslotte, wat het onderwerp lezingen betreft, is het verheugend dat er niet alleen lezingen over literaire onderwerpen - tot voor kort de norm voor gastvoordrachten van collega's uit Nederland en Vlaanderen op bezoek in Groot-Brittannië - werden gehouden, maar ook over linguïstische en historische.
Misschien mag ik hier nog een ‘gast’ noemen, nl. Max Havelaar, althans zoals hij verscheen in de gelijknamige bekende film van Rademakers, die eind januari/begin februari 1980 in een aantal universiteitssteden werd vertoond, waaronder Liverpool. Collega Paul Vincent (Bedford College) heeft ervoor gezorgd dat de film in het land was: aan hem onze dank. Laten wij echter hopen dat het niet nodig zal zijn dergelijke letterkundig belangrijke films te huren, wanneer de Nederlandse Taalunie - onze vreugde hierover is vanzelfsprekend - ook haar extra-murale vruchten begint af te werpen...
| |
| |
Het tweede belangrijke punt voor Liverpool is dat, dankzij de aanmoedigende steun van professor W. van Looy, directeur van de Economische Hogeschool Limburg te Diepenbeek, en professor J. Wilmots, er nu een band bestaat tussen de Liverpoolse universiteit en de afdeling Limburg (België) I van ‘De Orde van den Prince’ - en niet enkel theoretisch, want wij ontvangen reeds met grote dank de (Belgische) weekbladen Knack en Spectator, en twee van de 1979-80 eerste-jaars studenten waren te gast bij de gezinnen van twee Orde-leden in regio Hasselt, het gezin Boesmans (Carol Dickinson) en het gezin Koninckx (Julie Wilson). Dit gebeurde onmiddellijk na hun deelname aan de Diepenbeekse zomercursus. 15-17 mei zijn ook, onder leiding van de heer Paul Kempynck, leden van de afdeling Ieper-Veurne van de Orde naar Cambridge gekomen om kennis te maken met de Britse docenten Nederlands. Op uitnodiging van de Vlaamse bezoekers waren verscheidene docenten aanwezig om de Vlaamse gasten te verwelkomen en rond te leiden in de beroemde universiteitsstad: het waren aangename uren.
Verder zijn in juli 1980 de twee eerste studenten voor de opleiding tot de Liverpoolse BA Honours graad ‘German with Dutch’ met goede cijfers afgestudeerd. Op één van deze studenten, Jane Hedley-Prôle, heeft Nederland in zijn diverse gedaanten zo'n indruk gemaakt, dat zij zich intussen reeds in Amsterdam heeft gevestigd. De cursus ‘German with Dutch’ blijkt in staat te zijn, studenten aan te trekken, hetgeen de dringende noodzaak van een tweede full-time docentschap Nederlands aantoont.
Boven is tijdens de bespreking van Liverpoolse bijzonderheden een en ander van groter dan Liverpoolse interesse ter sprake gekomen: er is nog meer.
Heel belangrijk op nationaal niveau is het feit dat tijdens 1979-80 is overeengekomen dat, vanaf 1980-1, Nederland (eindelijk) gaat meedoen aan het tussen het Verenigde Koninkrijk en verscheidene andere Europese en buiten-Europese staten bestaande programma van leerassistenten (‘language assistants’), waarbij jonge mensen, bijna altijd studenten van de taal van het betreffende (vreemde) land, 9 à 10 maanden in dat land verblijven, verbonden aan een instelling van secondair of tertiair onderwijs, als leerassistent voor hun moedertaal (zie NEM-33, 16). Er is uit verschillende hoeken hard gewerkt aan de deelname van Nederland aan dit programma: wij zijn simpelweg zeer dankbaar om het bereikte. Men kan hierbij nog aantekenen dat de Ministerraad van de EG positief staat tegenover dergelijke programma's onder de lidstaten.
