| |
| |
| |
Van buiten de muren
Ter inleiding. Het doet ons veel genoegen dat de oproep om bijdragen van lezers, in eerste instantie gedaan in N.e.M.-13, de eerste gedrukte uitgave, en herhaald in N.e.M.-15, het eerste nummer na de oprichting van de ivn, niet onbeantwoord gebleven is. Ook in dit nummer is dat weer te zien, met name in deze rubriek, waar weer enkele bijdragen zijn opgenomen die zo uit een extramurale pen gevloeid zijn. De redactie vindt dat verheugend en belangrijk om drie redenen.
Ten eerste is informatie betrouwbaarder naarmate ze meer rechtstreeks afkomstig is van degene wiens persoon of werk ze betreft. En de meest rechtstreekse weg om informatie te geven loopt via een eigenhandig geschreven stuk. Verder geeft de afwisseling van stijl, veroorzaakt door bijdragen van verschillende auteurs, aan de inhoud van N.e.M. een levendiger karakter; iets wat juist voor een orgaan als het onze, dat door zijn aard van ‘contact- en inlichtingenblad’ gauw gevaar loopt een zekere saaiheid te vertonen, bijzonder welkom is. En tenslotte is het tweemaal per jaar verzorgen van N.e.M. voor de redactie, die ook nog deel uitmaakt van het ivn-bestuur en haar dagelijks brood door andere werkzaamheden moet verdienen, bepaald geen sinecure. Als de lezers een deel van deze zorg willen overnemen, doen ze daarmee ook in dit opzicht een goed werk.
De redactie spreekt deze keer dus eens uitdrukkelijk haar dank uit - het zou wat eentonig worden dat in ieder nummer te doen - aan de lezers-schrijvers, en beveelt graag in de aandacht van de andere lezers aan het voorbeeld van deze collega's eens na te volgen.
Een andere belangrijke informatiebron voor deze rubriek vormen de vragenlijsten die aan nieuw-aangestelde docenten worden toegezonden. Zoals aangekondigd in N.e.M.-17 zijn er in de afgelopen maanden nieuwe vragenlijsten verzonden aan de docenten die er tot nog toe geen ontvangen hadden. Er zijn 49 lijsten verstuurd, waarvan we er tot op heden 15 ingevuld hebben teruggekregen. De neerslag van deze laatste is hieronder te vinden, voorzover ze althans voldoende nieuwe informatie gaven over bepaalde docenten en hun werk. We danken de invullers van deze lijsten en hopen ook van de andere nieuwe docenten nog een ingevulde vragenlijst te ontvangen.
| |
| |
| |
Europa
Duitsland (BRD)
Universität Kiel. De vacature voor een leeropdracht Nederlands aan deze universiteit is sinds september 1971 vervuld door de aanstelling van mevr. W.H. Hess-Verkuyl. Mevrouw Hess, van Nederlandse nationaliteit, werd geboren op 27-9-1943 in Paramaribo, Suriname. Zij studeerde Engels in Utrecht en Arnhem, en behaalde het diploma M.O.-B in 1970. Voordien was zij al vier jaar lerares Engels geweest aan Nederlandse middelbare scholen.
In Kiel geeft mevrouw Hess momenteel 4 uur Nederlands per week aan beginners; waarschijnlijk wordt haar onderwijs later uitgebreid met een cursus voor gevorderden. De meeste van haar studenten studeren Nederlands uit persoonlijke interesse, één of twee (van de elf) nemen het als derde vak voor hun ‘Staatsexamen’. Het is in principe mogelijk Nederlands als hoofdvak te studeren en er een magister- of doctorsgraad in te behalen.
De voornaamste onderdelen van het onderwijs aan beginners zijn praktische taalbeheersing en moderne taal- en letterkunde. Als leerboek gebruikt mevrouw Hess: Voor wie Nederlands wil leren van J.G. Wilmots.
Universität Mainz. Aan het met deze universiteit gelieerde ‘Auslands- und Dolmetscherinstitut in Germersheim’ wordt Nederlands onderwezen door de dames dr. J. Althaus-Günther en J.A.G. Best-Mols. Eerstgenoemde stuurde ons een ‘Zweijahresbericht 1969-1971’, waaraan wij het volgende ontlenen.
Het onderwijsprogramma omvat in totaal 23 lesuren per week, waarvan 7 uur besteed worden aan elementair onderwijs voor beginners en 3 uur aan een herhalingscursus Nederlandse grammatica. Onderwijs van dit niveau hoort eigenlijk niet thuis in het programma van een tolk- en vertaleropleiding, maar het moet wel gegeven worden omdat het Nederlands in Duitsland geen schoolvak is. Van de overblijvende 13 uur worden er 6 aan oefeningen voor tolken, 6 aan vertaaloefeningen en 1 aan ‘Landeskunde’ gewijd. Al met al is het duidelijk dat het programma beperkt is tot het allernoodzakelijkste, aldus het overzicht.
In de vier jaar dat Nederlands als examenvak wordt onderwezen hebben 90 studenten aan de cursussen deelgenomen. In 1971 legden 17 studenten (8 tolken en 9 vertalers) hun examen af met Nederlands als tweede vak. Het is ook mogelijk Nederlands als derde vak te nemen, waarin geen examen wordt afgelegd.
