| |
Van buiten de muren
Europa
Denemarken
Werkvergadering van Scandinavische neerlandisten. Op 1 en 2 oktober 1977 kwamen 13 docenten en 1 oud-docent in Kopenhagen bijeen. De 13 docenten waren: uit Denemarken: H. Koedam, P. Vingerhoets, G. de Vries, A. Woelders; uit Finland: A. Borst en P. Starmans; uit Noorwegen: M. Eliassen, K. Langvik-Johannessen en I. Solemslie; uit Zweden: Chr. Beke, B. Bohlin, G. Otterloo, I. Wikén Bonde. Onze voorzitter, de heer De Rooij, zal wel niet zijn uitgenodigd om van het getal 13 af te komen; hij heeft met zijn lezing over de verbuiging van het Nederlandse adjektief een actief aandeel gehad in het programma. Uit het verslag dat de heer Otterloo van de samenkomst maakte, kunnen wij hier alleen het belangrijkste overnemen.
Bij het agendapunt onderwijsmateriaal werd gesproken over:
- | Nederlandsk Grammatik van Geerte de Vries (Københavns Universitet, 1977), |
- | de Noorse literatuurgeschiedenis van K. Langvik-Johannessen (verschijnt in 1978); |
- | Literature of the Low Countries van R.P. Meijer (ter geruststelling van de Scandinaviërs kan hier worden meegedeeld dat er wèl een tweede druk komt); |
| |
| |
- | het leerboek van J. de Rooij en J. Wilmots, ‘Voor wie Nederland en Vlaanderen wil leren kennen’. Het zal waarschijnlijk dit jaar uitkomen; |
- | een leerboek Nederlands voor Denen. Mw. de Vries hoopt binnenkort met de voorbereidingen te kunnen beginnen. |
De status van het vak Nederlands verschilt van universiteit tot universiteit. In Kopenhagen, Oslo, Göteborg en Stockholm wordt het als zelfstandig vak onderwezen; in Aarhus, Bergen, Lund, Helsinki, Turku en Uppsala is het onderdeel van het vak Duits. Vooral de status van het Nederlands in Finland baart nog zorgen.
Er werden lovende woorden gesproken over de zomercursus 1977 in Hasselt/Diepenbeek; ook was er veel waardering voor de oprichting aan deze universiteit van de DONA (Dienstverlening Onderwijs Nederlands aan Anderstaligen; zie ook NEM-29, blz. 85 en 86).
In Noorwegen kan het publiek dank zij de antologie o.r.v. K. Langvik-Johannessen Fra de Lave Land og over hav (1976) kennis maken met de moderne Nederlandse literatuur. Op de middelbare scholen in Noorwegen mogen de leerlingen nu Nederlands als vreemde taal kiezen.
(hm)
| |
BRD
Werkvergadering van docenten Nederlands in de Bondsrepubliek Duitsland, 2-3 maart 1978. Deze samenkomst was al eens eerder aangekondigd, maar toen niet gehouden omdat de organisator, prof. dr. Herman Vekeman van het Keulse Institut für Niederländische Philologie, de academische voorbereiding ervan niet afgesloten achtte. Tussen november 1977 en nu ontstond uit de antwoorden op zijn enquête een indrukwekkend dossier dat onder de naam documentatiemap van te voren aan de deelnemers was toegestuurd. De belangrijkste rubrieken daarin: studieplan Nederlands Grundstudium, leermiddelen Nederlands, onderzoeksbeleid.
Na een bloemrijke inleiding formuleerde de reeds genoemde voorzitter van de werkvergadering omtrent dit onderzoeksbeleid zeven stellingen. In de voorlaatste daarvan zette hij de noodzaak voorop van een ‘optimale definitie van een niet specifiek aan een leerstoel Nederlands of aan een opleiding tolk-vertaler gebonden lectoraat.... alsmede van een profiel van de (toekomstige) lector Nederlands’.
Vooral in verband met de positie van de lector waren eens te meer vertegenwoordigers van de Kultusministerkonferenz en deskundigen in de exegese van het Hochschulrahmengesetz uitgenodigd. De letter van deze wet dreigt de lector Nederlands te degraderen tot iemand die veel meer uren onderwijs moet geven dan vroeger en alleen nog wat vrijblijvend vreemde-taal mag onderwijzen. Elk Land moet binnen zijn rechtsgebied echter de konkrete toepassingsparagrafen invullen. Daar lijken serieuze kansen te liggen om ons vak alsnog van de ondergang te redden, mits er goed voorbereide onderhan- | |
| |
delingen met de bevoegde instanties gevoerd worden. Van ambtenarenzijde werd bevestigd dat de Duitse autoriteiten het verschil tussen Nederlands en Swahili bijvoorbeeld zullen inzien. Hoewel de toekomst er niet direkt rooskleurig uitziet, is er geen reden tot wanhoop.
