| |
| |
| |
Van de IVN
Het nieuwe bestuur van de IVN. Tijdens de ledenvergadering van de IVN op het Zesde Colloquium Neerlandicum werd het bestuur van de IVN gekozen voor de periode 1976-1979. Het ziet er als volgt uit:
prof. dr. W. Thys (Rijsel/Gent), voorzitter |
prof. dr. R.P. Meijer (Londen), ondervoorzitter |
lic. W. Verhaert (vh. Gotenburg), secretaris |
mw. H. Moolenburgh-Ekkel (Den Haag), secretaris-administrateur |
dr. J.W. de Vries (vh. Jakarta), penningmeester |
prof. dr. M.C. van den Toorn (Nijmegen), lid |
prof. em. dr. M. Rutten (Luik), lid. |
De bovenstaanden vormen het dagelijks bestuur. Verder bestaat het bestuur uit:
prof. dr. P. Brachin (Parijs) |
prof. dr. J.H. Meter (Napels/Rome) |
dr. S. Prȩdota (Wrocl̸aw) |
mw. prof. dr. E.H. Raidt (Johannesburg) |
prof. em. dr. L.E. Schmitt (Marburg) |
prof. dr. W.Z. Shetter (Bloomington) |
mw. drs. G. de Vries (Kopenhagen) |
De uittredende bestuursleden zijn: dr. J. de Rooij (vh. Stockholm), secretaris van 1970 tot 1976, drs. F.P. Thomassen (Den Haag), penningmeester van de Werkcommissie van 1961 tot 1970, nadien van de IVN van 1970 tot 1976, prof. dr. D.M. Bakker (Amsterdam), lid van het dagelijks bestuur van 1973 tot 1976 en prof. dr. M. de Villiers, bestuurslid van 1970 tot 1976. Aan al de uittredende bestuursleden betuigt de voorzitter van de IVN zijn zeer oprechte dank voor de vele diensten die zij aan de vereniging hebben bewezen. Dit geldt dan inzonderheid voor de uittredende secretaris, dr. J. de Rooij, die gedurende zes jaar met grote toewijding en kundigheid het secretariaat van de IVN heeft vervuld, en voor de uittredende penningmeester, drs. F.P. Thomassen, die tot de oprichtende leden van de Werkcommissie behoort en gedurende vijftien jaar niet alleen de financiële belangen van het hele gezelschap heeft behartigd maar tevens ook ervoor gezorgd heeft dat de NUFFIC ons als vestigingsplaats een aantal belangrijke administratieve diensten heeft bewezen. Wij durven de hoop uitspreken dat de uittredende bestuursleden de activiteiten van de IVN van nabij zullen blijven volgen en ons, waar nodig hun gewaardeerd advies niet zullen onthouden.
| |
| |
De nieuwe secretaris, de heer lic. W. Verhaert, is evenals zijn voorganger een oudgediende van de Zweedse neerlandistiek. Kortgeleden uit Zweden teruggekeerd, waar hij van 1971 tot 1974 lector Nederlands aan de Universiteit van Lund en Gotenburg en van 1974 tot december 1975 lector in Gotenburg was, heeft hij een betrekking bij het m.o. aan een middelbare school in België aanvaard. De heer Verhaert is van Belgische nationaliteit en heeft zijn universitaire opleiding aan de Rijksuniversiteit te Gent genoten.
Mw. Moolenburgh is geen onbekende meer, noch voor de andere bestuursleden, noch voor de buitenwacht. In 1966 is zij de Werkcommissie komen bijstaan als assistente van de toenmalige secretaris, dr. J.M. Jalink. Deze functie is zij blijven vervullen in de IVN, tot zij in 1975 tot administrateur van de IVN werd benoemd. Haar opneming in het dagelijks bestuur als secretaris-administrateur is het sluitstuk van een operatie die ten doel had de vele diensten die mw. Moolenburgh nu reeds tien jaar lang aan de IVN bewijst te valoriseren en ervoor te zorgen dat haar bijdrage tot de bloei van de vereniging, binnen het bestuur, nog efficiënter kan verlopen dan voorheen.
Dr. J.W. de Vries is oud-lector Nederlands aan de Universitas Indonesia te Jakarta. Hij is thans als wetenschappelijk hoofdmedewerker verbonden aan het Instituut voor Algemene Taalwetenschap van de Rijksuniversiteit te Leiden.
Prof. dr. M.C. van den Toorn, die in het dagelijks bestuur prof. Bakker opvolgt als vertegenwoordiger van de binnenlandse neerlandistiek in Nederland, was van 1955 tot 1960 lector Nederlands aan de Universiteit te Münster. Hij is thans hoogleraar in de Nederlandse taalkunde aan de Katholieke Universiteit te Nijmegen.
Mw. prof. dr. E.H. Raidt was van 1961 tot 1966 lektrise Nederlands aan de Universiteit van Kaapstad, daarna senior lektrise aan de Universiteit van die Witwatersrand in Johannesburg. Sinds de zomer van 1976 is zij aan dezelfde universiteit werkzaam als ‘Reader and Associate Professor’.
(wt)
Afscheid van drs. F.P. Thomassen. Op donderdag 13 mei 1976 had in de ‘Indische Zaal’ van Het Oude Hof in Den Haag een afscheidsreceptie plaats voor de heer Thomassen, penningmeester van de IVN, ter gelegenheid van het feit dat hij wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd de NUFFIC, waarvan hij oud-directeur was en sedert 1 januari 1975 adviseur, per 1 juni 1976 zou verlaten. Het was een drukbezochte receptie waar vooral de aanwezigheid van Z.K.H. Prins Claus werd opgemerkt die de heer en mevrouw Thomassen kwam feliciteren. Van de IVN waren er namens het bestuur de heren Thys
| |
| |
en Bakker, alsook mw. Moolenburgh. Verder waren er mw. mr. E. Talsma van het Ministerie van O. en W. en de heer H. Kellens van het Ministerie van Nederlandse Cultuur.
(wt)
Net vóór NEM-21 naar de drukker gaat, vernemen wij dat Mevrouw R. de Backer-van Ocken, Minister van Nederlandse Cultuur (Brussel) de heer drs. F.P. Thomassen, voormalig penningmeester van de IVN, voor een koninklijke onderscheiding heeft voorgedragen en dat bij Koninklijk Besluit van 10 september 1976 de heer Thomassen benoemd werd tot Ridder in de Kroonorde. De onderscheiding zal hem binnenkort worden uitgereikt. Het bestuur en de leden van de IVN feliciteren hun voormalige penningmeester van harte met deze welverdiende erkenning van zijn werk voor onze vereniging.
