| |
Leer- en hulpmiddelen
‘Een onderzoekbeleid voor neerlandistiek?’ Zo luidt de titel van een bijdrage in Forum der Letteren, jg. 16, nr. 3 (september 1975) blz. 134-143. Het stuk is een ‘persoonlijke stellingname’ van de hand van dr. E.K. Grootes, wetenschappelijk hoofdmedewerker aan de Universiteit van Amsterdam en voorzitter van de sectie Nederlands van de Academische Raad. Het artikel brengt verslag uit over de pogingen die sedert 1971 worden ondernomen om tot een onderzoekbeleid te komen. De schrijver vervolgt aldus: ‘Op dat laatste mikt in principe wel een ambitieuzer project van de Sectie Nederlands van de Academische Raad (SNAR), het overlegorgaan van de afdelingen Nederlands van de zes universiteiten in ons land. Op haar vergadering van 2 september 1971 besloot de Sectie, daartoe gestimuleerd door een initiatief van de Internationale Vereniging voor Nederlandistiek, voor haar deel te streven naar het tot stand brengen in de komende jaren van een Belgisch-Nederlands beleidsorgaan voor neerlandistisch wetenschappelijk onderzoek. Als begin van de ontwikkeling in deze richting werd een inventarisatie juist geacht van onderzoekinstanties, lopende onderzoeken, onderzoekwensen en -problemen’.
Met deze inventarisatie werd begonnen in 1973 door middel van twee enquêtes die gericht waren op resp. de instelling, het onderzoekproject en de individuele onderzoeker. In oktober 1975 (wij weten niet of dit inmiddels gebeurd is - red.) zou de SNAR dan op basis van de binnengekomen antwoorden beslissen of er een beleidsorgaan voor het neerlandistisch onderzoek zou worden ingesteld of niet. Wel deelt dr. Grootes in zijn studie de indrukken mee die hij uit het lezen van de twee inventarisatierapporten heeft opgedaan, indrukken waarmee menig buitenlands vakgenoot het eens zal zijn:
a) | er wordt veel en gevarieerd onderzoek bedreven, maar het geheel doet chaotisch aan; |
b) | over het algemeen wordt het gebrek aan coördinatie betreurd; |
c) | een alles omvattende inventarisatie blijkt zo tijdrovend, dat de gegevens verouderd dreigen te zijn voor men ze kan gebruiken. |
De auteur handelt verder over ‘de “wildgroei” van een expanderende vakbeoefening’, over de bemoeilijking van de planning door ten gevolge van de grote kwantitatieve toeneming van de vakbeoefening, steeds verder gaande specialisering en een tendens tot het doorbreken van de grenzen van het traditionele vakgebied, evenmin bijdragend
| |
| |
tot grote overzichtelijkheid. In plaats van inventarisatie van onderzoekobjecten acht dr. Grootes het inventariseren van onderzoekmethoden en benaderingswijzen zinvoller maar nauwelijks realiseerbaar. De verbinding van onderzoek en onderwijs acht hij een andere factor die planning gecompliceerder maakt evenals het traditioneel gegroeide individualisme van de onderzoekers op het terrein van de Nederlandse taal- en letterkunde (hier kan men de mooie zin lezen: ‘alleen een persoonlijke bezetenheid verschaft het zitvlees dat voor veel neerlandistisch onderzoek een onmisbare voorwaarde is’ - blz. 140). Concluderend stelt hij dat de noodzaak van planning ondanks alles als een paal boven water staat. Hij stelt een beperkte aanpak voor door concentratie op deelproblemen waarbij hij
1) | voorlopig de neerlandistiek in België uit het onderzoek zou willen sluiten, |
2) | pleit voor aanpak van de planningsproblematiek binnen enigszins overzichtelijke onderdelen van het vak (hij noemt fonologie, syntaxis/semantiek, sociolinguïstiek, psycholinguïstiek e.a., |
3) | voorlopig een beperking voorstelt tot coördineren en stimuleren (geen organisatie). |
Wij zijn nieuwsgierig naar de reacties onder vakgenoten, binnen en buiten de SNAR op deze ‘persoonlijke stellingname’. Voor de buitenlandse neerlandistiek lijkt wel een negatief punt het voorstellen van een gescheiden onderzoek in Noord (en Zuid?). Precies voor de neerlandistiek waarbij de gemeenschappelijke Nederlandse taal, als in geen ander vakgebied, niet alleen vehikel is maar tevens doel en object, lijkt een gescheiden aanpak meer dan één enkele stap terug te zijn.