Ook het in de kringen van de buitenlandse neerlandistiek intussen welbekende Examen en getuigschrift Nederlands vormde een punt van discussie tijdens de vergadering. De Universitätsbehörden blijken er niet op gebrand te zijn daar hun medewerking aan te verlenen. Als lector heb je voor alles en nog wat de toestemming van je werkgevers nodig. En zo kan het gebeuren dat je op de uitnodiging van de werkgroep terzake gewoon niet kunt ingaan. Een andere kwestie is of het totnogtoe uitgewerkte elementaire niveau van het examen voor gebruik aan de instituten in de bondsrepubliek in aanmerking komt.
Met het oog op de verdediging van het vak, met name op de noodzakelijke onderhandelingen met de autoriteiten, wilde prof. Vekeman een ‘Vereniging van docenten Nederlands aan universiteiten in de Bondsrepubliek Duitsland’ oprichten. Zijn ter vergadering daartoe neergelegd voorstel werd door een krappe meerderheid van betrokken stemgerechtigden aangenomen. Van Berlijnse zijde was vóór de stemming een Antrag auf Nicht-Befassung ingediend, die door de voorzitter echter niet in aanmerking was genomen. Na afloop bleek dat de meerderheid der aanwezigen de draagwijdte van die Duitse parlementaire term niet had begrepen. Toen de verwarring tot helderheid was gebracht, sloot men een compromis: ook het voorstel om het voorstel (dat al aangenomen was) niet te bespreken, werd goedgekeurd. Of nog eens anders geformuleerd: een meerderheid van de aanwezigen vond achteraf dat de Vereniging niet binnen de agenda van de werkvergadering had moeten worden opgericht, maar ze blijft wel opgericht, omdat de ja-stemmers ervan uitgaan dat ze na afloop stilzwijgend ertoe besloten hebben hun besluit verdere geldigheid te verlenen. De statuten moeten bij een andere gelegenheid aan de orde gesteld worden.
Het Berlijnse plan tot uitbreiding van de werkvergadering in de richting van een interdisciplinair gremium waarin (vooral wat het onderwijs van de wissenschaftliche Landeskunde betreft) ook Duitse, Nederlands-onkundige, specialisten zitting zouden hebben, werd niet besproken. Wel werd in een van de resoluties besloten de werkvergadering tot het hele Duitse taalgebied uit te breiden. Ook voor het voorstel een volgende vergadering in Berlijn te houden, werd een meerderheid gevonden.
Aan het eind van deze soms bewogen maar toch vruchtbare samenkomst dankte mw. Talsma in naam van alle aanwezigen prof. Vekeman en zijn ploeg, waartoe overigens ook mw. Vekeman behoorde. Alle verhoudingen in acht genomen verdiende haar krentenbrood inderdaad nog meer applaus dan het voortreffelijke diner dat de avond tevoren in het Belgisch Huis aan de Cäcilienstrasse was aangeboden.
(jw)
| |
| |
| |
Frankrijk
Universiteit van Grenoble. Via een verslag aan het Nederlandse Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen vernemen we dat lector P. de Klerk in Grenoble momenteel 45 eerstejaarsstudenten Nederlands heeft. Ze hebben twee uur college per week. In het tweede jaar zijn er ongeveer 15 studenten. Het derde jaar, waarmee in 1977 een begin is gemaakt, behelst de opleiding voor het vak Nederlands bij het CAPES Duits. Een van de vier studenten die in dit derde jaar met de studie van het Nederlands zijn doorgegaan, hoopt in 1978 het genoemde CAPES-examen te kunnen afleggen.
Door de universiteit is positief gereageerd op de aanvrage het lectorschap in een baan als assistent om te zetten. Ons is op dit ogenblik niet bekend of de autoriteiten in Parijs het desbetreffende dossier al met een goedkeuring hebben afgehandeld.