In het overzicht wordt dank betuigd aan allerlei instanties die de
| |
| |
Nederlandse afdeling financiële, materiële of morele steun hebben verleend, o.a. de Nederlandse en Belgische onderwijsministeries en ambassades, het Nederlands seminarie aan de universiteit van Keulen, alsook de ivn.
Universität Marburg. Van collega Beersmans, lektor aan deze universiteit, ontvingen we verslagen van twee geheel verschillende activiteiten.
Allereerst een korte samenvatting van een voordracht over ‘Phonologisch-grapheologische Korrespondenztests zum niederländischen Vokalsystem’.
In het kader van het congres van de Duitse ‘Gesellschaft für Angewandte Linguistik’ (7-9 oktober 1971 in Stuttgart) hield dhr. Beersmans, lektor in Marburg en Giessen, in de sectie ‘Sprachtests’ een voordracht over ‘Phonologisch-grapheologische Korrespondenztests zum niederländischen Vokalsystem’. Met het Duits als uitgangstaal werden de Nederlandse fonemen die een fonologische grafie kennen (bv. de distributie van dubbele en enkele <e> voor /e./ resp. /ε/) met de corresponderende Duitse fonemen en hun grafieën gecontrasteerd. Deze theoretische analyse werd m.b.t. de reële moeilijkheid van de verschillende fonemen en grafemen (resp. grafeem-‘clusters’) voor Duitstaligen geconcretiseerd en aangevuld door tests. Deze tests werden aan verscheidene lektoraten in Duitsland doorgevoerd. Aan de hand van een statistische item-analyse van de verzamelde testexemplaren (95 in totaal) kon dhr. Beersmans een exacte foutenanalyse doorvoeren en bv. na identificatie van de fout (is het een fonologische of een orthografische fout?) deze statistisch t.o.v. andere fouten ‘afwegen’. Daarbij bleek dat het Nederlandse orthografische systeem (ondanks zijn ogenschijnlijke eenvoud) voor Duitstaligen over het algemeen moeilijker is dan het fonologische. Uit deze vaststelling kunnen interessante didactische consequenties getrokken worden.
In de discussie werd hoofdzakelijk de statistische methode besproken maar ook opgeworpen, dat rekening moet gehouden worden met mogelijke interferenties van andere, door de testpersonen reeds beheerste vreemde talen.
Verder ondernam de Nederlandse Afdeling van het Marburgse ‘Institut für germanische Sprachen und Literaturen’ van 11 tot 19 oktober onder leiding van lektor Beersmans een studiereis naar België en Nederland.
De 24 deelnemers waren germanisten, van wie een deel ook Nederlands studeren, en romanisten.
| |
| |
In België werden Leuven, Brussel, Kortrijk, Brugge, Gent en Antwerpen bezocht. Voornaamste thema tijdens dit verblijf was de taalgrens. Prof. Draye gaf in Leuven een overzicht over het onderzoek naar het ontstaan van de taalgrens en over haar huidige verloop. In een voordracht in Kortrijk documenteerde Lic. Ryckeboer dit in historisch zowel als in actueel opzicht aan de hand van de situatie in Frans-Vlaanderen. Dhrn. Outers (fdf) en Van der Elst (Volksunie) gaven beiden hun visie op de politieke en sociale aspecten van de tweetaligheid in Brussel. De twee tegenstrijdige standpunten maakten het de studenten weliswaar niet gemakkelijk, maar maakten hen in hun duidelijkheid toch bewust van de realiteit (en de gecompliceerdheid) van de problematiek. Prof. Vanacker tenslotte gaf in Gent toelichtingen op de taalkundige gevolgen van de nabijheid van de taalgrens: hij behandelde de invloed van het Frans op de Zuidnederlandse dialecten.
In Nederland stonden Amsterdam, Arnhem en Nijmegen op het programma. Bij het bezoek aan het ‘Dialectenbureau’ in Amsterdam werd in voordrachten van Mevr. Dr. Daan, Drs Berns en Dr. De Rooij vooral de betekenis van de dialectologie voor de Nederlandse linguïstiek onderstreept. Daarnaast werden de geschiedenis en de huidige stand van de Nederlandse dialectgeografie behandeld. Prof. Putschke (Marburg), hield een lezing over technische aspecten van het cartografisch werk.
In de ‘Nijmeegse Dialectcentrale’ werden de deelnemers o.a. door Prof. Weijnen en Drs. Hagen ingelicht over de ‘Europese Woordatlas’. Exemplarisch werd een Europese woordkaart geïnterpreteerd. Treffend was ook hier de belangstelling voor de technische methoden van de Afdeling ‘Datenverarbeitung’ van de Marburgse ‘Sprachatlas’. Daarnaast werden ook het Brabantse en het Limburgse Woordenboek voorgesteld.
Naast deze wetenschappelijke manifestaties werden ook culturele instellingen in België en Nederland bezocht, zo het Plantyn-Museum in Antwerpen en het Gemeentelijk Museum in Arnhem (met een uitstekende voordracht van dhr. P. Jansen over Van Gogh).
Deze nuttige en interessante studiereis werd mede mogelijk gemaakt door een subsidie van Nederlandse zijde.