(wt)
Deel VI van de GLN is uit! Op het Vierde Colloquium Neerlandicum aan de Rijksuniversiteit te Gent in 1970 namen wij een resolutie aan (nr. 7) waarin het Colloquium de dringende wens uitsprak dat de Geschiedenis van de Letterkunde der Nederlanden, opgezet door wijlen professor Frank Baur, spoedig zou worden voltooid. In NEM-21, blz. 84, deelden wij onder de titel De GLN naar de voltooiïng de toenmalige stand mee: het Zesde Deel werd toen (najaar 1973) tegemoet gezien tegen het einde van 1973. Het is nu, in november 1975, eindelijk van de pers gekomen. De auteurs van De Letterkunde in de achttiende eeuw in Noord en Zuid zijn dr. Hermine J. Vieu-Kuik en prof. dr. J. Smeyers. Uitgever is de Standaard Uitgeverij, Antwerpen/Amsterdam (Postbus 212, B-2000 Antwerpen). Het boek omvat 601 blzn. en kost in een donkerblauwe simili-lederen band met goudopdruk 1250 Bfr. Doordat de voor de oorlog opgezette en verschenen delen
| |
| |
van de GLN ook in andere uitvoeringen voorkwamen, kan men het Zesde Deel thans ook als boekblok krijgen (dus zonder band) en het zelf laten inbinden. Zonder band kost het 950 Bfr. We zullen ons hier en nu niet wagen aan een bespreking van dit Zesde Deel. Daarvoor biedt NEM onvoldoende plaats. Wel vallen enkele dingen op als men dit Zesde Deel vergelijkt met de vroeger verschenen delen van de GLN: uiterlijk heeft men het goed by de vorige kunnen laten aansluiten: zelfde formaat, zo goed als dezelfde band, frissere goudopdruk vanzelfsprekend. Maar het mooie rustige lettertype van de andere delen, product uit het hoogtij van de Nederlandse boek-kunst tussen de twee oorlogen, is het niet meer. Nu ja, dit zijn randbemerkingen. Een pluspunt is dat dit Zesde Deel wel een register bevat (in de vorige delen vind je dat alleen bij I en II, destijds door J. van Mierlo geschreven). Het doet wel wat pijnlijk aan in dit Zesde Deel zelfs niet meer pro memorie de naam van de oorspronkelijke hoofdredacteur van deze monumentale, ofschoon onafgewerkt gebleven literatuurgeschiedenis, prof. dr. Frank Baur, aan te treffen. Dat heeft hij stellig niet verdiend. Maar misschien is het allemaal opzettelijk gebeurd om de afstand te markeren tussen de oorspronkelijke delen en deze voltooiing door een andere generatie literatuur-historici. Nogmaals, het zijn niet meer dan randbemerkingen en zij willen niets afdoen van het werk en de verdiensten van de auteurs, die tenslotte de dank van de buitenlandse neerlandistiek verdienen omdat zij hebben bijgedragen tot de uitvoering van een door de extramurale neerlandistiek aangenomen resolutie. Elders zal hun werk trouwens meer diepgaand worden besproken dan hier mogelijk is.
Delen VIII en X verschijnen respectievelijk in 1977 en 1978, zo deelt de uitgever mee.