(wt)
Van nederlandistiek terug naar neerlandistiek. Het bestuur van de IVN heeft aan het Colloquium Neerlandicum het voorstel voorgelegd om in de naam van de vereniging en in alle officiële publikaties en brieven die van de vereniging uitgaan, terug te keren naar de spelling ‘neerlandistiek’ zoals die bestond tot en met het Tweede Colloquium Neerlandicum (Brussel 1964). Er zijn vrij interessante argumenten aan te dragen voor de spelling ‘nederlandistiek’ en daar deze argumenten op een bepaald ogenblik doorslaggevend zijn geweest, heeft de toenmalige Werkcommissie na 1964 in haar briefhoofden en publikaties steeds consequent voor de spelling met d gekozen. Bij een vorig colloquium werd er evenwel op gewezen dat iedereen, ook binnen de IVN, vrij bleef om te kiezen voor de schrijfwijze met of zonder d, maar dat de spelling met d in de naam van de vereniging behouden bleef, omdat deze spelling is neergelegd in de statuten, zoals deze door de Nederlandse en Belgische overheid zijn goedgekeurd. Daar het voorstel van het bestuur met algemene stemmen werd aanvaard, zal van nu af aan door de IVN uitsluitend nog ‘neerlandistiek’ worden geschreven. Individueel blijft evenwel ook nu nog iedereen vrij om de spelling te volgen die zijn voorkeur heeft. Er waren trouwens de laatste jaren heel wat aanhangers van de spelling met d. Het besluit van de IVN is evenwel mede ingegeven door de zorg om de buitenlandse neerlandistiek niet te isoleren, integendeel deze zoveel mogelijk in de binnenlandse vakbeoefening te integreren. Een verschillende spelling in binnen- en buitenland van de benaming van één en dezelfde discipline kan aanleiding zijn tot tweespalt en verwarring. Deze aanleiding is nu uit de weg geruimd.
(wt)
| |
| |
Het Zesde Colloquium Neerlandicum. Het ligt in de lijn van een traditie die nu toch al vijftien jaar oud is om na het Colloquium Neerlandicum in NEM te schrijven wat men er van denkt. ‘Men’ dat is dan in hoofdzaak de redactie zelf en de redactie is nog meer dan door een personele unie met de organisatoren van het Colloquium verbonden. De redactie is een deel van het d.b. van de IVN en het d.b. is om de drie jaar zoveel als congrescommissie. Vandaar dat het voor de redactie moeilijk is een oordeel over het Colloquium uit te spreken. Ze is er te nauw bij betrokken. Wij vonden het dan ook een gelukkige omstandigheid toen we ongevraagd zulk een evaluatie toegestuurd kregen van onze jonge collega drs. Peter Starmans uit Helsinki. Met zijn toestemming en onder dankzegging volgt dan hierna de tekst van de heer Starmans:
‘Ondanks of beter gezegd dankzij het feit dat ons zesde colloquium neerlandicum in Antwerpen geslaagd is, leek het me toch juist vanuit het standpunt van een docent vér extra muros een evaluatie van het geheel te geven, persoonlijk gekleurd en daarom waarschijnlijk ook niet helemaal objektief, ter stimulans en ter lering voor een volgende keer.
We werden welkom geheten in een traditierijke handelsstad, zodat - zoals ons aller voorzitter Professor Walter Thys zei - dit zesde colloquium in tegenstelling tot het vijfde meer “kloosterlijke” een meer “urbaan” karakter zou dragen. Dit stedelijk aspekt - in deze oude moderne stad en haar musea als Plantijn tastbaar aanwezig - konden we in ons volle program slechts gedeeltelijk via wat “spijbelen” leren kennen en genieten, maar dit zal ons de leiding van dit voortreffelijk georganiseerde congres niet hebben kwalijk genomen.
Het Eurotel had een goede accommodatie, de ontbijtzaal en de bar aldaar boden een prettige mogelijkheid tot waardevolle onderlinge kontakten, het gebouw van de UFSIA was als kongrescentrum uitstekend geschikt. Op het gebied van het eten zijn we zo goed belgisch ontvangen, dat de meesten vermoedelijk bij thuiskomst een paar weken op streng dieet moesten om de oude vorm terug te vinden. Het program rolde min of meer zoals gepland. Terecht dus onze hartelijke dank aan het organiserend comité, dit keer vooral uit België.
Als hoogtepunten wilde ik achtereenvolgens noemen: de ontvangst op maandag, vooral die in het prachtige Osterriethhuis op maandagavond, de geslaagde tentoonstelling “De studie van het Nederlands in het buitenland”, het perfekt georganiseerde bezoek aan Leuven, de rondleiding door en het “schone” koncert in het Rubenshuis, het stijl- | |
| |
volle diner op het provinciaal domein Kasteel Puyenbroeck te Wachtebeke.
Vooral de tentoonstelling was voor velen een aangename verrassing, des te aangenamer omdat men van te voren nogal skeptisch was over de kans van slagen. Deze skepsis is volkomen gelogenstraft en ik zou alleen maar de wens van collega Hipp uit Leipzig willen herhalen, om wat materiaal - een keuze dus in tekst en beeld - in brochurevorm uit te geven. Misschien juist wat materiaal uit die landen, waar onder moeilijke resp. primitievere omstandigheden gewerkt moet worden, zoals bv. uit Finland, Japan, Rusland, enz.
Nu iets over het wetenschappelijke gedeelte, de lezingen en de discussies. De openingstoespraak van de Belgische Minister van Nederlandse Cultuur, mevrouw de Backer, was vanwege de officiële perspektieven voor onze dierbare taal en kultuur hoogst interessant. Professor Van Passel sprak helder en boeiend. De lezing van Professor Daems was voor velen jammer genoeg te moeilijk. Besefte de inleider wel dat het merendeel van zijn toehoorders midden in de praktijk staat en een psychologisch didaktisch bruikbare verhandeling op wetenschappelijk niveau over een aspekt van de taal of de kultuur verwacht? Deze lezing was voor vakmensen wellicht goed, maar die kwamen voor het merendeel uit Nederland en België zelf, waar het dagelijks kontakt met de wetenschappelijke vakproblemen gemakkelijker is, maar voor hen is lijkt me dit colloquium niet gehouden. De lezing van mevrouw Daan loste weliswaar niets op, maar was instruktief en zette een verder voortgaande discussie in gang, inspireerde dus. De letterkundige lezingen waren wat specialistischer van aard, hadden misschien wat algemener kunnen zijn, maar waren in ieder geval interessant.
