Zijn bijzondere belangstelling gold steeds de Middelnederlandse en de 16e- en 17e-eeuwse literatuur. Dit vooral, omdat hij hier een mogelijkheid zag, de Nederlandse literatuur in de Europese kontekst te plaatsen. Dit bleek niet alleen uit zijn colleges maar tevens uit zijn talrijke publikaties. Daarnaast heeft hij zijn belangstelling voor de codicologie nooit opgegeven. Al gauw was hij in Keulen bekend als uitstekend deskundige op dit gebied. Vandaar ook dat men hem uitnodigde ook aan het Bibliothekarlehrinstitut te Keulen colleges te geven. In dit kader kwam het tevens tot een hechte samenwerking met o.a. het Kunsthistorisches Institut. Vele kunsthistorici kozen daarom ook de neerlandistiek als bijvak.
Het is mede aan zijn initiatief te danken, dat het Nederlands in de deelstaat Nordrhein-Westfalen tot verplicht keuzevak in het middelbaar onderwijs werd, en dat de neerlandistiek aan de universiteiten een alleszins zelfstandig vak werd, met dien verstande dat de eerst obligate koppeling aan het Duits voor magisterexamen en promotie kwam te vervallen.
Hij heeft het nog net mogen beleven dat het aantal studenten het altijd als ‘droomgrens’ beschouwde getal honderd overschreed.
Door collega's, medewerkers en studenten werd hij gewaardeerd als uitstekend en zorgvuldig werkend wetenschapper, maar tevens om zijn grote menselijke kwaliteitein. Hij was steeds bereid te helpen, niet alleen wanneer het om wetenschappelijke of studieproblemen ging, maar ook bij persoonlijke moeilijkheden. Hoezeer zijn medewerkers en studenten hem waardeerden blijkt niet op de laatste plaats uit het feit, dat zij in de Kölner Stadt-Anzeiger een bericht van zijn overlijden lieten plaatsen.
Nog in oktober 1974 heeft de Bondspresident hem onderscheiden met het Grosses Verdienstkreuz des Bundesverdienstordens der Bundesrepublik Deutschland.
Zijn dood heeft ons allen diep getroffen. Wij zullen altijd met grote dankbaarheid aan hem blijven denken en proberen zijn werk voort te zetten.
g. becker