(wt)
Germanismen in het Nederlands. Als jongste nummer (XIII) in de reeks Bouwstoffen en studiën voor de geschiedenis en de lexicografie van het Nederlands, uitgegeven door het Belgisch Interuniversitair Centrum voor Neerlandistiek is verschenen: Dr. S. Theissen, De Germanismen in de moderne Nederlandse woordenschat (Brussel, 1975). Het boek is gevat in een simili-lederen band met goudstempel, in -4o, en het telt 656 blzn. zwaar papier. De prijs is dan ook naar verhouding: 2750 Bfr. (het duurste uit de reeks!). Omdat het desondanks of misschien juist daarom een heel belangrijke bijdrage tot de studie van het Nederlands is, die ook menig buitenlands neerlandist moet interesseren, lichten wij het volgende uit het prospectus:
‘Als uitgangspunt heeft de schrijver de in 1925 verschenen studie “Germanismen in het Nederlandsch” van A. Moortgat gekozen. Vol- | |
| |
gens C.G.N. De Vooys (De Nieuwe Taalgids, XX, 1926) bestaat de voornaamste tekortkoming van Moortgats studie in het feit dat hij voornamelijk Zuidnederlandse literaire bronnen onderzocht heeft en de dagbladen verwaarloosd heeft. Rekening houdende met deze kritiek heeft de schrijver zich niet willen beperken tot een diachronisch overzicht van puristische of taalkundige opvattingen over germanismen en van de inburgering ervan in de woordenboeken: hij heeft de aldus verkregen resultaten aan een kwantitatief krantenonderzoek onderworpen, waarbij meer dan 3.000 blz. Noord- en Zuidnederlandse kranten en weekbladen uit 1972 onder de loep zijn genomen. Daaruit is gebleken dat heel wat germanismen veel vaker gebruikt worden dan men uit de afkeurende houding van woordenboeken en puristen zou kunnen opmaken. Dit werk onderzoekt eveneens de criteria van woordenboeken en puristen, hun invloed op de inburgering van de germanismen en de stand van deze inburgering aan het begin van de jaren zeventig.
Zijn opzet is echter niet normatief of zelfs puristisch, maar louter descriptief.’
Het boek kan worden besteld bij de Drukkerij George Michiels N.V., Corverstraat 13, B-3700 Tongeren, België.
(wt)
Dietsch en volksch. De buitenlandse neerlandisten zullen hun oud-collega, prof. dr. M.C. van den Toorn, voormalig lector Nederlands aan de Universiteit te Münster ongetwijfeld dankbaar zijn omdat hij in zijn Nederlandse taalkunde (Aula-boeken 499, Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen) in een laatste paragraaf (‘Nederlands als vreemde taal’) aandacht besteedt aan de taak van de buitenlandse docent Nederlands (p. 202: ‘Hun werk dat vaak ondermoeilijke omstandigheden verricht moet worden, geniet slechts in beperkte kring bekendheid, maar het is er niet minder belangrijk om’). ‘Dietsch en volksch’ heeft vanzelfsprekend geen betrekking op wat hierboven staat. Het dubbele predicaat is de titel van een andere, recentere publikatie van collega Van den Toorn, nl. nr. 5 in de reeks De Nieuwe Taalgids Cahiers, in 1975 verschenen bij H.D. Tjeenk Willink bv in Groningen. Het boek telt 120 blzn. en kost vermoedelijk ongeveer f 15, - (213 Bfr.). De ondertitel van de studie luidt: Een verkenning van het taalgebruik der nationaal-socialisten in Nederland. Ook dit boek is ongetwijfeld een aanwinst voor de bibliotheek bij een buitenlandse leerstoel of lectoraat. Het is het (misschien voorlopige) resultaat van veel speurwerk in allerhand NSB-geschriften waarin vooral woordgebruik (hagespraak, hard, heem, heerban, heerbanleider, heeren, heelemaalnikser, hetze, historisch, hitsen, hoera-fascist, Hoofdkwartier, hoofd- | |
| |
opsteller, hopman, houzee) maar ook stijl en syntaktische eigenaardigheden (‘een zoodanige regeling zal zijn logisch en rechtvaardig’) worden nagegaan, zowel in wat men over de tegenstander schreef als in de wijze waarop men het eigen ideaal onder woorden bracht. Van den Toorn dient zijn studie duidelijk aan als een ‘verkenning’. Hij acht uitvoeriger onderzoek nodig, ook naar politiek taalgebruik in het algemeen van
voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Hier ligt ook voor de extramurale neerlandistiek een werkterrein open, al zal de buitenlandse onderzoeker het vanzelfsprekend moeilijker hebben, omdat er heel wat speurwerk in binnenlandse archieven en bibliotheken aan vastzit.