Lector P. de Klerk heeft een eigen onderwijsmethode Nederlands voor Fransen ontwikkeld, die hij ooit nog eens hoopt te kunnen uitgeven. De films die de Nederlandse Ambassade ter beschikking stelt, worden altijd warm ontvangen, vooral de films over kunst. De voorstellingen worden ook door studenten en docenten van andere studierichtingen bijgewoond.
Een gezellig onderwijs van realia draagt in hoge mate bij tot de reklame voor het vak. In Grenoble worden tijdens het onderwijs Nederlands ook recepten van typische gerechten behandeld. Aan het eind van vorig academiejaar brachten enkele studenten voor de laatste les dan ook een zelfgemaakte boterkoek mee, waarbij ze bovendien (Franse) Champagne serveerden. Met Pasen vorig jaar maakte lector De Klerk met vijf van zijn studenten een achtdaagse reis door Nederland. De studenten van Grenoble nemen ook geregeld deel aan de zomercursussen in Nederland en België.
(jw)
Université de Metz. De week van 21 tot 27 november 1977 was aan deze universiteit een ‘Semaine culturele Bénéluxienne’. De collega's dr. G. van de Louw (Metz) en drs. J. Smorenburg (Besançon) hielden een voordracht, respectievelijk over ‘Max Havelaar et l'Indonésie’ en ‘Approches sémiologiques de “De Komst van Joachim Stiller”’. Dank zij de medewerking van het Letterkundig Museum in Den Haag kon de heer Van de Louw zijn lezing illustreren met materiaal van de tentoonstelling ‘Terug naar Lebak’. Van de andere sprekers noemen wij hier prof. H. Baudet (Groningen), mw. M. Caro-Fernandes, prof. C. Christiaens (Luik) prof. A. Coppé (Brussel), J. de Decker, mw. V. Hefting (Den Haag), Hubert Lampo, prof. G. van Oldenhove (Gent) en prof. B. Wright (Dublin).
Deze manifestatie werd mogelijk gemaakt door de ministeries van Onderwijs en Wetenschappen en van Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur, de Bibliothèque Nationale van Luxemburg en de Stadsbibliotheek van Metz. De
| |
| |
organisatie was in handen van dr. G. van de Louw en de commissie ‘Vie culturelle’ van de universiteit van Metz.
(hm)
| |
Groot-Brittannië
Conferentie van docenten Nederlands in Engeland. Op 5 en 6 januari 1978 is op de Nederlandse Ambassade te Londen voor de vijfde maal een conferentie gehouden van de docenten Nederlands aan Britse universiteiten.
De universiteiten waren als volgt vertegenwoordigd:
Bedford College, Universiteit van Londen: Th. Hermans, mevr. E. Lloyd-Reichling, prof. R.P. Meijer, P.F. Vincent. |
Universiteit van Exeter: mevr. L. Juynboll-Chaillet. |
University College, Universiteit van Londen: prof. K.W. Swart. |
Universiteit van Cambridge: mej. E. Strietman. |
Universiteit van Kent, G.J.H. Hol. |
Universiteit van Hull: prof. P.K. King. |
Universiteit van Liverpool: M.J.R. Rigelsford. |
Universiteit van Sheffield: Dr. G. Newton, prof. J.M. Ritchie, mej. A. Schoenmakers. |
Bericht van verhindering werd ontvangen van de docenten aan de universiteiten van Newcastle, Nottingham en Reading en van University College of North Wales, Bangor.
Aan het overleg werd ook deelgenomen door:
Mej. mr. E. Talsma, Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, Den Haag. |
H. Kellens, Ministerie van Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur, Brussel. |
J.A. van Alphen en mej. mr. A. Stenfert Kroese, Nederlandse Ambassade, Londen. |
De Nederlandse Ambassadeur, de heer Robbert Fack, opende de bijeenkomst met een hartelijk woord van welkom. De werkvergaderingen werden geleid door prof. Meijer, die ook de IVN vertegenwoordigde.
Uit de rapporten die door de docenten voorgelegd werden, bleek dat de studie van het Nederlands zich in de afgelopen twee jaar, ondanks de sterke bezuinigingen aan de universiteiten, goed heeft weten te handhaven. Bijna alle docenten konden wijzen op een stijging van het aantal studenten.