Universität Münster. De staf van prof. Goossens, hoogleraar aan deze universiteit, is sinds de herfst van 1971 uitgebreid met drs. A.J. Welschen, die op 15.5.1943 geboren werd in Breda en in 1969 zijn doctoraal examen Nederlands aflegde aan de universiteit van Nijmegen. Hij is speciaal belast met het onderwijs in de linguïstiek van het moderne Nederlands, waaraan hij ook tijdens zijn doctoraalstudie vooral aandacht had besteed. Hij gebruikt Klooster-Verkuyl-Luif,
| |
| |
Inleiding tot de syntaxis, Rijpma-Schuringa-Van Bakel, Nederlandse Spraakkunst en Dik-Kooy, Beginselen van de algemene taalwetenschap.
| |
Frankrijk
Université de Lille III. Op 25 en 26 oktober 1971 brachten prof. Pierre Deyon, président de l'Université de Lille III en prof. Patrick Raffroidi, vice-président, een officieel bezoek aan de Rijksuniversiteit te Gent, op uitnodiging van prof. ir. D. Vandepitte, rector van de rug.
Tijdens dit bezoek werd vooral gestreefd naar een vernauwing van de ruilbetrekkingen tussen de Universiteiten Gent en Rijsel. Zo werd overeengekomen elk jaar één ‘beurs neerlandistiek’ bij voorrang toe te kennen aan de Universiteit van Rijsel en in ruil heeft Lille III zich bereid verklaard elk jaar een romanist van de rug voor een jaar in Rijsel te laten studeren.
In februari 1972 werd gestart met een vrije cursus ‘lezen van Nederlandse teksten voor studenten in de geschiedenis’. Hiermee wordt voldaan aan een sedert lang bestaande behoefte waarop prof. Deyon, president van Lille III, tijdens zijn bezoek aan Gent had gewezen. Historici in Noord-Frankrijk ondervinden vaak moeilijkheden bij het ontcijferen van in het Nederlands gestelde historische teksten. De vrije cursus bedraagt één uur per week.
Université de Paris XII (Créteil, 94 Val de Marne). Over het Nederlands onderwijs aan deze universiteit, waarover in de Docentenlijst nr. XIII en in N.e.M.-16 vermeld werd dat nadere gegevens ontbraken, kunnen wij nu een en ander meedelen, dank zij de inlichtingen van de docent ter plaatse. De heer François Charles Dupuy heeft ondanks zijn Franse naam de Nederlandse nationaliteit en is geboren in Haarlem op 22-10-1937. Hij is aan zijn universiteit assistent voor Engelse linguïstiek, belast met de leiding van de afdeling vreemde talen die geen hoofdtalen zijn en tevens van de afdeling audiovisueel onderricht. Hij specialiseert zich in het onderzoeken van de Nederlandse taal in het licht van de hedendaagse ontwikkelingen in de Franse en Amerikaanse linguïstiek.
De heer Dupuy heeft zelf het initiatief genomen tot het geven van onderwijs in het Nederlands, waarmee hij in oktober 1970 begonnen is. Nederlands is in Créteil een zelfstandig bijvak, de cursussen duren 3 jaar, met 2 of 4 uren onderwijs per week, waarvan de helft in het talenpracticum. Het eerste jaar studeerde een dertigtal studenten Nederlands, het tweede jaar al ongeveer zestig. Sommigen studeren het vak uit zuiver taalkundige belangstelling, anderen terwille van het Nederlands zelf. Behalve aan praktische taalbeheersing (die het voornaamste onderwijsdoel vormt) en linguïstiek, wordt ook aandacht
| |
| |
besteed aan kennis van land en volk. De heer Dupuy geeft zijn onderwijs het eerste jaar in het Frans, maar het tweede jaar al in het Nederlands.
Université de Strasbourg. Wij ontvingen ook enkele gegevens van en over mej. E.M.F. Heuzeveldt, lectrice aan deze universiteit. Zij werd geboren in Hilversum op 1-11-1944 en is evenals haar voorgang(st)ers romaniste. In 1968 deed zij kandidaatsexamen Franse taal- en letterkunde aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, momenteel bereidt ze zich voor op haar doctoraal. Zij omschrijft haar werk in Straatsburg als ‘initiation à la langue néerlandaise’: vertalingen voor beginners.
Tweede Conferentie van leraren, lectoren en hoogleraren Nederlands in Frankrijk. Deze had op 11 december 1971 plaats in het Institut Néerlandais te Parijs onder voorzitterschap van de heer Sadi de Gorter, Ambassaderaad voor Culturele Zaken en directeur van het Institut. Er werd aan deelgenomen door de volgende personen:
de heer G. Aertssens, Inspecteur bij het Ministerie van Nationale Opvoeding, België; |
mej. drs. C. Anthonisse, Universiteit van Metz; |
de heer R. Bliek, tolkenschool Parijs; |
de heer dr. P. Brachin, Universiteit van Parijs; |
baron G. Buysse, Cultureel Attaché, Ambassade van België; |
de heer E. Derluyn, Universiteit van Rijsel; |
mej. W. Dreijer, Universiteit van Besançon; |
de heer F. Dupuy, Universiteit van Créteil; |
dr. L. Fessard, Lycée Paul Bert, Parijs; |
mej. E. Heuzeveldt, Universiteit van Straatsburg; |
de heer H. Kellens, Bestuurssecretaris bij het Ministerie van Nederlandse Cultuur, België; |
dr. G. van de Louw, Universiteit van Besançon; |
mej. M. van der Meer, Culturele Afdeling Ambassade van Nederland; |
de heer W. Merkus, Universiteiten van Parijs en Asnières; |
dr. A. van Seggelen, Universiteit van Straatsburg; |
de heer J. van der Stap, Universiteit van Nanterre en Lycée Stéphane Mallarmé, Parijs; |
mej. mr. E. Talsma, van het Bureau Nederlandistiek en Uitwisseling Hoogleraren, Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, Nederland; |
dr. W. Thys, Universiteit van Rijsel; |
dr. M. Weijtens, Lycée International, St. Germain-en Laye. |
De heer dr. N.G. Lens, lycée International, St. Germain-en-Laye, was verontschuldigd.