Eveneens op nationaal niveau gaat het werk van ADULT (Association of Dutch Language Teachers) door: 1979-80 zijn drie Newsletters verschenen (met bijvoegsels). Als ADULT-project wordt binnen afzienbare tijd een bloemlezing van Nederlandse leesteksten van verschillende soorten en graden van moeilijkheid, samengesteld door mw. J. Williams (Oxford College of Further Education), gepubliceerd. Op de tweede bijeenkomst van het National Congress on Languages in Education (NCLE), 7-10 juli 1980 te Durham, werd ADULT vertegenwoordigd door ondergetekende. De bijeenkomsten van het NCLE vinden (voorlopig) om de twee jaar plaats, en maken een belangrijk deel uit van zijn werk als nationaal overlegorgaan m.b.t. de plaats van taal en talen in het Britse onderwijs. Stimulerend was deze
| |
| |
keer de ontdekking van bepaalde gemeenschappelijke interesses bij bv. enerzijds docenten die te maken hebben met het behoud van de moedertalen van immigranten (bv. in de Britse situatie het Hindi) en anderzijds docenten van de kleinere Europese talen (bv. het Nederlands); in Groot-Brittannië is bv. het Italiaans zowel een tamelijk belangrijke immigrantentaal als een kleinere Europese vreemde taal. Dit is vooral interessant omdat de EG - weliswaar nogal idealistisch - heeft bepaald dat per 1981 elke lidstaat maatregelen moet treffen, om, in het kader van zijn eigen onderwijsprogramma, in deze staat wonenden uit andere EG-landen onderwijs te geven in de taal van het EG-land van oorsprong.
Van nationaal belang is ook dat het Institute of Modern Dutch Studies aan de Universiteit van Hull oktober 1980 zijn eerste studenten voor de opleiding tot de ‘BA Special Honours Degree in Modern Dutch Studies’ verwelkomt. Deze studenten zijn een nieuw soort neerlandici in Groot-Brittannië: zij volgen nl. een cursus (met de woorden van professor King) ‘providing an advanced competence in the Dutch language and knowlegde of Dutch and Flemish life, combined with a specific training and experience in a business or professional field’, een cursus taal op gevorderd niveau, dus, gecombineerd met een uitgebreide cursus van land en volk. Er bestaat reeds een aantal - onderling duidelijk nogal verschillende - cursussen van het geijkte type taal- en letterkunde aan Britse universiteiten; de nieuwe cursus slaat een nieuwe richting in.
Last but not least, zoals men dat soms pleegt te verwoorden in up-to-date Nederlands, stippel ik hier graag, maar wegens plaatsgebrek heel summier, enkele nog niet genoemde (doorgaande) bezigheden aan: de publikaties en tijdens bijeenkomsten voorgelezen papers, als ook het advies over het Nederlands - dat aan Jan en alleman wordt verstrekt - van de universitaire collega's, en speciaal het onderwijs van de minder bevoorrechte collega's - die vaak in povere omstandigheden hun taak verrichten - op avondscholen en dergelijke; het zijn allemaal Britse neerlandici. Ik kom dan tot de slotsom dat het met de neerlandistiek in Groot-Brittannië goed gaat.
Michael Rigelsford, University of Liverpool, oktober 1980
Voetnoot: Naast al dit positieve kan men één ding betreuren: dat er voorlopig in Groot-Brittannië zo weinig belangstelling wordt getoond voor het Certificaat Nederlands als vreemde taal, vooral nu het basisniveau er is. De examens zijn, wat taaltoetsingtheorieën betreft, verantwoord, en dienen door de Britse docenten te worden aangemoedigd. (Niet dat men het reeds overmatig belaste CNVT-personeel wil ‘over-overstelpen’ met werk!)