Op dinsdagmorgen hoorden we korte inleidingen van Prof. King, Drs. Wilmots en Dr. De Rooij. De laatste twee waren uit de aard der zaak min of meer informatief, de eerste jammer genoeg ook. Ik bedoel dit zo. Er waren heel wat mensen in het auditorium die de kursus “levend Nederlands” reeds gebruikt hebben. We hoorden nu een informatieve wervende inleiding en aansluitend maakte mijnheer Bakker uit Eindhoven een paar rake opmerkingen, maar zei voorts dat hij jammer genoeg zijn punten van kritiek uit tijdgebrek niet kon voordragen, ze daarom maar op papier had gezet, en hij overhandigde vervolgens dit kostbare document aan Professor King. Maar juist zulke gefundeerde kritiek van een vakman uit de praktijk kan zeer waardevol zijn, omdat het anderen kan helpen een goede kursus beter te gebruiken door er de eventuele feilen van te kennen. Wat anderen met argumenten n.a.v. een kursus te zeggen hebben, lijkt me zeer belangrijk, temeer omdat Prof. King zelf aanwezig was om zijn kursus te verdedigen.
| |
| |
Jammer dat de tijd voor discussie er niet was. Ik (en misschien anderen met mij) houd me eventueel wel aanbevolen voor de tekst van dr. Bakker.
Tenslotte nog iets over de plenumvergadering, waarin de sfeer wat geprikkeld en waarvan het resultaat wat onbevredigend was. De eerste reden was dat spreker nummer 1 veel te lang van stof was en zo de hele tijdsindeling verstoorde. Beter lijkt het me ieder taalgebied bv. 10 minuten voor rapportage te geven en dan desnoods af te hameren zonder aanzien des persoons. Tenzij het thema van algemeen belang is, maar daar kan dan over worden gestemd. De tweede reden was de politiek, die taalgebieden zoals bv. het Duitse doorsneed en taalgebieden van verschillende oorsprong samenbracht. Misschien is daar vóór het volgende colloquium een bevredigende oplossing voor te vinden?
Waarschijnlijk moeten we twee zaken onderscheiden. Er bestaan samenhangende taalgebieden i.v.m. het Nederlands als taal en er bestaan samenhangende probleemgebieden i.v.m. het Nederlandse taalonderwijs. Het kan zijn dat die samenvallen, maar dat hoeft helemaal niet. Het eerste begrip is meer gebaseerd op filologisch-theoretische gronden, het tweede meer op politiek-konkrete. En het lijkt me t.a.v. de problemen die juist in de konkrete universiteitssituatie ontstaan in de verschillende landen en t.a.v. de personen die in zo'n situatie Nederlands moeten onderrichten onjuist dit situatieve aspekt ten gunste van het filologische aspekt te verdoezelen. Misschien is dit theoretisch jammer, maar de grootste steun die voor individuele deelnemers van zo'n colloquium kan uitgaan is, lijkt me, begrip voor de persoonlijke problematiek van deze deelnemers op te brengen.
De problemen lopen ondanks taalverschillen voor enige oostlanden parallel zoals dat bv. ook voor Finland geldt in het skandinavisch geheel. Bedenkt u wel, het Fins heeft een andere oorsprong dan bv. het Zweeds en hoort theoretisch bij het Hongaars. Van de andere kant kunnen problemen zo heel anders zijn ondanks taalovereenkomst zoals tussen BRD en DDR of tussen Finland en Hongarije. Daarmee wil ik niet pleiten voor een eventuele scheiding van samenhangende taalgebieden, hoop zelfs dat deze ondanks vervreemding met elkaar in discussie blijven of komen, maar ik zou ook niet willen pleiten voor een eventuele verdoezeling van feitelijke toestanden. We leven nu eenmaal in de wereld 1976.’
Telegram aan H.M. de Koning en de Koningin. Tijdens het Zesde Colloquium werd op voorstel van de voorzitter eenparig besloten een
| |
| |
gelukwenstelegram te sturen aan Z.M. Koning Boudewijn en H.M. Koningin Fabiola ter gelegenheid van het feit dat het dit jaar vijfentwintig jaren geleden was dat Koning Boudewijn de troon besteeg. De voorzitter van de IVN heeft het volgende telegram van het Paleis ontvangen:
‘de koning en de koningin danken u en de leden van de internationale vereniging voor neerlandistiek voor het vriendelijke gelukwenstelegram bij gelegenheid van het zilveren ambtsjubileum van zijne majesteit - herman liebaers grootmaarschalk van het hof’.
(wt)
Uit de toespraak van de voorzitter van de IVN bij de opening van het Zesde Colloquium Neerlandicum. In zijn inleidende toespraak die tevens een verwelkoming was, zowel aan de eregast op de openingszitting, Mevrouw R. de Backer-van Ocken, Minister van Nederlandse Cultuur, als aan de talloze buitenlandse deelnemers (er waren er deze keer 88!) heeft prof. dr. W. Thys, voorzitter van de IVN, tot besluit aan de vergadering enkele richtlijnen gegeven waarlangs de gesprekken, de discussies, de voorstellen tot resoluties zich tijdens de colloquiumweek eventueel konden ontwikkelen.