Wanneer een Vlaming deze studie leest zal zijn reactie weer anders zijn dan die van een Nederlander ofschoon deze laatste toch ook wel bij bepaalde opmerkingen van de auteur stil zal blijven staan (zo b.v. bij de vraag, op blz. 99, of de spreekstijl van Mussert en zijn omgeving geïnterpreteerd zou kunnen worden als de taal van een oudere generatie - zie ook de verwijzing naar Couperus op blz. 97). De Vlaamse lezer staat stil bij andere opvallende lexicologische eigenaardigheden: bij het gebruik, door de NSB, van termen als opsteller, hoofdopsteller, opstelraad i.p.v. redacteur, hoofdredacteur, redactieraad en ‘Germaanse’ namen voor de maanden als Louwmaand, Grasmaand, Bloeimaand, enz. Daarmee is de Zuidnederlander natuurlijk veel meer vertrouwd en het zal bij hem niet opkomen om deze purismen in een ‘fascistische’ context te plaatsen. In hoever heeft de NSB hier bewust of onbewust uit de woordvoorraad van de Vlaamse Beweging geput, Guido Gezelle inbegrepen?
(wt)
Nogmaals Nieuwe Woorden. In NEM-25 vroegen wij op blz. 80 onder de titel Signalement van nieuwe woorden aandacht voor het W.P. woordenboek van 2000 neologismen onder redactie van dr. Riemer Reinsma. In hetzelfde jaar 1975 is evenwel nog een ander lexicon van de pers gekomen dat o.i. evenmin op de boekenplank van een buitenlands instituut Nederlands mag ontbreken, nl.: Nieuwe Woorden. Verklarend en verhalend woordenboek van modern taalgebruik. De auteur is Maarten van Nierop, de bekende taaltuinier van het dagblad De Standaard. Het is moeilijk en tegelijk niet moeilijk om beide boeken met elkaar te vergelijken. Wel zou zulk een vergelijking de moeite waard zijn, zelfs de moeite van een sciiptie. Geeft Reinsma 2000 lemmata, dan zijn dat er bij Van Nierop slechts 200, maar elk artikel is bij deze laatste auteur zo uitgewerkt dat het op zijn beurt weer aardig wat cursief gedrukte termen bevat waarmee dan achterin een alfabetisch register wordt samengesteld van meer dan 1350 woorden.
| |
| |
Een vergelijking van dit register met de alfabetische lijst van 2000 woorden van Reinsma levert evenwel niet zoveel identieke termen op: sub A bv. heeft Reinsma 99 lemmata, Van Nierop 67 in zijn register. Welnu, daarvan zijn er maar 9 gemeenschappelijk (Reinsma heeft woorden als afkicken, afknappen, after shave, airstrip, amfetamine, antwoordapparaat, aquaplaning enz., maar daar staat Van Nierop dan weer tegenover met: achtergrondinformatie, afspeelapparatuur, akupunktuur, apartheid, approach, auditie, autovrij, enz.). Geeft Reinsma onder het lemma tiener slechts één regel definitie (‘iemand in de leeftijd van 10-19 jaar’ - wat niet juist is, W.T.) gevolgd door 11 citaten, dan besteedt Van Nierop meer dan anderhalve bladzij aan het verhalenderwijs verklaren van de oorsprong van de term teenager (James Dean, Elvis Presley en de Beatles komen er bij te pas) en de verbreiding van het Nederlandse equivalent tiener en zijn afleidingen. Zo kan men bladzij na bladzij interessante ontdekkingen doen als men beide boekjes naast elkaar legt. Van Nierop zouden we toch een griffel meer willen geven omdat hij als in Vlaanderen wonende Nederlander meer begrip opbrengt voor de overeenkomsten en de verschillen tussen het Nederlandse taalgebruik in Noord en Zuid. Het lexicon van Van Nierop bevat 332 blzn. en kost 325 Bfr. Het is een uitgave van Heideland-Orbis N.V., Hasselt, België.
(wt)
Le zeugme dans la phrase elliptique néerlandaise. Zo luidt de titel van een bijdrage van dr. Jacques Zajicek in Etudes Germaniques (29e année, no 4, Octobre-Décembre 1974, blz. 446-458) waarop wij in dit blad graag de aandacht willen vestigen (hetzelfde nummer van Etudes Germaniques bevat nog andere interessante bijdragen op het gebied van de neerlandistiek). Het is een goed gedocumenteerde en overvloedig geïllustreerde vergelijkende studie over de wetten die het gebruik van de elliptische constructie in het Frans en in het Nederlands regeren. ‘Dans les phrases qui comportent deux propositions dont la seconde est elliptique (SVC + SC) par suite de la non-répétition du verbe contenu dans la première, le français exige habituellement qu'il y ait concordance de temps et de personne’ - het Nederlands (en ook het Duits) staan daar veel vrijer tegenover. Een voorbeeld uit een van de vele rubrieken waaronder de auteur het verschijnsel beschrijft: ‘Hij kon zich niet goed herinneren of Vondel nu ‘Gijsbrecht van Amstel’ had geschreven of Gijsbrecht van Amstel ‘Vondel’ = ou si (c'était) Gijsbrecht van Amstel (qui) avait écrit ‘Vondel’ - maar niet: ‘ou Gijsbrecht van Amstel “Vondel”.’