Bedford College, University of London. Dit jaar heeft een record aantal studenten het B.A. examen Nederlands afgelegd. Er waren in totaal 15 candidaten, waarvan 10 met Nederlands als enige hoofdvak, 3 die Nederlands gestudeerd hadden in combinatie met Duits en 2 in combinatie met Frans. In die combinaties is het Nederlands allerminst een bijvak, maar een tweede hoofdvak dat precies de helft van de totale studie omvat. Niet alleen was het aantal afstuderenden groter dan ooit tevoren, ook de uitslag van de examens is nog nooit zo glorieus geweest. Niemand is gezakt, er was maar
| |
| |
één Third Class, en maar liefst 3 candidaten behaalden een First Class. Wie weet hoe zeldzaam een ‘First’ in Engeland is, zal begrijpen dat ik dit niet voor me kon houden.
(rpm)
| |
Polen
Universiteit van Lublin. Het Centrum voor Nederlandse Cultuur aan de Katholieke Universiteit van Lublin (Polen) hield van 20 t/m 22 mei j.l. een symposium gewijd aan de Nederlandse taal en cultuur. Aan dit symposium werd deelgenomen door neerlandisten van deze en de overige Poolse universiteiten, en door een aantal genodigden uit België. Ook de Nederlandse ambassadeur in Warschau, de heer Korthals Altes, gaf persoonlijk blijk van zijn belangstelling. Het symposium werd geopend door de rector-magnificus van de KUL, pater Kra̧piec, die in zijn toespraak de speciale betekenis van de culturele contacten van de Nederlanden met de KUL benadrukte.
De reeks lezingen werd geopend door Norbert de Paepe (Leuven), die over de middeleeuwse hofpoëzie in de Lage Landen sprak; na hem volgde Hugo Bousset (Brussel) met een lezing over ontwikkelingen in het moderne Vlaamse proza. De middag stond in het teken van de linguïstiek: Stanisƚaw Prȩdota (Wrocƚaw) sprak over het woordaccent in het Nederlands en het Pools, Mariusz Krajcarz (Wrocƚaw) over de weergave van het Nederlandse verkleinwoord in het Pools, en Jerzy Jeszke (Lublin) over de Germaanse leenwoorden in het Kasjoebisch. In de avonduren konden de deelnemers de boeiende voorstelling ‘Het zwerven’ bekijken, opgevoerd door het studententheater ‘Plastisch Toneel’.
De tweede dag kwamen er andere thema's aan de orde. Rik Bostoen (Brussel) sprak over de filosofie in Vlaanderen in heden en verleden, en Michel Cloet (Leuven) over de contrareformatie en de katholieke restauratie in Vlaanderen in de XVIIe eeuw. Jan Turowski (Lublin) bracht de veranderingen in de landbouw in het moderne België ter sprake, terwijl Ambrosine Verrycken (Brussel) een lezing hield over volksdevotie in de Lage Landen in de XVe eeuw. Als laatste sprak Tadeusz Zagrodzki, die een uiteenzetting gaf over de gotische architectuur in Brabant.
Op de derde en laatste dag kwam het taalonderwijs aan bod in de lezing van Leopold Engels (Leuven) over theorie en praktijk in het vreemde-talenonderwijs en in die van Zofia Klimaszewska (Warschau) over haar ervaringen met het Nederlandse taalonderricht aan Poolse studenten. Tot slot werd door Norbert Wojciechowski (Lublin) aan de hand van documenten uit de Poolse pers uit de doeken gedaan, wat voor beeld de Polen hebben over Nederland en de Nederlanders. De namiddag werd besteed aan het bezichtigen van Lublin.
Hoewel het een neerlandistisch symposium was, werden de lezingen in liefst vijf talen gehouden; de aldus opgeworpen taalbarrière werd vaardig geslecht door de heer Kaczmarkowski, die na elke lezing een samenvatting in het Pools gaf.
| |
| |
Het symposium kan, niet in de laatste plaats dank zij de voortreffelijke organisatie, als zeer geslaagd beschouwd worden.