| |
| |
De volgende punten stonden op de agenda:
1. | Beknopt verslag vorige vergadering; |
2. | Nieuwe ontwikkelingen gedurende afgelopen jaar; Nederlands en het c.a.p.e.s. (Certificat d'aptitude au professorat de l'enseignement du second degré); |
3. | Opleiding leraren
a) | studieverblijf van een jaar in België en Nederland |
b) | intensieve stage gedurende de zomermaanden in België en Nederland |
c) | cursus Nederlands van de Vrije Universiteit in Amsterdam |
d) | toepassing ‘horaires modulés’; |
|
4. | Nederlands op de middelbare school
a) | geografische spreiding |
b) | aantrekken van leerlingen |
c) | werving van leraren |
d) | baccalauréat; |
|
5. | Lectoraten
a) | positie ‘associés’ } bespreking in werkgroep |
b) | salaris- en pensioenregeling } bespreking in werkgroep |
c) | wenselijkheid oprichting nieuwe lectoraten; |
|
6. | Studiemateriaal
a) | hoger onderwijs |
b) | middelbaar onderwijs; |
|
7. | Nederlands buiten school- en universitair verband; |
8. | Rondvraag. |
Niet al de punten van deze agenda konden binnen het tijdsbestek van enkele uren worden afgehandeld. Maar wie thans het 8 bladzijden tellende verslag van deze vergadering, dat door de goede zorgen van mej. van der Meer aan alle deelnemers werd rondgestuurd, nauwkeurig bekijkt, komt onder de indruk van de levendigheid van de besprekingen en nog meer van de plaats die op deze conferentie werd ingeruimd aan de bespreking van wat door alle aanwezigen als hét probleem wordt aangevoeld: de opleiding van leraren Nederlands voor het m.o. Prof. Brachin bracht het decreet van 5 mei 1971 ter sprake dat het Nederlands als facultatief vak toevoegt aan het c.a.p.e.s. Duits of Engels (zie rubriek Het Nederlands in de wereld). Daarbij kwamen de exameneisen aan de orde, evenals de eis dat kandidaten die geslaagd zijn voor het c.a.p.e.s., onmiddellijk in dienst moeten treden en dus niet eerst een jaar naar Nederland of België kunnen gaan voor specialisatie.
Collega Brachin had in dit verband evenwel een belangrijke mededeling, die nieuwe perspectieven opent. Terecht werd de vraag gesteld
| |
| |
of iemand die het Nederlands slechts als tweede taal studeert, wel bevoegd kan worden geacht deze te doceren.
Gesproken werd over de relatie Nederlands-Duits aan de Franse universiteiten evenals over de mogelijkheden van het Nederlands in het kader van andere specialisaties (rechten of economie, zg. ‘licences libres’, enz.) waarna vooral aandacht werd besteed aan de ontworpen verblijven aan Nederlandse en Belgische universiteiten (‘spoedcursussen’ van twee maanden of wel geïntegreerd verblijf van een heel academisch jaar). Ook wat de andere, minder urgente punten betreft kwam men tot allerlei afspraken en initiatieven. De wens werd naar voren gebracht om eind 1972 wederom bijeen te komen.
| |
Groot-Brittannië
University of London, Bedford College. Als assistente aan de Nederlandse afdeling is sinds 1971 werkzaam: mevrouw lic. Flore Mau-Oostmeyer, die al sinds 1968 een part time functie had als assistente voor het talenpracticum. Mevrouw Mau is Belgische, geboren op 11-2-1930 in Antwerpen. Ze behaalde de licentie in de Germaanse filologie in 1952 aan de universiteit van Gent. Van 1954 tot 1967 was zij lerares Nederlands in Antwerpen.
| |
Italië
Università degli Studi di Cagliari. In N.e.M.-15, blz. 76, berichtten wij dat prof. dr. Paolo Ramat, hoogleraar in de Germaanse filologie aan deze universiteit, zou trachten m.i.v. het studiejaar 1970-'71 aan deze Sardijnse universiteit de mogelijkheid te openen een cursus Nederlands te volgen. Dit is inderdaad gebeurd. Prof. Ramat is intussen zelf overgeplaatst naar de universiteit van Pavia (waar hem misschien hetzelfde zal lukken?) en het Nederlands onderwijs in Cagliari wordt verzorgd door mevrouw lic. Marie-Louise Rotsaert, van Belgischen huize, geboren op 27-9-1930 in Ukkel. Ze is licentiate in de Germaanse filologie (Brussel 1958) en heeft ook in Italië een universitair diploma gehaald (‘Laurea in lingue moderne’) en wel in haar moedertaal, het Frans (Florence 1965). Aan de universiteit van Cagliari is mevr. Rotsaert assistente voor Germaanse filologie (sinds 1968) en heeft zij een leeropdracht in de Nederlandse taal (sinds 1970). Voordien was zij enkele jaren lerares Frans aan een Italiaanse middelbare school.