Het Certificaat Nederlands is uitgebreid ter sprake gekomen, en uit de discussie werd duidelijk dat het certificaat zich in Engeland nog geen grote populariteit heeft weten te verwerven. De studenten aan de universiteiten hebben blijkbaar weinig behoefte aan een apart diploma, terwijl de mogelijkheid om schoolexamens in het Nederlands af te leggen - ‘O-level’ en
| |
| |
‘A-level - ook niet ten gunste van het Certificaat Nederlands werkt.
Er werd uitvoerig gediscussieerd over het onderwerp ‘language assistants’. In de meeste westeuropese landen kunnen Engelstalige studenten een jaar lang in een middelbare school werken als ‘taalassistent’, terwijl dit in Nederland nog steeds niet mogelijk is. De conferentie nam een resolutie aan waarin er sterk op aangedrongen wordt deze mogelijkheid ook in Nederland te scheppen.
Tijdens de conferentie hield ds. M. den Dulk een bijzonder boeiende lezing over de nog veel te weinig bekende bibliotheek van de Nederlandse kerk in Austin Friars, Londen.
Op de avond van de eerste dag werden de deelnemers door de Principal van Bedford College, Dr. J. Black, onthaald op een diner in St. John's, een van de historische huizen in Regent's Park die deel uitmaken van Bedford College, terwijl de conferentie op de tweede dag te gast was op een lunch aangeboden door de Nederlandse Ambassadeur.
(rpm)
Universiteit van Hull. Van prof. King ontvingen wij het verzoek het volgende bericht in NEM op te nemen.
‘De Engelse teksten van de bijdragen aan de Benelux Conferentie in Hull in september 1977 zijn gebundeld verkrijgbaar bij het Institute of Modern Dutch Studies, University of Hull, Cottingham Road, Hull HU6 7RX. De kosten bedragen 80 pence, inclusief porto. De bundel bestaat uit:
J. Heldring, Netherlands Society for International Relations, The Hague: ‘Dutch Foreign Policy’
P. Helminger, Chef de Cabinet to the Prime Minister of Luxembourg: ‘Luxembourg and relations with the European community’
R.E.M. Irving, University of Edinburgh: ‘The contemporary Belgian political scene’
R. Riley, Portsmouth Polytechnic: ‘The Belgian economy in the European context’
J.J. Vis, University of Groningen: ‘The contemporary Dutch political scene’
J. de Vries, Catholic University College of Tilburg: ‘The contemporary economy and economic policy’
waaraan toegevoegd is de lezing die in mei 1977 in Hull University werd gehouden:
P.W. Klein, Erasmus University, Rotterdam: ‘Post-war economic development and policies in the Netherlands’.
Bedford College, University of London. De heer Theo Hermans, Visiting Lecturer in Dutch, is op 3 februari 1978 gepromoveerd tot Doctor of Philosophy aan de Universiteit van Warwick op een proefschrift getiteld Aspects of the structure of modernist poetry, 1908-1918, met als ondertitel: A
| |
| |
structural and comparative study of the poetic writing of Guillaume Apollinaire, Hans Arp, Hugo Ball, Georg Heym, T.E. Hulme, Max Jacob, Ezra Pound, Pierre Reverdy, and Georg Trakl.
(rpm)
University of Sheffield. Uit het verslag dat mw. drs. J. Schoenmakers over haar werk in Sheffield maakte, blijkt dat zij de toekomst van het Nederlands aan deze universiteit met optimisme tegemoet ziet. ‘Voornamelijk dank zij de bemoeienissen van prof. Ritchie zal het Nederlands voorlopig nog een bloeiend vak blijven’, schrijft zij. Helaas zal zij zelf die groei en bloei niet meer van nabij meemaken: mw. Schoenmakers gaat nl. Sheffield verlaten. Voor het academisch jaar 1977/78 hebben zich 15 beginners en 6 gevorderden laten inschrijven. Mw. Schoenmakers hoopt binnenkort klaar te komen met een nieuwe cursus Nederlands voor avondonderwijs aan volwassenen. Van de hand van dr. G. Newton, lecturer in German and Dutch aan deze universiteit, zal in de reeks ‘Nations of the Modern World’ een deel over ‘The Netherlands’ verschijnen.
(hm)
| |
Italie
Universiteit van Milaan. Dr. M.F. Elling, tot vorig jaar lector Nederlands aan deze universiteit, is thans werkzaam op het Instituut voor Theaterwetenschap in Amsterdam. Tot zijn opvolger in Milaan is benoemd dr. M. Weijtens. Deze werd op 26.8.1935 in Eindhoven geboren; hij studeerde Nederlands aan de Katholieke Universiteit in Nijmegen, waar hij in 1971 promoveerde op het onderwerp: Nathan en Shylock in de Lage Landen. De Jood in het werk van de Nederlandse letterkundigen uit de negentiende eeuw (Wolters-Noordhoff N.V., Groningen, 1971). Promotor was prof. dr. W.M.H. Hummelen.
