het alfabet beschouwen, het is algemeen bekend (maar daarom niet minder vervelend).
Het tweede probleem betreft de naam van onze taal: Nederlands-Hollands-Vlaams enz. Dat kunnen we wel oplossen, als we goed ons best doen, maar dat doen we niet altijd. En als wij dat al niet doen, wat kunnen we dan van buitenlanders verwachten?
Dit alles ter inleiding van een brief van collega Hans Tromp uit Madrid aan de redactie van het bulletin Hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in Nederland, een uitgave van de NUFFIC die veel lezers van NEM niet onbekend zal zijn. Het gaat hier over de benamingen voor onze taal in het Spaans. Het Nederlands wordt in het Spaanstalige deel van de wereld weinig onderwezen, maar Spaans is wel een wereldtaal, dus de zaak is bepaald niet onbelangrijk. Met toestemming van de schrijver drukken we zijn brief hier onverkort af.
‘Regelmatig krijg ik van de Ned. Ambassade alhier uw bulletin Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek in Nederland toegestuurd, in de Spaanse editie. Ik hoop dat dit blad veel mensen en instanties moge bereiken.
Ik wil u echter bij deze laten weten, dat ik het er niet mee eens ben dat het tegenwoordig, tenminste in de Spaanse versie, weer allemaal “Holanda” en het adjectief “holandés” is wat de klok slaat. Ik dacht eigenlijk dat we daar langzamerhand vanaf aan het komen waren, en ik signaleer ook regelmatig in de Spaanse pers het gebruik van “neerlandés” en “Paísos Bajos”, en dan vind ik dat uw tijdschrift daar consekwenter in moest zijn, zeker daar het zich richt tot een min of meer academisch publiek. Ik begrijp overigens de moeilijkheden wel, en ik spuw ook geen vuur over b.v. een matig gebruik van het woord “Holanda” (dit dan ter afwisseling van “Paísos Bajos”), maar wel wil ik waken voor een regressie in deze materie (eigenlijk “wil” ik helemaal niet waken, ik heb een broertje dood aan het schrijven van dit soort brieven, maar als ik het niet doe, wie dan?).
Ik zie dat het de tendens van uw vertalingen is Nederland(s) voor officiële gelegenheden te bewaren (Príncipe Bernardo de los Paísos Bajos, Nuffic-Fundación universitaria neerlandesa), maar verder gaat dan alles op de “hollandse” toer, waarbij ook officiële benamingen niet meer als “nederlands” gelden. Want ik zie dat correspondentie over de verspreiding van dit tijdschrift gericht moet worden aan “embajada de Holanda” in mijn land, terwijl het me juist bereikt in een envelop waarop als afzender de Embajada real de los Paísos Bajos vermeld staat. Ook de Raad van de Nederlandse Universiteiten (Academische Raad?) heet bij u steevast “Consejo de las Universidades Holandesas”.
Het hoogtepunt van de spraakverwarring lijkt me bereikt te worden op blz. 21, van Bull. 3, volume 21, zomer 1977, waar Elsschot een “autor neerlandés” genoemd wordt. Ik veronderstel dan dat u het woord neerlandés als nederlandstalig begrepen wilt zien, hoewel we daar toch de woorden neerlandófono (zeer populair in de Spaanse pers) voor hebben, of, wat in dit geval heel mooi gekund had, de expresión neerlandesa (“el autor belga Elsschot, de expresión neerlandesa” - als je tenminste het adjectief Vlaams wilt vermijden). Ik trek dus mijn conclusie: neerlandés wordt in ieder geval