Nederlands is aan de universiteit van Cagliari een bijvak, waarin gedurende één jaar of twee jaar 5 uur onderwijs per week wordt gegeven. In het eerste jaar waren er 9 studenten, die dit vak gekozen hadden ófwel als ‘hulpmiddel voor de studie van de Germaanse
| |
| |
filologie’, ófwel voor praktisch gebruik (toerisme), ófwel ter vervanging van het ook in Italië niet meer verplichte Latijn.
Bij de studie ligt de nadruk op de praktische taalbeheersing. Er wordt gebruik gemaakt van een talenpracticum, waar mevr. Rotsaert de cursus van collega Lagerwey, Speak Dutch gebruikt. Verder staan als leer- en leesboeken op het programma: Van Passel, Actief Nederlands; Brachin, Anthologie de la prose néerlandaise; Annie Schmidt, Jip en Janneke. Dit laatste vermelden wij met veel genoegen, en ook als tip voor de docenten die al lang zoeken naar een boekje met zeer eenvoudig Nederlands en er misschien nooit aan gedacht hebben dat dat Nederlands in kinderboeken te vinden is. Binnenkort zal er een Italiaanstalige Nederlandse grammatica verschijnen, van de Romeinse collega's Messina en Inzirillo.
Behalve aan praktische taalbeheersing, wordt ook aandacht besteed aan moderne, historische en vergelijkende taalkunde; verder aan geschiedenis en kennis van land en volk. Het onderwijs wordt het eerste jaar gedeeltelijk, het tweede jaar geheel in het Nederlands gegeven.
Università degli Studi di Milano. Over het onderwijs in het Nederlands aan de universiteit van Milaan werden al enkele voorlopige mededelingen gedaan in N.e.M.-15, blz. 76. De docent aldaar, drs. A.B. van Heusden, is Nederlander, geboren in Amsterdam op 7-3-1921. Hij deed zijn doctoraal Nederlands en geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam (1950), was 7 jaar leraar in Nederland, 8 jaar aan de Europese school in Luxemburg en sinds 1963 aan de Europese school in Varese.
Het Nederlands heeft aan de universiteit van Milaan nog geen officiële status, de studenten studeren het vak nog alleen als hobby. Er wordt momenteel één uur voor beginners (7 studenten) en één uur voor gevorderden (2 studenten) gegeven. Het eerste jaar wordt het onderwijs in het Italiaans, het tweede jaar half in het Italiaans, half in het Nederlands gegeven. De nadruk ligt op het aanleren van de taal. Voor de beginners gebruikt de heer Van Heusden: Wilmots, Voor wie Nederlands wil leren; voor de gevorderden: Jalink-van den Toorn, Praktisches Lehrbuch Niederländisch. Een talenpracticum is niet aanwezig.
Università degli Studi di Napoli. Collega Meter schreef ons een uitvoerige brief, waarvan wij het grootste deel citeren. Allereerst spreekt hij over een voordracht ‘die prof. dr. M.J.G. De Jong op 3 december jl. voor het Istituto Universitario Orientale te Napels heeft gehouden. De titel van de voordracht was “Hedendaagse letterkundige kritiek in Nederland en Vlaanderen”. Prof. De Jong, zelf zowel literatuur- | |
| |
historicus als actief criticus en als hoogleraar werkzaam aan de “Facultés Universitaires” te Namen voor Nederlandse en Europese (lees: vergelijkende) Letterkunde, heeft in een voortreffelijk Italiaans de hoofdstromingen geschetst in de Nederlandse letterkundige kritiek van Kloos tot heden, zulks in aanwezigheid van een aantal hoogleraren, van mej. drs. G. van Woudenberg, daartoe speciaal uit Rome overgekomen, van studenten en oud-studenten in het Nederlands alsmede van de heer J.F. Bultynck als vertegenwoordiger van de heer F. Fontaine, Consul-Generaal van België te Napels. De voordracht heeft, zowel door thema als door wijze van behandeling, veel succes geoogst en is zelfs door één der aanwezige studenten op de band opgenomen. Het ligt dan ook in de bedoeling deze in één der eerstvolgende nummers van de Annali van het Instituut te publiceren.
Des avonds boden de heer en mevrouw Fontaine in hun ambtswoning ter ere van de gast uit Namen aan enkele leden van de Belgische kolonie te Napels een souper aan.’
Vervolgens gaat de heer Meter in op de stand van het onderwijs in het Nederlands aan zijn universiteit. ‘Het onderwijs in de Nederlandse taal is dit jaar op meer moderne leest geschoeid door de ingebruikstelling van een talenpraktikum. De lessen in het talenpraktikum worden verzorgd door drs. J.E. Koch uit Rome, een leerlinge van prof. Garmt Stuiveling in Amsterdam. Zij verricht haar werk in de functie van “esercitatrice” (oefenaarster). Zelf verzorg ik de cursussen in tekstinterpretatie, geschiedenis van de letterkunde en vertaling uit het Italiaans.