Van 1965 tot 1977 was de heer Weijtens leraar Nederlands aan achtereenvolgens het Lycée International in Fontainebleau en Saint Germain-en-Laye en het Atlantic College in Wales (G.B.). Sinds 1977 is hij verbonden aan de Scuola Europea in Varese (Italië). Daarnaast geeft hij twee uur per week Nederlands aan de Universiteit van Milaan.
(hm)
Universiteit van Napels. Uit een verslag van prof. Meter over zijn werk aan het Istituto Orientale van deze universiteit nemen wij met zijn goedvinden hier een en ander over. Ondanks de algemene onrust aan de Italiaanse universiteiten is het jaar 1976/1977 voor de Afdeling Nederlands niet ongunstig verlopen. In 1977 legde een van de studenten, de heer Palmiro de Simon met goed gevolg zijn doctoraal examen af met een scriptie over ‘De ideologi- | |
| |
sche ontwikkelingsgang van August Vermeylen’. Met het Instituut voor Geschiedenis werden besprekingen gevoerd over samenwerking op het gebied van de bestudering van de Nederlandse parlementaire geschiedenis. In verband hiermee is dr. Vitiella van het Instituut voor Geschiedenis begonnen met de studie van het Nederlands. Met de afdeling Engels wordt gewerkt aan de studie van de roman in de achttiende eeuw. Vijf studenten legden met goed gevolg examens af.
(hm)
Universiteit van Padua. Met ingang van het academisch jaar 1977-78 is de heer G. Franco Groppo benoemd tot lector Nederlands aan deze universiteit. Hij volgt de heer Van Ertvelde op. Deze blijft wel werkzaam in Bologna. De heer Groppo heeft in Rome Duits gestudeerd met Nederlands als bijvak. In de jaren 1972-73 en 1973-75 verrichtte hij met een beurs in het kader van het Nederlands-Italiaans Cultureel Verdrag in Nederland onderzoek op het terrein van de hedendaagse roman in Nederland. In de zomer van 1977 nam hij deel aan de docentencursus in Diepenbeek.
(hm)
| |
Polen
Nederlands nu ook vak te Lublin. Sinds het begin van het academiejaar 1977-1978 hebben de studenten en de wetenschappelijke medewerkers van de Katholieke Universiteit Lublin de mogelijkheid Nederlands te leren. Het onderwijs wordt gegeven door dr. Michaƚ Kaczmarkowski en dr. Jerzy Jeszke. De Universiteit van Lublin en de beide Belgische Katholieke Universiteiten KUL en UCL hadden al in 1971 officieel tot samenwerking en uitwisseling van wetenschapslieden besloten. De desbetreffende partnerschappen werden door de Poolse autoriteiten goedgekeurd. Ook met de Katholieke Universiteit te Nijmegen heeft Lublin de jongste tijd zeer levendige contacten, vooral in de vorm van wederzijdse studiebezoeken en gastcolleges.
De oprichting van het Centrum Nederlandse Cultuur te Lublin is een van de resultaten van het bezoek dat Rector Magnificus prof. dr. Mieszysƚaw Krapiec en prof. dr. Jerzy Kloczowski in mei 1977 aan de genoemde Belgische en Nederlandse universiteiten brachten.
Een eerste wetenschappelijke manifestatie organiseerde het Centrum Nederlandse Cultuur te Lublin in samenwerking met de Katholieke Universiteit Leuven: een symposion ‘België en Polen in de loop der eeuwen - Balans en onderzoeksperspectieven’, op 7 en 8 oktober 1977, naar aanleiding van het bezoek van Koning Boudewijn en Koningin Fabiola aan Polen.
Als referent vermelden we van KUL-zijde prof. dr. Marcel Janssens, dekaan van de Letteren en Wijsbegeerte.