(wt)
| |
| |
Een Italiaanse inleiding tot de studie van het Fries. Prof. dr. Paolo Ramat, de Italiaanse germanist die zelf geen Nederlands doceert maar die ervoor zorgt dat er aan de universiteiten waaraan hij verbonden is, Nederlands op het programma komt (eerst Cagliari, thans Pavia), is de auteur van een uitvoerige studie over het Fries Il Frisone, die in 1976 in Duitse vertaling zal verschijnen: Das Friesische. Eine sprachliche und kulturgeschichtliche Einführung. Aus dem Italienischen übersetzt von Karin Heller (8o, ca 200 blzn; ca öS 200 - ISBN 3-85 124-522-9). Het boek bestaat uit twee delen waarvan het eerste een inleiding is, het tweede teksten bevat. Het verschijnt als Band 14 in de Innsbrucker Beiträge zur Sprachwissenschaft.
(wt)
Grondwet en statuut van het Koninkrijk der Nederlanden, alsmede de wet houdende algemene bepalingen der wetgeving van het Koninkrijk is een uitgave van Wolters-Noordhoff N.V., Groningen, 1969. Deze 7e druk is verzorgd door mr. W.R.H. Koops.
(wt)
De Belgische Grondwet. La Constitution belge. Onder deze titel verscheen in de reeks Codes Van In bij de uitgeverij Van In te Lier (België) de tekst van de Grondwet van België. Het gaat om de vijfde druk van oktober 1975, onder redactie van K. van Baarle, M. Claesen en A. Verstreken, advocaten bij de balie te Antwerpen, en L. van Gelder, Eerste Substituut-Procureur des Konings te Antwerpen. Het boekje telt 73 blzn., kost 53 Bfr. (excl. BTW) en kan besteld worden bij de N.V. Uitgeverij J. van In, Grote Markt 39, B-2500 Lier, België.
(wt)
Kaart met de Belgische taalgebieden. Voor nieuwe docenten Nederlands extra muros herhalen we nog maar eens dat de hiervoor genoemde uitgeverij J. van In een zeer handige kaart van België (64 × 52,7 cm; schaal 1/450.000) op de markt heeft gebracht. Hierop is de voor buitenlanders wel gecompliceerde taalsituatie van het land zeer duidelijk weergegeven: Nederlands taalgebied, Frans taalgebied, tweetalig gebied (Nederlands-Frans), Nederlands taalgebied met beschermde Franstalige minderheid. Frans taalgebied met beschermde Nederlandstalige minderheid, Duits taalgebied met beschermde Franstalige minderheid, Frans taalgebied met beschermde Duitstalige minderheid (groep Malmédy), Frans taalgebied met mogelijkheid tot bescherming van Duitstalige en Nederlandstalige minderheden (groep Welkenraedt). Het Brusselse gebied wordt, voor de duidelijkheid, op een aparte kaart vergroot hernomen. Deze inzetkaart geeft duidelijk de grenzen en het
| |
| |
taalregime van elke gemeente in dit gebied aan. Bij de kaart wordt een namenregister geleverd. Kaart (op stevig papier) + register kosten 70 Bfr. (verzendingskosten inbegrepen). Wil men de kaart op triplex geplakt hebben dan kost dat (met het namenregister) 250 Bfr. + verzendingskosten (BTW is telkens inbegrepen).
(wt)
Marnix Gijsen achterna en deze keer in het rechte spoor. Naar achteraf is gebleken, hebben wij in NEM-25, blz. 85 onder de hoofding ‘Marnix Gijsen achterna’ niet de juiste technische gegevens over de film meegedeeld. Deze dienen als volgt te worden gecorrigeerd:
16 mm - 65' - magnetisch. Wij vernemen tevens dat de film ook kan worden aangevraagd bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Quatre-Brasstraat 2, B-1000 Brussel, België.
(wt)
|
|