Bij vroeger vergeleken is het aantal studenten wat teruggelopen, maar bedraagt toch altijd nog ongeveer vijftien, verdeeld in een groep met tweejarige en een groep met drie- of vierjarige studie van het Nederlands. Er is thans één hoofdvakstudent die een thesis voorbereidt over “De verhaalkunst van G.K. van het Reve”. Vorig jaar studeerden de eerste drie hoofdvakstudenten af met theses over resp. “Couperus en Italië”, “De mensbeschouwing van Willem Elsschot” en “Hoofdmotieven uit het werk van Filip de Pillecijn”. Eén studente, Colomba La Ragione, thans verbonden aan het Seminarie voor Anglistiek, studeerde vorig jaar af met een comparatistische thesis over “De Acolastus van Gnapheus (1529) en de Engelse vertaling daarvan”.
Dit zijn zo enkele gegevens over de activiteiten in het “Seminario di Olandese” van het Istituto Universitario Orientale te Napels van de laatste tijd.
Dit voorjaar heb ik in een faculteitsvergadering het voorstel gedaan de term “olandese” te wijzigen in “neerlandese”, maar de Italiaanse collega's waren hier tegen, omdat “neerlandese” een gallicisme, is, dat met zijn twee e's onitaliaans aandoet. De term “neder- | |
| |
landese” vindt men onaesthetisch. Mijn voorstel werd dus verworpen en we gaan verder met “olandese”. In Rome heeft men het probleem opgelost door te spreken van “Lingua fiamminga e olandese”, wat misschien taalkundig heterodox, maar wel goed Italiaans is’.
| |
Zweden
Universiteiten van Gotenburg en Lund. Als opvolger van drs. A.J.M. Wethlij is sinds het herfstsemester van 1971 aan deze universiteiten werkzaam lic. W.J.M. Verhaert. De heer Verhaert is Belg, werd geboren in Essen (België) op 1-8-1942 en is licentiaat in de Germaanse filologie (Gent 1965). Hij was zes jaar leraar Nederlands en Duits in België en is getrouwd met een Zweedse.
Momenteel wordt Nederlands in Lund en Gotenburg gestudeerd in het kader van het ‘doktorsexamen’ Duits. (Dit examen is in de plaats gekomen van het licentiaatsexamen met daarna - soms lang daarna - een afzonderlijke promotie tot doctor, na de verdediging van een proefschrift). Voor de ‘doktorander’ in Lund is Nederlands een keuzevak, in Gotenburg is het verplicht.
Verder kan er in Gotenburg ook Nederlands als zelfstandig vak gestudeerd worden, wat wel eens gedaan wordt door a.s. leraren, die het Nederlands dan combineren met hun studie in twee andere talen, meestal Duits en Engels.
Zowel in Gotenburg als in Lund wordt 8 uur per week onderwijs gegeven; het aantal studenten bedroeg in de herfst van 1971 resp. 10 en 8. Mondelinge en schriftelijke taalbeheersing, grammatica, moderne literatuur, literatuurgeschiedenis en ‘realia’ zijn de onderdelen van het vak waarop de studenten zich moeten toeleggen.
Collega Verhaert gebruikt in het talenpracticum: Van Passel, Actief Nederlands I; verder Muusses, Kortfattad holländsk grammatik (voorzover nog verkrijgbaar) en Van Wilderode, De dubbelfluit 1 en 2. Al na enkele weken kan het onderwijs in het Nederlands gegeven worden.
| |
Buiten - Europese landen
Canada
Mc Master University, Hamilton, Ontario. Prof. dr. Judy Mendels schreef op 13 november 1971 het volgende aan de voorzitter van de ivn: ‘Hierbij het verblijdend bericht, dat vanaf januari McMaster University de tweede universiteit in Canada zal zijn, waar Nederlands gedoceerd wordt, voorlopig nog niet voor “credit”, maar in de afdeling
| |
| |
“Adult Education”. Is er genoeg belangstelling, dan bestaat er grote kans, dat de cursus het volgend jaar als universiteitscursus voor “credit” gegeven wordt. Voorlopig wordt gedacht aan “Netherlandic Culture” voor diegenen, die geen Nederlands kennen (studenten in muziek, kunstgeschiedenis, geschiedenis, vergelijkende literatuur) en “Intermediate Dutch”, voor de vele Nederlanders hier, die wel kunnen spreken, maar met beperkte woordenschat en nauwelijks kunnen lezen of schrijven Ik ben hier visiting professor voor Duits, maar ik zal de cursussen geven, wat heel goed mogelijk is, aangezien ik mijn mo Nederlands heb.’
Na enkele vragen van praktische aard vervolgt prof. Mendels: ‘Het is misschien interessant te weten, dat hier in Hamilton en omgeving Nederlandse immigranten een van de grootste groepen vormen. Men hoort Nederlands in de winkels, op straat en ik heb in ieder college een of twee Nederlandse studenten’.
We hopen in een van de volgende nummers van N.e.M. te kunnen berichten, dat de verwachting van prof. Mendels in vervulling is gegaan en dat er ook in de toekomst Nederlands gegeven zal worden aan deze universiteit.
| |
Indonesië
Universitas Indonesia, Djakarta. Naar aanleiding van het vertrek van oud-collega De Vries uit Djakarta naar Nederland, geven wij graag het woord aan zijn collega proximus, drs. Termorshuizen.
| |
Drs J.W. de Vries terug naar Nederland
Eind december 1971 nam drs. J.W. de Vries, lektor Nederlandse taalkunde aan de Universitas Indonesia te Djakarta, afscheid; na bijna 2½ jaar keerde hij terug naar Nederland om daar zijn nieuwe functie als wetenschappelijk hoofdmedewerker aan de Rijksuniversiteit te Leiden te beginnen.