S. Prȩdota, Wrocƚaw
Universiteit van Wrocƚaw. Op 6 mei was de Antwerpse ‘pink poet’ Nic van Bruggen te gast in het Instituut voor Neerlandistiek aan de Universiteit van Wrocƚaw, Polen. Hij gaf er een lezing van zijn poëzie, die o.m. dank zij de uitstekende voorbereiding en de kopieën van de voorgelezen poëzie die de dichter bij zich had, wonderwel aansloeg bij de studenten. 's Avonds kon er een bandopname beluisterd worden waarop Julien Schoenaerts de cyclus ‘Tussen huis en jaargetij’ uit de bundel ‘Ademloos seizoen’ voorlas, met als achtergrond muziek van Mahler, die mooi harmonieert met de ietwat decadente, broze fin-de-siècle sfeer van de vertolkte poëzie.
Een boeiend gesprek volgde: over poëzie en schrijven als beroep, over het beroep van de dichter (copywriter) en de ethiek ervan, en over Polen, waar een luxe-poëziebeweging als Pink Poet moeilijk denkbaar zou zijn.
Zonder overdrijving kunnen we deze poëziedag beschrijven als een geslaagd evenement, dat herhaling verdient.
R. Depestel, Wrocƚaw
| |
Buiten-Europese landen
Australië
We beginnen deze rubriek met een berichtje dat er misschien niet meer in thuishoort. Het ‘Australisch tintje’ waarover de schrijver het heeft, deed ons besluiten het toch maar hier op te nemen.
Promotie Kees de Graaf. Op 19 september promoveerde Kees de Graaf in Utrecht tot doctor in de letteren op een proefschrift over de Middelnederlandse Flandrijs. Kees de Graaf was van 1960 tot 1970 docent Nederlands in Melbourne en is nu medewerker voor Middelnederlandse literatuur aan de Universiteit van Groningen. De promotor was Prof. Dr. W.P. Gerritsen, en de plechtigheid had een mooi Australisch tintje omdat de vroegere hoogleraar Nederlands uit Melbourne, Prof. J. Smit, en ondergetekende uitgenodigd waren zitting te nemen in de promotiecommissie. Graag wensen we onze oud-collega Dr. De Graaf van harte geluk met zijn doctoraat en zijn degelijke en bijzonder leesbare boek.
(rpm)
| |
Canada
In NEM-34 hebt u al kunnen lezen dat er in Canada een groeiende belangstelling voor de Nederlandse taal- en cultuur is. In de Docentenlijst die binnenkort uitkomt heeft de universiteit van Calgary dan ook gezelschap gekregen van de universiteiten van Toronto en Waterloo.
| |
| |
Universiteit van Toronto. Hier wordt een cursus Nederlands gegeven door dr. A.P. Dierick, Assistant Professor in het German Department van Victoria College.
Universiteit van Waterloo. Hierover kunnen we u al iets meer vertellen. In 1978 is de theoloog dr. R. Kooistra begonnen met het onderwijs van het Nederlands. Een jaar later werd de cursus overgenomen door het Department of Germanic and Slavic Languages and Literatures. In het academisch jaar 1980/81 wordt de cursus ook als ‘correspondence course’ aangeboden. Studenten ontvangen de cursus op de band. Dutch 101 en 102 bestaan uit 20 lectures van ieder 40 minuten. Aan het eind van het semester kan op 62 plaatsen, verspreid over heel Canada, een ‘final examination’ worden afgelegd. Leider van de cursus is prof. dr. A.F. Zweers, Amsterdammer van geboorte. Hij studeerde Slavische talen aan de universiteit van Amsterdam, in 1971 promoveerde hij aan de RU Groningen. Inmiddels was de heer Zweers in 1962 naar Canada geëmigreerd. Hij was van 1962 tot 1967 verbonden aan de University of British Columbia in Vancouver. Sinds 1967 doceert hij Russisch, Kerk-Slavisch, Oud-Russisch en - sinds 1979 - Nederlands aan de University of Waterloo.