(jw)
| |
| |
Wrocƚaw en Warszawa. Op verzoek van het Bestuur voor Internationale Culturele Betrekkingen van het Ministerie van Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur hield prof. dr. Marcel Janssens tijdens zijn bezoek aan Polen in de eerste helft van oktober 1977 (zie ook het bericht over Lublin) eveneens gastcolleges aan de Nederlandse afdelingen van de universiteiten Wrocƚaw en Warszawa. Hij sprak over ‘Tendenties in de moderne Nederlandse Literatuur’.
In de tweede helft van oktober 1977 sprak prof. dr. Henk Schultink van de RU Utrecht voor de studenten van de beide genoemde afdelingen over ‘De accentuering van afgeleide Nederlandse woorden’.
Prof. dr. F. van Passel uit Brussel gaf bij zijn bezoek aan deze universiteiten eveneens enkele gastcolleges.
Tussen Wrocƚaw en Leipzig vond een uitwisseling van professoren plaats. Prof. dr. Morciniec gaf van 13 november tot 18 december 1977 college in Leipzig. Zijn collega prof. dr. Worgt hield tussen 29 november en 11 december 1977 in Wrocƚaw een reeks lezingen over morfologie, synonymiek en fraseologie van het Nederlands en het Duits.
Ten slotte delen de directeur en de wetenschappelijke medewerkers van de Nederlandse Afdeling Wrocƚaw met genoegen mee dat ze sinds 1 oktober 1977 een lector uit Nederland in hun midden hebben: drs. Frans Jong, die aan de Universiteit van Amsterdam Slavische talen gestudeerd heeft.
(jw)
| |
Roemenie
Universiteit van Boekarest. Van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen vernamen wij dat tot docente Nederlands aan deze universiteit is benoemd mw. drs. K.M. De Kort; afkomstig uit Utrecht. Aan de Rijksuniversiteit in deze stad deed zij in 1971 kandidaatsexamen Slavische talen en in 1976 doctoraal examen vergelijkende literatuurwetenschap. Daarnaast heeft zij een jaar in Frankrijk gestudeerd. Mw. De Kort is begin januari 1978 naar Boekarest vertrokken.
(hm)
| |
Spanje
Universiteit van Madrid. Drs. J.A.S. Tromp gaf ons toestemming iets over zijn werk in Madrid te vertellen. Zes van zijn studenten (5 germanisten en 1 romaniste) legden in 1977 met succes hun afsluitend examen af. In mei van dat jaar gaf prof. dr. Martien de Jong uit Namen zeer gewaardeerde gastcolleges over het Nederlands in de wereld en over de neorealistische en concrete poëzie.
In november 1977 hield de heer Tromp t.g.v. de Week van de Nederlandsta- | |
| |
lige Film een inleiding over de filmkunst in de lage landen. Op 2 december tenslotte gaf mw. dr. Yvette Stoops uit Port Elizabeth onder grote belangstelling van de linguïsten van de faculteit een gastcollege over het Afrikaans. Met een groepje geïnteresseerde oud-studenten heeft de heer Tromp een ‘vertaal-kollektief’ opgericht. Deze groep komt één avond in de week samen voor uitwisseling van gedachten en voor het vertalen van Nederlandse verhalen. Men hoopt deze vertalingen gebundeld te kunnen uitgeven.
(hm)
| |
Buiten-Europese landen
Verenigde Staten van Amerika
Netherlandic Interim' aan Calvin College, Grand Rapids, Mich. Deze interimcursus was uniek omdat niet de Campus van Calvin College maar Nederland en België de ‘collegezaal’ vormden. Eind december 1977 arriveerden prof. en mevrouw Lagerwey met 8 studenten in Amsterdam. Hier volgt - enigszins bekort - het verslag dat prof. Lagerwey van deze ruim vier weken durende cursus maakte:
‘De tocht begon in Amsterdam en leidde naar het zuiden toe via Haarlem, Leiden, Den Haag, Gouda, Delft, Rotterdam, Brouwershaven, Zierikzee, Vlissingen, Middelburg, West Kappelle, en Burghsluis naar België. Daar bezochten we met ons autobusje Antwerpen, Gent, Brugge, Leuven en Hasselt. Nu ging de reis weer in noordelijke richting door het land van Maas en Waal naar Utrecht en vandaar naar Hilversum, Amsterdam, Hoorn, Afsluitdijk, Harlingen, Leeuwarden en Groningen naar Emmeloord in de Noord-Oost Polder, de laatste halte voor de terugreis naar Amsterdam. Na deze zeer intensieve reis hadden de studenten wel wat vrije tijd nodig en ze kregen dan ook zes dagen vrij om op eigen gelegenheid er op uit te trekken. Voor de meeste studenten was dit de eerste keer dat ze een reis naar Nederland maakten, voor twee was het een terugkeer naar het land waar ze geboren waren. Voor allen was het een reis naar het land van herkomst, want alle studenten waren van Nederlandse afkomst (Tolsma, Boomsma, Ritsema, Slager, Meester, Hitipeuw en Phaff). Het was ontroerend om te gaan naar het land van je voorouders, soms naar de stad of het dorp waar de eigen naam op een grafsteen stond. Voor allen was het een rijke ervaring om kennis te maken met mensen in een samenleving die in zo veel opzichten verschilt met die van Amerika. Verrijkend ook was het direct beleven van een zo veel oudere cultuur, met prachtige schatten aan kunst en eeuwenoude historische monumenten.