Op verzoek van de literaire faculteit van de Universitas Indonesia werd De Vries in augustus 1969 door het ministerie van O. en W. uitgezonden om de voorbereidingen te treffen voor de heropening van de (in 1952 gesloten) afdeling Nederlandse taal- en letterkunde. Begin 1970 begonnen De Vries en ik, bijgestaan door enige assistenten, het eerste cursusjaar met een programma voor hoofd-, bijvak- en de z.g. tweede-taalstudenten. Nu, na 2 jaar volgen meer dan 100 studenten de colleges, het aantal docenten nam toe tot zes.
Alleen zij die de problemen van dit land, o.a. op het gebied van het onderwijs, van nabij hebben leren kennen, kunnen zich realiseren welke
| |
| |
moeilijkheden De Vries moest overwinnen, voordat wij in begin 1970 konden gaan doceren. Hij was degene die de basis legde voor de nieuwe richting Nederlands en die de richtlijnen vaststelde, waarnaar wij ons de afgelopen twee jaar hebben gericht.
De positie van het Nederlands in Indonesië, zowel binnen de Universiteit als daarbuiten is nog steeds een bijzonder belangrijke en tegelijkertijd een gecompliceerde. De belangstellende verwijs ik graag naar de artikelen die De Vries hierover schreef in het weekblad van O. en W. ‘Uitleg’ (11 en 25 november 1970) en in ‘Ons Erfdeel’ (1970, no. 4). Uit deze artikelen blijkt De Vries' grote kennis van zaken, die hij vooral verwierf vanuit de praktijk, want het kon niet uitblijven dat er ook buiten de eigen faculteit een beroep op hem werd gedaan. Hij gaf o.a. een cursus ‘bijscholing’ voor docenten Nederlands op staatsuniversiteiten over heel Indonesië, hij verleende zijn medewerking aan het tot stand komen van een staatsexamen in het Nederlands, schreef een methode Nederlands voor Indonesische studenten en cursisten en hield verschillende lezingen.
Zijn werkkracht, de concentratie waarmee hij zich met een onderwerp bezighield en die borg stond voor een zeer hoog werktempo verbaasden hen die met hem in contact kwamen. Zijn grote kwaliteiten als docent, als vakman en als organisator hebben hun duidelijke sporen nagelaten t.a.v. de Neerlandistiek in Indonesië.
Naast zijn werk vond hij de tijd om zijn vakgebied grondig bij te houden. Zelf schreef hij enkele artikelen, o.a. voor de bundel die werd samengesteld i.v.m. het afscheid van professor Stutterheim.
In dit land waar de levensomstandigheden zo zeer verschillen van die in Europa en waar je als buitenlander toch altijd in een geïsoleerde positie verkeert t.o.v. de Indonesische samenleving, is de omgang met vrienden en kennissen van essentiële betekenis. Binnen de Nederlandse gemeenschap namen De Vries en zijn vrouw een belangrijke plaats in. De avonden, met de zo eigen specifieke sfeer, de hartelijkheid, de grote openheid ook, horen tot hun beste herinneringen. De Vries was ook een avonturier, in die zin dat hij zijn kennis over Indonesië niet alleen verwierf uit de krant of van het horen zeggen. Hij trok erop uit om dit schitterende land te ondergaan. De grote harmonie die onze samenwerking op de faculteit kenmerkte, strekte zich uit tot de vriendschappelijke contacten daarbuiten. Heel bijzonder waren onze gezamenlijke expedities die ons zelfs brachten in de meest ontoegankelijke en ‘duistere’ uithoeken van Djakarta. Hij kende Djakarta op zijn heel eigen, originele manier. Een groot kenner van Indonesië en Djakarta gaf hem op een van die tochten het gedenkwaardige compliment: ‘Ik heb hier mijn meester gevonden’. De Vries is wel het gelukkigst geweest in de vele weekenden die we doorbrachten in de bergen ten zuiden van Bogor, in de prach- | |
| |
tige Preanger. Dat vooral zal onvergetelijk blijven, voor hem, zijn gezin en voor de vrienden die het meemaakten.
Het laatste jaar was moeilijk voor hem. Teruggekeerd naar Djakarta na een zware operatie in Nederland, heeft hij veel dieptepunten moeten overwinnen. De buitenwacht heeft hier weinig of niets van gemerkt. Veel heeft hij moeten verwerken in het warme, afmattende Djakarta, maar zijn wilskracht en moed verloor hij nooit.
Jan, namens je vrienden hier of die al teruggekeerd zijn naar Nederland, dank aan jou en Aurelia, dank aan jullie beiden voor wat jullie voor ons betekenden.
Drs G. Termorshuizen, lektor Nederlandse letterkunde en cultuur U.I., Djakarta
| |
Verenigde Staten van Amerika
University of Texas, Austin. Prof. dr. E.C. Polomé bericht ons dat de studie van het Nederlands aan deze universiteit er goed voorstaat. In het herfstsemester van 1972 doceert prof. Polomé Middelnederlands. Zijn collega prof. dr. F. Bulhof heeft een vaste aanstelling gekregen, wat tevens een ‘vaste aanstelling’ voor het vak Nederlands betekent.