Deze zijn de volgende:
1o | Het is inderdaad zo dat de buitenlandse neerlandistiek zich in de jongste jaren in gunstige zin heeft ontwikkeld, vooral wat het aantal universiteiten betreft waar Nederlands als studievak voorkomt. Tegelijk is zich evenwel de broze draad blijven aftekenen waaraan het Nederlands is opgehangen. Aan universiteiten waar het Nederlands jaren vaste voet heeft gehad, verkommert het vak plots tot een klein bijvakje of blijven vacatures langer open dan voor het voortbestaan van het vak goed is. Er blijft dan ook dringend behoefte bestaan, vooral in de landen van de Europese Gemeenschap, aan besprekingen op hoog niveau tussen binnen- en buitenland, zo mogelijk van minister tot minister, om de toekomstige ontwikkeling van het Nederlands veilig te stellen. |
2o | Ondanks de band die de IVN met vele zoniet met alle lectoraten en leerstoelen in het buitenland heeft weten te leggen en ondanks de verbetering van de betrekkingen tussen de buitenposten van het Nederlands en het moederland, blijft de buitenlandse docent geïsoleerd werken, zonder voldoende voeding vanuit Nederland en Vlaanderen. Ik voel dit tekort zeer sterk op de plaats waar ikzelf mijn taak vervul, op slechts 19 km van de Nederlandse taalgrens, hoeveel sterker moet mijn collega het dan niet aanvoelen die Nederlands doceert, zeggen we aan de Universiteit van Hawaii. Er moet dan ook dringend gezocht worden naar middelen en afspraken om dit manco uit de weg te rui- |
| |
| |
| men. |
3o | Wij moeten met vereende krachten blijven zoeken naar een status voor de buitenlandse docent in de neerlandistiek die in overeenstemming is met de taak die hij vervult. |
4o | Ik moge de suggestie die ik vroeger wel eens tijdens een Colloquium heb gedaan herhalen, met meer nadruk dan toen: is het nog langer toelaatbaar dat hooguit een drietal mensen, voornamelijk in hun vrije tijd en op basis van vrijwilligheid zich bezighouden met het onderhouden van het contact met een van jaar tot jaar toenemend aantal buitenlandse docenten: 369 aan 166 instellingen in 25 landen. Moet er niet veeleer gedacht worden aan een instituut dat in samenwerking met de betrokken ministeries van Noord en Zuid deze taak overneemt waarnaast de IVN zich als overwegend wetenschappelijke vereniging zou kunnen ontwikkelen?’
(wt) |
Gasten en gastheren op het Zesde Colloquium Neerlandicum. Bij congressen is het vaak zo dat de deelnemers wel merken dat er heel wat belangstelling is van buiten de eigen kring maar dat zij niet weten wie precies die belangstelling betoont. Dat is ook het geval voor onze Colloquia. Daarom lijkt het ons nuttig even mee te delen wie er allemaal op het Zesde Colloquium waren, vooral omdat het praktisch onmogelijk was de namen van al de gasten en de gastheren op te nemen in de deelnemerslijst zoals die in het programmaboekje is verschenen (namen die al vermeld zijn in het programmaboekje en de aanvulling worden hier weggelaten).
Op de openingszitting en bij diverse andere manifestaties - sommige gasten woonden het hele Colloquium bij - waren o.m. de volgende personaliteiten aanwezig namens openbare en andere instellingen:
Paul Aerts, Directeur Algemene Dienst en Public Relations U.I.A., Antwerpen |
Prof. dr. J. Andriessen s.j., Bibliothecaris Ruusbroecgenootschap, Antwerpen |
W. Baltussen, Algemeen Directeur UFSIA, Antwerpen |
Lic. P. Baudouin, Directeur Provinciale Cultuurdienst, Antwerpen |
Ir. R.F. van Boexstaele, Ere-alg. secr. Kon. Vlaamse Ingenieursvereniging, lid Orde van den Prince |
J.A. van Boven, plv. secretaris-generaal Ministerie O. en W., Den Haag |
J. van Brabant s.j., Hoofdbibliothecaris UFSIA, Antwerpen |
Prof. dr. L. Bruyns s.j., Rector UFSIA, Antwerpen |
Dr. A. de Buck, Ambassaderaad Belgische Ambassade Bonn, Directeur Belgisch Huis, Keulen |
C. van Camp, Rechter, Antwerpen |
Mw. G. van Cauwelaert, Hoofd Dienst Public Relations Ministerie van Nederlandse Cultuur, Brussel |
R. Celis, Notaris, Antwerpen |
K. Ceule, Bestuursdirecteur Voorlichting en Culturele Betrekkingen Ministerie
|
| |
| |
van Buitenlandse Zaken, Brussel |
Ir. J. Ceulen, Consul-Generaal van Nederland, Antwerpen |
Prof. dr. V.E.J.M. Claes, Hoogleraar UFSIA, Antwerpen |
D. Coens, Volksvertegenwoordiger, Burgemeester van Sijsele |
H.B. Cools, Schepen van Antwerpen voor Stedebouw en Ruimtelijke Ordening |
Mr. P.W.A.G. Cort van der Linden, Chef Directie Culturele Samenwerking en Voorlichting Buitenland Ministerie van Buitenlandse Zaken, Den Haag |
J.A. Cuypers, Secretaris Werkgroep Neerlandistiek Orde van den Prince, Brussel |
A. Dassen, Politierechter, Antwerpen |
G. Declercq, Algemeen Beheerder Katholieke Universiteit, Leuven |
Dr. G. Degroote, Secretaris Kon. Zuidned. Mij Taal- en Letterkunde en Geschiedenis, Brussel |
J. Delarbre, Bestuurssecretaris Ministerie Nederlandse Cultuur, Brussel |
Mw. K. Delfosse, Göttingen |
Oud-Minister prof. dr. H. Fayat, Brussel |
R. de Feyter, Afgevaardigd-Beheerder Vlaams Economisch Verbond |
Dr. jur. J. Fleerackers, Kabinetschef Minister van Nederlandse Cultuur, Brussel |
K. Franssens, Kinshasa, Zaïre |
W. Geldolf, Schepen voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne, Antwerpen |
Graaf D. le Grelle, Gemeenteraadslid, Antwerpen |
J.P. Grootaers, Directeur Dienst Pers en Voorlichting, Katholieke Universiteit, Leuven |
G. Groothoff, Directeur Algemeen Nederlands Verbond, Den Haag |
Lic. J. Hendrickx, Voorzitter van de Antwerpse afdeling van de Orde van den Prince |
Drs. B.J.E.M. de Hoog, Directeur Internationale Betrekkingen Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, Den Haag |
A. van Impe, Adviseur-Hoofd van Dienst, Ministerie van Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur, Brussel |