Dank zij de medewerking en hulp van vele instanties hebben de studenten een onvergetelijke studietocht kunnen maken. Ik denk aan het feit dat studenten
| |
| |
telkens bij gezinnen konden worden ondergebracht. Dat werd in Amsterdam voortreffelijk georganiseerd door de heer J. Kuilman van de gereformeerde Raphaelpleinkerk.
In België waren de studenten gedurende het verblijf daar de gasten van leden van De Orde van den Prince die de studenten niet alleen gastvrij ontvingen maar bovendien zorgden voor gidsen bij de bezoeken aan Antwerpen, Brussel, Leuven en Hasselt.
Wij zijn bijzonder dankbaar aan de heer J.D. Cuypers, secretaris van de werkgroep ‘Neerlandistiek’ van De Orde van den Prince, voor het vele dat hij gedaan heeft bij het organiseren van ons bezoek aan België en in het bijzonder voor zijn rondleiding in Brussel. Ook willen wij de heer Marc. A. Huybrechts danken voor zijn hulp in Antwerpen, de heer F. Louwers te Gent en collega J. Wilmots te Hasselt. Daarbij kwam nog de medewerking van regeringsinstanties in Nederland en in België. In Nederland heeft het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, en in het bijzonder de heer R. van Ravenswaay, gezorgd voor het organiseren van ons bezoek aan Den Haag, met bezichtiging van de Eerste en Tweede Kamers (met geïllustreerde lezing) en de Ridderzaal, alsmede de Abraham Kuyper Stichting (met lezing door A.M. Oostlander). Ook werden kaartjes beschikbaar gesteld voor gratis museumbezoek. In België heeft het Ministerie van Nederlandse Cultuur ook bijzonder geholpen, in samenwerking met de Orde van den Prince, bij het bezoeken van musea, het aanbieden van een lunch in Brussel, en de uitreiking van een prachtig kunstboek aan de studenten en leider. En daarvoor danken wij vooral de heer J. van Thielen van het Ministerie.
Voor de collega's Nederlands willen wij vooral vermelden de geweldige steun en medewerking die ons verleend werd door onze eigen organisatie: de IVN. Allereerst onze bijzondere dank aan de voorzitter, dr. J. de Rooij, die onze studenten op het Instituut voor Dialectologie hartelijk heeft ontvangen en op zeer heldere en interessante wijze heeft toegesproken over de taak en het werk van het Instituut. Dat was de eerste lezing in het Nederlands die onze studenten hebben beluisterd. In hun journalen, waarin zij dagelijks hun indrukken noteerden, wordt er telkens op waarderende wijze gesproken over de lezing van collega De Rooij. De meeste studenten waren eigenlijk wel een beetje verbaasd dat ze het nog goed konden volgen. Maar dat kwam hoofdzakelijk omdat onze collega zich aanpaste aan het niveau van de studenten, eenvoudig en langzaam sprak, en illustraties gebruikte om alles te verduidelijken. Een echte docent herkende ik in collega De Rooij. Het was voor onze studenten leerzaam en interessant om eigenlijk voor de eerste maal op het vakterrein van de dialectologie te worden ingeleid.
Dank zij het secretariaat van de IVN en wel heel in het bijzonder door de goede hulp van mevrouw H. Moolenburgh-Ekkel konden wij een bezoek brengen aan de Deltawerken dat stellig een hoogtepunt is geworden van deze studiereis. Het was mevrouw Moolenburgh-Ekkel die het contact legde met
| |
| |
een waterbouwkundige, de heer W.F. Heins, die bereid was onze groep te begeleiden bij een speciaal te organiseren bezoek aan de Deltawerken vanuit Burghsluis, het expositiecentrum. De heer Heins en mevrouw Moolenburgh hebben een maandag vrij gemaakt om onze groep (die toen juist in Vlissingen verbleef) in Burghsluis te ontmoeten.