Een gedeelte van het onderwijs hier wordt verzorgd door dr. R. Kooistra, die ook een ‘Introduction to Dutch culture’ geeft. Dr. Kooistra is eveneens in Nederland geboren. Hij studeerde theologie in Kampen en Amsterdam. Na zijn promotie in 1955 emigreerde hij naar Canada. Dr. Kooistra legt bij zijn onderwijs de nadruk op de sociologische verkenningen van Nederlandse situaties.
Universiteit van Windsor. Mw. Louise Vanhee-Wilson geeft hier een cursus ‘Dutch and Belgian Civilization’. Zij hoopt dat ook aan deze universiteit binnen niet al te lange tijd Nederlands zal worden gedoceerd. Wij hopen het met haar. Als het zover is zal ook deze universiteit in de Docentenlijst worden opgenomen.
(hme)
| |
Verenigde Staten van Amerika
Universiteit van Maryland. Het was niet meer mogelijk deze universiteit nog in de Docentenlijst op te nemen. Wel kunnen we u al iets vertellen over de persoon die hier Nederlands onderwijst. Het is dr. William H. Fletcher, geb. 20.3.1948 in Stockton, California. Dr. Fletcher studeerde aan California State University of Sacramento en aan Cornell University. Aan deze laatste universiteit promoveerde hij in 1976 tot Doctor of Philosophy in Germanic Linguistics with specialization in Dutch, minors in Scandinavian and Spanish Linguistics. Promotor was prof. dr. Frans van Coetsem. Dr. Fletcher ziet aan de universiteit van Maryland met haar 40.000 studenten goede kansen voor het Nederlands. Belangstelling is er wel. Helaas laat de bibliotheek op het gebied van het Nederlands volgens dr. Fletcher nog ‘alles te wensen over’. Hij zoekt naar mogelijkheden hierin verbetering te brengen.
(hme)
| |
| |
| |
Zuid-Afrika
Universiteit van die Witwatersrand, Johannesburg. Van 6 tot 8 maart 1980 vond hier het tweede ‘Kongres vir neerlandistiek in Suid-Afrika’ plaats. (Over het eerste congres (maart 1977) werd bericht in NEM-29, blz. 72-73.) Onder voorzitterschap van prof. Edith H. Raidt werden negen voordrachten met discussie gehouden, terwijl er ruimschoots gelegenheid was voor informeel en persoonlijk contact tijdens een receptie, theepauzes en maaltijden.
De voordrachten waren:
Dr. J. de Rooij: ‘De Algemene Nederlandse Spraakkunst’ |
L.E.M. Renders: ‘De Neerlandistiek in Zuid-Afrika: problemen en opgaven’ |
Prof. M. Nienaber-Luitingh: ‘Het religieuze aspect van het dichterlijke woord in de poëzie van Gerrit Achterberg’ |
Dr. H.M. Roos: ‘Louis Paul Boon: roman of dokument’ |
Prof. G.J. de Klerk: ‘Onpersoonlike uitdrukkings in Middelnederlands’ |
Dr. J. Gerwel: ‘De Oostakkerse gedichten van Hugo Claus’ |
M. de Jong: ‘Het Nederlandse boek in Zuid-Afrika’ |
Prof. J. van der Elst: ‘Figure en tendense in die moderne Nederlandse poësie’ |
Dr. R.F. de K. Gilfillan: ‘P.C. Hooft en die “Metaphysicals”’ |
Zoals uit dit programma blijkt, werd de eerste lezing gehouden door een Nederlandse gastspreker, die tevens de schrijver van dit bericht is. Ik was namelijk uitgenodigd door de departementen Afrikaans en Nederlands van tien universiteiten, om gedurende drie weken voordrachten te houden en persoonlijk kennis te maken met de Zuidafrikaanse neerlandistiek en haar beoefenaars. Het congres in Johannesburg was voor mij dus maar een onderdeel van een veel omvangrijker programma.