Boris Ivanov, Persattaché voor Vlaanderen bij de Ambassade van de U.S.S.R., Brussel |
H. Kellens, Bestuurschef Bestuur voor Internationale Culturele Betrekkingen Ministerie van Nederlandse Cultuur, Brussel |
B. van Kerkhoven, Oud-directeur BRT, oud-directeur Kon. Ned. Schouwburg, Antwerpen |
Mej. Claire Kirschen, Ambassaderaad Culturele Zaken, Belgische Ambassade, Parijs |
H.J. Kompen, Hoofd Sector Letteren Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, Rijswijk (NL) |
Prof. dr. R.F. Lissens, Hoogleraar UFSIA, Antwerpen |
Drs. M.J.J. van Loosdrecht, Raad voor Culturele Zaken Nederlandse Ambassade, Brussel |
J. Maes, Krijgsauditeur, Antwerpen |
A. Michielsen, Gewestelijk President van de Orde van den Prince, Antwerpen |
Dr. P. de Mûelenaere, Ambassaderaad Belgische Ambassade, Den Haag |
J. Niesyto, Attaché bij de Poolse Ambassade, Brussel |
P. Peré, Voorzitter Culturele Raad van de Stad Antwerpen |
S. Persch, Ambassaderaad bij de Ambassade van de BRD, Brussel |
Prof. dr. J. Persyn, Hoogleraar UFSIA, Antwerpen |
Mr. G.J. ter Poorten, Kapellenbos |
Ulrich Potrafky, 2e Secretaris Ambassade van de DDR, Brussel |
P. Rock, Directeur-Generaal bij het Ministerie van Nederlandse Cultuur, Brussel |
| |
| |
R. Roose, Directeur-Generaal Ministerie van Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur, adj.-Kabinetschef, Brussel |
A.K. Rottiers, Internationale Dienst, Brussel |
L. Schevenhels, Bestuursdirecteur Internationale Culturele Betrekkingen Ministerie van Nederlandse Cultuur, Brussel |
H. Schiltz, Volksvertegenwoordiger, voorzitter van de Volksunie en Gemeenteraadslid, Antwerpen |
Dr. G. Schmook, Ere-directeur van de Stedelijke Bibliotheken, Antwerpen |
Drs. L. Simons, Adjunct-Conservator van het AMVC, Antwerpen |
Prof. dr. P. de Somer, Rector Katholieke Universiteit, Leuven |
Mw. mr. E. Talsma van de Directie Internationale Betrekkingen Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, Den Haag |
G. Tegenbos, Directeur Public Relations UFSIA, Antwerpen |
Dr. J. Theuwissen, Directeur van de Interprovinciale Cultuurraad voor Vlaanderen |
P. Thys, Député van de Provincie Antwerpen, namens de Gouverneur |
Dr. F.J. du Toit Spies, Kultuurraad bij de Ambassade van de Republiek Zuid-Afrika, Brussel |
Prof. dr. V.F. Vanacker, Voorzitter van de Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis, Gent |
Prof. dr. L. Vandendriessche, Rector van de UIA, Wilrijk |
L. Vanhove, Regeringscommissaris, Antwerpen |
Dr. E. Willekens, Directeur van de Antwerpse Stadsbibliotheken, Conservator van het AMVC |
Prof. dr. Paul de Wispelaere, Maldegem |
Dr. A.J.A. van Zoest, leider Zomercursus Breukelen |
Aan al dezen, alsook aan de binnenlandse hoogleraren, docenten en assistenten die in grotere aantallen dan voorheen aan ons Colloquium hebben deelgenomen, zij dank gezegd voor het aandeel dat zij hebben gehad in het succes ervan.
(wt)
Gift van de Orde van den Prince. Deze instelling heeft zich tijdens het Zesde Colloquium Neerlandicum niet onbetuigd gelaten. Vele van haar leden waren aanwezig op de openingszitting op maandag 30 augustus, dezelfde maandag heeft zij ons 's avonds een receptie aangeboden in het Osterriethhuis en zij heeft ook de hand gehad in het bezoek dat wij op woensdag 1 september aan Leuven hebben gebracht. Daar komt bij dat de President van de gewestelijke afdeling Antwerpen op 30 augustus aan de voorzitter van de IVN een bedrag van 10.000 Bfr. heeft overhandigd dat hij naar goeddunken van het IVN-bestuur mocht besteden voor het bestrijden van onvoorziene onkosten i.v.m. het Zesde Colloquium of op een andere wijze ter bevordering van het Nederlands in het buitenland. Onder dankzegging voor deze milde gift zal het dagelijks bestuur zich eerstdaags buigen over de bestedingsmogelijkheden die dit bedrag biedt. Het zou jammer zijn als wij het zouden gebruiken voor het vullen van allerlei putjes.
| |
| |
Beter lijkt ons - dit is slechts een suggestie aan het d.b. - er iets mee te doen wat de extramurale neerlandistiek rechtstreeks ten goede komt. Jaren geleden is in dit blad al gepleit voor het instellen door de Nederlandse en Belgische regering samen, van een prijs voor buitenlanders die onze taal, cultuur en literatuur bestuderen, naar het voorbeeld van de Japanse regering die destijds een jaarlijkse prijs heeft ingesteld voor niet-Japanners die zich in de Japanse taal en cultuur hadden bekwaamd. Voorwaarden zouden kunnen zijn:
1) | regelmatig ingeschreven zijn bij een Nederlandse cursus aan een buitenlandse universiteit; |
2) | tenminste drie jaar studie van het Nederlands achter de rug hebben; |
3) | als volkomen Nederlandsonkundige begonnen zijn (kinderen van Nederlandstalige emigranten en anderen die al Nederlands zouden kennen als zij met de universitaire studie van het Nederlands beginnen zouden uitgesloten worden) en na drie jaar studie vlot Nederlands verstaan, spreken, lezen en schrijven, de beste uitslagen op het einde van dit derde jaar bekomen hebben en bewezen hebben met de studie van het Nederlands te willen doorgaan. |
De prijs zou besteed kunnen worden aan de aankoop van Nederlandse boeken, of gebruikt kunnen worden voor een verblijf van één maand in Vlaanderen/Nederland, of voor een combinatie van beide mogelijkheden.
De docenten zouden elk jaar vóór een bepaalde datum de kandidaten voorstellen en een aan te stellen jury zou beslissen aan wie de prijs wordt toegekend.
Wij zouden dit eerste bedrag op de hiervoor beschreven wijze kunnen besteden, in de hoop dat onze beide regeringen aan de reeds vroeger gedane oproep gehoor zouden geven en vanaf het tweede jaar de kosten van de prijs voor hun rekening zouden nemen. In deze zin zal ondergetekende op de e.v.d.b.-vergadering suggereren het bedrag te besteden.