Daar gaf de heer Bijl een uitstekende, geïllustreerde lezing over het Deltaplan, tegen de achtergrond van de strijd tegen het water in het algemeen. Heel duidelijk werd uiteengezet met wat voor moeilijkheden men te kampen heeft wanneer een vaste dam moet worden aangelegd door snel stromend water waar de getijden tweemaal daags het water op en neer doen gaan. De voor- en nadelen van het al of niet sluiten van de Oosterschelde werden uiteengezet, niet alleen vanuit waterbouwkundig standpunt, maar ook vanuit politiek en sociaal standpunt. En geleidelijk begonnen we begrip te krijgen voor het eigene van deze sluiting, nu niet maar één dam, maar dammen met sluizen en met stormvloedkering. Na deze boeiende lezing stapten we weer naar buiten naar een wachtende boot waarmee onze groep naar een werkeiland in de Oosterschelde voer. Het water was onstuimig, de hemel donker met wolken, het weer koud en guur, en er stond een flinke wind zodat ons bootje schommelde in de golven van het donkere, diepe water dat ons bijna dreigend omringde. En zo voeren we westwaarts tot waar de wateren van de Oosterschelde en de Noordzee samenvloeien, en daar in de diepe vaargeulen werkt men aan het Deltaplan. Daar hebben ingenieurs temidden van het stormachtige water werkeilanden aangebracht, met stapels bouwmaterialen en geweldige kranen en machines voor het werk dat wacht: de strijd om het water in de Oosterschelde te bedwingen. En daar stapten we uit het bootje en in een wachtende bus, die ons op deze gure, winterse dag langs de hoge dijkwand van het werkeiland reed. Bij het uitstappen van de bus merkten we even de kracht van de wind en groeide onze bewondering voor hen die door Den Doolaard genoemd worden: de watertovenaars. Teruggekomen naar Burghsluis, met het veilige gevoel weer een stevige bodem onder ons te hebben, namen we afscheid om onze reis voort te zetten, maar met een zeer levendige herinnering aan dit onvergetelijke avontuur.
W. Lagerwey
De beschikbare ruimte laat helaas niet toe dat wij hier iets opnemen uit de tekst van een lezing van prof. Lagerwey over ‘The Preservation of Dutch-American Culture’. Belangstellenden kunnen bij het secretariaat van de IVN, Postbus 84069, 2508 AB 's-Gravenhage, een exemplaar van de tekst aanvragen.
(hm)
University of California, Los Angeles. Een gastcollege door prof. dr. Martien de Jong uit Namen was op 27 oktober 1977 de directe aanleiding tot de oprichting van een ‘Netherlandic Studies Circle’. Doelstelling: de bevordering van de studie van de Nederlandse Taal-, letterkunde, geschiedenis en
| |
| |
cultuur door middel van lezingen, tentoonstellingen e.d. Inlichtingen over deze kring zijn te verkrijgen bij professor Thomas Eekman, Dept. of Slavic Languages, Kinsey Hall 190, University of California, Los Angeles, Calif. 90024, (tel. 825-8151 (825-2676).
(hm)
Defense Language Institute, Presidio of Monterey (Cal. 93940). Langs verschillende wegen bereikte ons het bericht dat aan dit instituut Nederlands wordt gegeven door mw. E. Wassenaar, met assistentie van de heer P. Wijbrandus. De laatste was tot voor kort ‘teaching assistant’ van prof. Snapper (Berkeley). De cursus wordt gevolgd door Amerikaanse militairen die in Nederland zullen worden gestationeerd.
(hm)
MLA Discussion Group on Netherlandic Language. De heer Robert G. Collman, thans Chairman van deze groep, waarvan prof. Shetter secretaris is, stuurde ons een lijst van deelnemers aan de samenkomst van december 1977. In een begeleidend briefje deelde hij ons mee dat deze personen ‘consistently show interest in Netherlandic Studies in the United States’. De lijst bevat 78 namen. Aan de 60 adressen die nog niet op onze verzendlijst voorkomen zal een folder van de IVN met een briefje worden gestuurd.
(hm)
|
|