Ik bezocht de Universiteit van die Witwatersrand en de Randse Afrikaanse Universiteit in Johannesburg, de Potchefstroomse Universiteit vir Christelike Hoër Onderwijs, de Universiteit van die Oranje-Vrijstaat in Bloemfontein, de Universiteit van Kaapstad, de Universiteit van Stellenbosch, de Universiteit van Wes-Kaapland in Bellville (voor kleurlingen), de Universiteit van Natal in Durban, de Universiteit van Durban-Westville (voor Indiërs), en de Universiteit van Natal in Pietermaritzburg.
Mijn voordrachtenprogramma omvatte lezingen (of soms meer informele causerieën) over het gebruik van de verbogen en onverbogen vorm van het adjectief in het Nederlands, de voegwoorden omdat en doordat, dialect en standaardtaal in het Nederlandse taalgebied, de neerlandistiek in het buitenland, en de Algemene Nederlandse Spraakkunst. Het gehoor was erg gevarieerd: docenten, stafleden, studenten van alle jaargangen en een enkele keer belangstellenden van buiten de universiteit. Slechts één keer, namelijk aan de Engelstalige universiteit van Durban, waar ook niet-Afrikaansstuderenden onder het gehoor waren, sprak ik Engels, verder altijd Nederlands. Ik had de indruk dat ook de jongerejaarsstudenten mij in het algemeen goed konden volgen (ik probeerde natuurlijk wel extra duidelijk ‘Nederlands voor buitenlanders’ te spreken).
Toch hoorde ik altijd weer dat hier problemen lagen. Het Nederlands wordt namelijk voor de jonge Zuidafrikaan steeds meer een vreemde taal. De oudste generatie heeft het Nederlands nog als schrijftaal gekend, de
| |
| |
mensen van middelbare leeftijd gebruikten voor hun studie veel Nederlandse boeken en hadden veel contact met Nederland, maar voor de jongeren geldt dat niet meer zo. Wat er op de middelbare school in het kader van het moedertaalonderwijs aan Nederlands gedaan wordt schijnt minimaal te zijn. Wie aan de universiteit ‘Afrikaans en Nederlands’ gaat studeren en dan Nederlandse literatuur moet lezen en zich in de Nederlandse taalgeschiedenis moet verdiepen, is daar meestal niet al te best op voorbereid. Maar de departementen heten niet voor niets ‘Afrikaans en Nederlands’: het Nederlands vormt nog altijd een niet onaanzienlijk onderdeel van de studie. Begrijpelijk, en vanuit Nederlands standpunt alleen maar toe te juichen, maar voor de student vaak een hinderpaal. Traditiegetrouw werd tot voor kort kennis van het Nederlands bij het begin van de universitaire studie veelal aanwezig verondersteld, maar de laatste tijd gaat men er steeds meer toe over het Nederlands als vreemde taal te beschouwen en daaruit ook de didactische consequenties te trekken.
Hoewel ik in drie weken (eigenlijk negentien dagen) een druk programma had af te werken, was er tijd genoeg om over deze en dergelijke problemen met mijn gastheren en -vrouwen van gedachten te wisselen. Ook was er nog wel gelegenheid om iets van het land te zien, zowel wat de natuur als wat de cultuur betreft. In het algemeen kan ik zeggen dat ik overal bijzonder vriendelijk ontvangen ben en dat men geen moeite gespaard heeft om mijn verblijf aangenaam en interessant te maken. Een uitvoerige weergave van mijn ervaringen is uiteraard onmogelijk, daarvoor ben ik op teveel plaatsen geweest, heb teveel gezien en gehoord en teveel mensen gesproken.
Natuurlijk zijn er in Zuid-Afrika andere en grotere problemen dan die van de neerlandistiek en ook die kwamen wel eens ter sprake. Maar evenmin als mijn reis daarvoor bedoeld was, is dit tijdschrift de plaats om daar nader op in te gaan. De wens ‘alles van die beste’ voor het Afrikaans en het Nederlands in Zuid-Afrika moge daarom dit korte verslag besluiten. (jdr)
Voetnoot: Een aantal berichten voor de rubriek Van buiten de muren kan helaas door gebrek aan plaatsruimte niet worden opgenomen.
|
|