(wt)
Het Zesde Colloquium en de nieuwsmedia. Er is door pers, radio en tv vrij wat aandacht aan ons Colloquium besteed. De heer Gaston Durnez van het dagblad De Standaard heeft een groot gedeelte van het Colloquium meegemaakt en uitvoerige reportages geleverd in De Standaard van 31 augustus 1976 (‘Autonomie voor Vlaamse kulturele betrekkingen’), 2 september (‘Nederlands geen randverschijnsel’) en 5 september (‘Wedergeboorte van de Renaissance’ - n.a.v. de lezing van prof. dr. L. Rens). In de Gazet van Antwerpen van 31 augustus 1976 droeg het openingsverslag de titel: ‘Vlamingen gedragen
| |
| |
zich taalbewuster dan Nederlanders’ en in het nummer van 14 september wijdde Erik Verstraete een uitvoerig geïllustreerd verslag aan de tentoonstelling onder de titel ‘Aan 166 universiteiten wordt nu Nederlands onderwezen’. In de Volksgazet werd het Colloquium op 26 en 29 augustus aangekondigd (‘Driejaarlijkse conferentie voor het eerst in de Universiteit Antwerpen’), met vermelding van het programma. Het nummer van 30 augustus bracht een trouw verslag van de opening met samenvattingen van de inleiding van de voorzitter, zowel als van de rede van Minister De Backer. Op 1 september volgde een bijdrage over de tentoonstelling (‘Schepen Geldolf opent tentoonstelling in Museum voor Vlaamse Cultuurleven’). Het Volk titelde op 30 augustus: ‘Culturele integratie tussen Noord en Zuid noodzakelijk’. De Nieuwe Gazet liet zich evenmin onbetuigd. Op 30 augustus: ‘Eenheid Noord-Zuid nodig om Nederlands uit te dragen’ en op 2 september (over de tentoonstelling): ‘In alle hoeken van de wereld wordt Nederlands onderwezen’. Zelfs de Franstalige pers liet het Colloquium niet onvermeld. Le Soir bracht op 2 september een stukje over de opening en op 6 september een aankondiging over de tentoonstelling. La Libre Belgique sprak op 2 september van ‘Un colloque international consacré à la vulgarisation de la langue néerlandaise’. De Stem (NL) van 25 september 1976 (‘Nederlandse taal verovert de wereld’) bracht een verslag over de tentoonstelling (zie hierover elders in dit blad). Andere bijdragen over het Colloquium in de Nederlandse pers zijn ons niet bekend.
In Ons Erfdeel verschijnt binnenkort een geïllustreerd stuk over het Colloquium en de tentoonstelling.
Verslaggevers van de Belgische Radio en Televisie en van de NOS (o.a. Kees Middelhoff voor de Wereldomroep) zijn vóór, tijdens en na het Colloquium bezig geweest met het interviewen van verscheidene deelnemers, met het oog op radioreportages. Op donderdag 2 september bracht de Vlaamse Televisie in het nieuws van 19 uur 45 een dezelfde dag opgenomen reportage van het Colloquium. Deze werd op videoband vastgelegd en in het Rubenshuis op donderdagavond opnieuw uitgezonden. De videoband wordt nog beschikbaar gehouden voor buitenlandse collega's die de reportage in hun eigen universiteit zouden willen vertonen.
(wt)
In de marge van het Zesde Colloquium. Bloemenhulde aan Lode Zielens. Mevrouw dr. Helga Hipp-Rohde, hoofdassistente van de Nederlandse afdeling aan de Karl-Marx-Universiteit heeft tijdens het Colloquium op donderdag 2 september jl. bloemen neergelegd bij het standbeeld van Netje, de hoofdfiguur uit ‘Moeder waarom leven
| |
| |
wij?’. Dit beeld dat vroeger nabij de spoorwegbrug aan de Plantin en Moretuslei stond waar Lode Zielens op het einde van de oorlog om het leven kwam, bevindt zich thans nabij de gerestaureerde St.-Andrieskerk, in het ‘Schipperskwartier’. Dr. Hipp was vergezeld van dr. E. Willekens, hoofdconservator van het AMVC.
(wt)
Plaats van het volgend meridionaal Colloquium. Hier zij kort genoteerd dat de vertegenwoordigers van de Katholieke Universiteit te Leuven, tijdens het bezoek dat de deelnemers aan het Zesde Colloquium op 1 september 1976 aan Leuven hebben gebracht, aan de buitenlandse gasten en aan het bestuur van de IVN hebben meegedeeld, dat de K.U.L., bij een volgend Colloquium in de Zuidelijke Nederlanden - dat zou dan in 1982 zijn - graag als gast-universiteit voor het Colloquium zou optreden. Het is te vroeg om hierover al een uitspraak te doen, maar in elk geval zijn wij de Universiteit te Leuven alvast zeer dankbaar voor dit royale aanbod.
(wt)
De tentoonstelling ‘De studie van het Nederlands in het buitenland’. Op het ogenblik dat dit stukje geschreven wordt is de tentoonstelling in het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven aan de Minderbroederstraat 22 te Antwerpen alweer gesloten. Deze tentoonstelling, georganiseerd door de IVN in samenwerking met de Stad Antwerpen, werd in aanwezigheid van het voltallige Colloquium Neerlandicum op 31 augustus geopend door Schepen W. Geldolf namens de Burgemeester van Antwerpen en is voor het publiek toegankelijk geweest van 1 september tot 9 oktober, alle dagen behalve maandag, van 10 tot 17 uur. Er zijn in totaal 540 bezoekers gekomen, wat, rekening houdend met de ligging van het AMVC, het minder geschikte moment waarop de tentoonstelling gehouden werd (ze moest gesloten worden op het ogenblik dat het academische leven in Vlaanderen net op gang kwam) en de algemene malaise in het museumbezoek, helemaal niet zo slecht is te noemen.
Op de tentoonstelling werden zowat 1200 documenten vertikaal vertoond en ongeveer 600 boeken, tijdschriften en overdrukken horizontaal. De documenten besloegen zowat 100 m2 wandoppervlakte, de boeken en het andere didactisch materiaal waren ondergebracht in 15 gesloten vitrines en op 12 m2 open tafeloppervlakte.
Het grootste deel van de tentoonstelling was gewijd aan de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten. Daarop volgden de rubrieken: vergaderingen en verenigingen op nationaal vlak, niet-universitair onderwijs van het Nederlands, zomercursussen in de Nederlandse taal en
| |
| |
cultuur, Nederlandse en Belgische instituten in het buitenland, bibliotheken met belangrijke Nederlandse collecties (met name Widener Library aan de Harvard Universiteit), tijdschriften en vertalingen, activiteiten en organisatievormen vanuit het binnenland (Ministeries in Noord en Zuid alsook de IVN), leerboeken en leermethodes Nederlands voor anderstaligen en tenslotte vertaalwoordenboeken.
De documenten betreffende de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten bestonden voornamelijk uit foto's van de docenten (al of niet met hun studenten), van de universiteitsgebouwen en instituten waar Nederlands wordt gedoceerd, ‘Vorlesungsverzeichnisse’ of uittreksels daaruit, het Nederlands betreffend, lijsten met de namen van de in 1975-76 ingeschreven studenten (telkens opnieuw een bijzonder interessant document!), documentatie betreffende voordrachten, excursies, knipsels betrekking hebbend op de positie van het Nederlands aan een bepaalde universiteit of in een bepaald land, enz. enz. De volgorde van opstelling was die van de docentenlijst en in de vitrines vóór de wandpanelen lagen dan de publikaties die overeenstemden met het aan de wand vertoonde materiaal. Telkens ging per werelddeel een grote continentenkaart vooraf, waarop de plaatsen waren aangegeven waar Nederlands wordt onderwezen. Het was een kleurig geheel vol afwisseling. Enige documenten noemen die bijzonder de aandacht trokken (en er waren er vele!) zou unfair zijn tegenover de inzenders van de talloze andere die even belangrijk en leerzaam waren. De tentoonstelling was het resultaat van zes maanden speur- en verzamelwerk, vier weken intensieve selectie en voorbereiding, waarin foto's werden vergroot en documenten werden gefotocopieerd, twee weken besteed aan onderschriften en titels en tenslotte vijf dagen opbouw in een razend tempo waarbij alleen de goede samenwerking en de wil tot slagen van alle betrokkenen tot het resultaat heeft geleid dat op 31 augustus de opening met een gerust gemoed kon worden afgewacht.
Er werd een affiche in 1500 en een folder in 1000 exemplaren verspreid. In deze folder stonden de namen vermeld van de leden van de commissie die de tentoonstelling heeft voorbereid. Daaraan dient toegevoegd dat nog anderen zich verdienstelijk hebben gemaakt bij de opbouw van deze expositie: mw. dr. H. Hipp-Rohde van de K.-M.-U. te Leipzig, mw. S. van de Perre van het Anglo-Belgian Institute in Londen, de heer Delarbre van het Ministerie van Nederlandse Cultuur, alsook enkele secretaresses van hetzelfde Ministerie en tenslotte een aaatal leden van de staf van het AMVC. Aan al de medewerkers in de tentoonstellingscommissie, in het bijzonder de heer Verhaert, alsook aan de hiervoor vermelde personen zij dank gezegd voor de door hen geleverde prestaties. Hieraan wil ik graag Agfa-Gevaert N.V. toevoegen,
| |
| |
donateur van de IVN. Dit bedrijf heeft gratis de vergroting van een flink aantal kleurfoto's op zich genomen. Het strookt evenwel helemaal niet met de waarheid ‘dat behalve door de Nederlandse (sic) ministeries deze onderneming gesponsord werd door o.a. uitgeverijen, chemische en pharmaceutische industrie, banken e.d.’ - De Stem, 25 september 1976: ‘Nederlandse taal verovert de wereld. Expositie’. Dat uitgeverijen de hand hebben gehad in de boekententoonstelling is vanzelfsprekend. Zonder hun hulp hadden we de grote hoeveelheid didactisch materiaal nooit kunnen exposeren.
Aparte vermelding verdient de medewerking van de Antwerpse Stadsbibliotheek die een aantal boeken ter beschikking stelde, alsook die van de Bibliotheek van de Hogere School voor Vertalers en Tolken van het Rijksuniversitair Centrum Antwerpen (RUCA). Deze instelling heeft een groot aantal gespecialiseerde woordenboeken afgestaan voor de tentoonstelling.
(wt)
Nog eens de tentoonstelling. Bezoek van culturele attachés. De tentoonstellingscommissie heeft het initiatief genomen om een aantal ambassaderaden alsook culturele en persattachés met standplaats Brussel en landen vertegenwoordigend waar Nederlands wordt onderwezen of waar belangstelling voor het Nederlands zou kunnen worden gewekt, voor een bezoek aan de tentoonstelling uit te nodigen. Dit bezoek had plaats op maandag 27 september 1976. De volgende vertegenwoordigers van buitenlandse ambassades en instellingen waren aanwezig: de heer V. Matthews, eerste secretaris bij de Australische Ambassade in Brussel, de heer Ch. Otto, Consul van Denemarken te Antwerpen, namens de Deense Ambassade in Brussel, de heer Pierre de Boisdeffre, Raad voor culturele zaken bij de Franse Ambassade in Brussel, de heer Norman Patterson, Language Officer bij de British Council in Brussel en mw. Patterson, de heer J. Noesen, Consul van het Groothertogdom Luxemburg te Antwerpen, de heer Zygmunt Cebula, tweede secretaris bij de Ambassade van de Poolse Volksrepubliek te Brussel, de heer Z. Szpecht, persattaché bij dezelfde Ambassade en de heer L. Stanley, Consul van de Verenigde Staten in Antwerpen.
Verder waren aanwezig: de heer L. Schevenhels, bestuursdirecteur ICB, Ministerie van Nederlandse Cultuur, Brussel, de heer H. Kellens, bestuurschef bij hetzelfde Ministerie, mw. G. van Cauwelaert, hoofd van de Dienst pers en public relations van hetzelfde Ministerie, de heer dr. E. Willekens, hoofdconservator en de heer drs. L. Simons, adjunct-conservator van het AMVC. Namens de IVN en de tentoonstellingscommissie waren er prof. W. Thys, voorzitter en mw. H. Moo- | |
| |
lenburgh, secretaris-administrateur. De heer J. van Elewijck, Schepen voor Cultuur en Personeelszaken van de Stad Antwerpen is met het gezelschap kennis komen maken.
De voorzitter van de IVN heeft eerst in de vergaderzaal van het AMVC een exposé in het Engels gehouden over de neerlandistiek in het buitenland en de wijze waarop buitenlandse regeringen dit onderwijs zouden kunnen ondersteunen en de ontwikkeling ervan bevorderen. Daarna werd een rondgang in de tentoonstelling gehouden waarbij het bestuur voor Internationale Culturele Betrekkingen van het Ministerie van Nederlandse Cultuur voor drank en versnaperingen had gezorgd.
(wt)
Opnieuw de tentoonstelling. Van de directie van het AMVC is het aanbod gekomen om in het AMVC een permanent archief van de IVN onder te brengen. Basis daarvan zou de collectie stukken zijn die van 1 september tot 9 oktober geëxposeerd werd, aangevuld met het materiaal dat wel gestuurd werd maar dat bij gebrek aan plaats niet kon worden vertoond. Dit aantal zou vanzelfsprekend moeten worden verminderd met de stukken die aan de afzenders dienen te worden teruggestuurd. Wij zullen evenwel aan de inzenders per afzonderlijke brief verzoeken ons zo mogelijk het toegezonden materiaal voor het op te richten archief af te staan, zodra het d.b. een beslissing over dit archief heeft genomen. Indien zij het materiaal toch terug willen hebben, dan gebeurt dit natuurlijk, maar dan zullen wij verzoeken om van bepaalde belangrijke stukken afdrukken of fotocopieën te mogen maken. Ik zou hier natuurlijk wel een warm pleidooi willen houden voor een IVN-archief, onder te brengen in het AMVC. Er is al wel gestipuleerd dat de archiefstukken eigendom van de IVN blijven zolang de IVN bestaat. De bergruimte voor archiefstukken is, ingevolge het feit dat de NUFFIC, waar het secretariaat van de IVN gevestigd is, slechts over zeer beperkte mogelijkheden beschikt, quasi nihil. Een IVN-archief bij het AMVC zou òp de duur kunnen uitgroeien tot een documentatiecentrum betreffende het onderwijs van het Nederlands in het buitenland waarmee ook anderen hun voordeel zouden kunnen doen. Het zou tevens dit onderwijs meer bekendheid in het binnenland kunnen geven.
(wt)
Dutch studies. Na de alarmkreet in NEM-24, blz. 3-5 (Dutch studies in moeilijkheden), herhaald in andere toonaarden in NEM-25, blz. 51-52 en in NEM-26, blz. 7 kan helaas niet in NEM-27 worden meegedeeld dat het tij ten goede gekeerd is. Toch zou er veel kans op
| |
| |
rooskleurige berichten over Dutch studies bestaan als elke docent in het buitenland het zijne zou bijdragen om het jaarboek van de IVN niet alleen boven water te houden maar te doen bloeien. Dat kan, 1o door individueel het boek te bestellen (leden van de IVN genieten 20% reductie op de prijs van het jaarboek als ze het bestellen bij het IVN-secretariaat. Deze prijs bedraagt f 65, -), 2o door een exemplaar te bestellen voor de instituuts- of de lectoraatsbibliotheek, 3o door een collega in de vergelijkende literatuur, in de vergelijkende taalkunde, in de cultuurgeschiedenis of in ‘area programs’ voor aankoop van het jaarboek te benaderen, 4o door het voor aankoop door de Universiteitsbibliotheek voor te stellen, 5o door het voor te stellen voor aankoop door een openbare bibliotheek, een Nederlandse (of Belgische) ambassade of een Nederlands instituut. Bestellingen kunnen worden geplaatst bij Martinus Nijhoff, postbus 269, NL - Den Haag.
(wt)
De nieuwe ‘Docentenlijst’ is verschenen. Per 1 juli 1976 is nr. XVII verschenen van de Lijst van docenten in de nederlandistiek aan buitenlandse universiteiten en ledenlijst IVN. Het is een uitgave van de IVN, Den Haag/Gent. De vorige (blauwe) lijst (nr. XVI) dateerde van 1 september 1974 zodat een bijgewerkte lijst een dringende noodzaak was geworden. Deze nieuwe kakikleurige lijst verschijnt voor het eerst in gedrukte vorm. Daardoor lijkt hij beperkter (89 blzn.) dan de vorige (101 blzn.). Hij is nochtans uitgebreider daar het aantal namen en adressen is toegenomen. Tijdens het Zesde Colloquium werd deze Docentenlijst aan al de deelnemers uitgereikt en nadien werd hij aan de gebruikelijke adressen toegestuurd voorzien van een addendum. Binnenkort zal trouwens een nieuw en uitgebreider addendum worden opgesteld. Wie voor een exemplaar van Docentenlijst nr. XVII in aanmerking wenst te komen, kan dit aanvragen bij het secretariaat van de IVN, p/a NUFFIC, Molenstraat 27, NL - Den Haag ofwel bij de Belgische vestiging van de IVN, p/a Seminarie voor Vergelijkend Literatuuronderzoek, R.U.G., Blandijnberg 2, B-9000 Gent.
(wt)
Verslag van het Vijfde Colloquium van hoogleraren en lectoren in de nederlandistiek aan buitenlandse universiteiten. Onder bovenstaande titel verscheen in het voorjaar van 1976 na een lange incubatietijd het verslag van het Vijfde Colloquium dat van 27 tot 31 augustus 1973 aan de Rijksuniversiteit te Leiden en in het Congrescentrum ‘De Leeuwenhorst’ te Noordwijkerhout plaatshad. Het is een boek van 284 blzn., uitgegeven door de IVN, 's-Gravenhage/Gent. Al de deel- | |
| |
nemers alsook al de andere categorieën die hiervoor in aanmerking komen, hebben een exemplaar ontvangen. Er zijn nog een aantal exemplaren beschikbaar. Deze kunnen worden besteld bij het secretariaat van de IVN, p/a NUFFIC, Molenstraat 27, NL - Den Haag tegen de prijs van f 20, - of 300 Bfr., over te maken op postrekeningnummer 3314917 ten name van de penningmeester van de IVN, Den Haag of op rekeningnummer 43.00.66.260 RS bij de Amrobank, Kneuterdijk 8, Den Haag, ten name van de IVN.
(wt)
|
|