Dezelfde collega Bulhof stuurde ons een uitvoerig verslag van nederlandistische activiteiten binnen en buiten de muren van de universiteit van Austin. We laten hem hier aan het woord.
De Nederlandse sectie van de Modern Language Association of America kwam op 27 december 1971 te Chicago bijeen in het kader van het jaarlijkse mla-congres. Onder voorzitterschap van F. Bulhof (University of Texas) werden drie referaten gehouden, het eerste: ‘Rebuilding the Bridge at Bommel, Notes on the Limits of Translatability,’ door James S. Holmes (Universiteit van Amsterdam), die als vertaler van Nederlandse poëzie naam heeft gemaakt en o.a. redacteur voor dichtkunst van Delta is. Zijn voordracht betrof de problemen die hij had ontmoet bij het vertalen van de eerste regel van Nijhoff's ‘De moeder de vrouw,’ en was vooral interessant vanwege de theoretisch-vertaalkundige implicaties.
De Opitz-specialist Prof. George Schulz-Behrend (University of Texas) belichtte hierna een totaal ander soort vertaalproblemen in zijn voordracht ‘Heinsius' Lof-sanck van Bacchus in Opitz' Translation.’ De Neerlandicus buiten de muren, die vergeefs naar de naam Heinsius zoekt in De Vooijs en Stuiveling's Schets, weet dat met name in Amerika de belangstelling voor Heinsius op het ogenblik niet gering is. Men hoeft slechts op het werk van Edith Kern en Paul Sellin te wijzen. In het referaat van Prof. Schulz-Behrend werd
| |
| |
nog eens de nadruk gelegd op de unieke positie die Heinsius als gangmaker in de Duitse letterkunde heeft ingenomen.
Tenslotte sprak Professor Seymour L. Flaxman (City University of New York) over ‘Vestdijk's Terug tot Ina Damman and Else Böhler, Duits dienstmeisje,’ de twee vroege romans uit het oeuvre van Vestdijk, welke hier geanalyseerd werden naar hun psychologische parallellen.
De volgende vergadering, in 1972 in New York, zal worden voorgezeten door Dr. Johan Snapper van de University of California at Berkeley. De nieuwe secretaris is Professor Stanley Wiersma van Calvin College te Grand Rapids, Michigan.
Aan dit kort bericht over de Nederlandse mla-sectie kan nog, wellicht ten overvloede, worden toegevoegd dat in het afgelopen jaar door Amerikaanse Neerlandici een aantal boeken werden gepubliceerd. William Shetter, nu gewoon hoogleraar aan Indiana University, schreef zijn The Pillars of Society, Six Centuries of Civilization in the Netherlands, Nijhoff, Den Haag, 1971, een somtijds vermakelijke blik op het leven in Nederland van iemand die zichzelf wel ‘outsider’ noemt maar er telkens weer blijk van geeft het helemaal niet te zijn. Eric M. Beekman had naast het schrijven van zijn roman Lame Duck nog tijd voor de vertaling van proza van Van Ostaijen: Patriotism, Inc., The University of Massachusetts Press, Amherst, 1971. Johan Snapper tenslotte bundelde zijn vier in Delta verschenen essays over Post-War Dutch Literature, A Harp Full of Nails, Delta, Amsterdam, 1971.
Van nieuwe Nederlandse programma's in de V.S. bereikte ons geen bericht. Wel moet vermeld worden dat Dr. Judy Mendels in het voorjaarssemester van 1972 aan McMaster University in Hamilton, Ontario, begint met een Nederlandse cursus. Dit is dan voor het eerst sedert jaren dat aan een universiteit in het hart van Canada weer Nederlands wordt gedoceerd. Het blijft een raadsel dat de massale immigratie van Nederlandssprekenden ten spijt de Neerlandistiek in Canada nog op zo'n laag pitje staat.
Terzake van het Nederlandse programma aan de University of Texas kan tenslotte worden bericht dat in het afgelopen jaar een tweede doctoraat is verleend, namelijk aan William J. Pulte, voor een studie over de generatieve fonologie van het Nederlands, van diachronisch standpunt beschouwd. De promotor was Prof. Robert D. King. Dr. Pulte is nu als linguist verbonden aan een College voor Indianen in Kansas. Drie jaar geleden promoveerde hier Otto Tetzlaff, nu Chairman van het Dept. of Foreign Languages van Angelo State University, San Angelo, Texas, op een proefschrift over de invloed van Nederlandse in het Latijn schrijvende toneelschrijvers op het Duitse Renaissancetoneel. De promotor was Prof. Wolfgang Michael.
| |
| |
Deze dissertatie zal verkort worden opgenomen in een Germanistische reeks uitgegeven vanwege de Universiteit van Amsterdam.
Het Nederlandse programma te Austin groeit gestaag. In het najaar van 1971 waren er 33 eerstejaars. Als Teaching Assistant werkte mee de heer André Thumas uit Leuven, terwijl het vorig jaar ook Lawrence Gretsky, een oud-leerling van Prof. William Shetter uit Indiana, als Instructor zich verdienstelijk heeft gemaakt. De heer Thumas is inmiddels teruggekeerd naar België, terwijl de heer Gretsky zich nu in het Yiddish Program heeft begeven.
F. Bulhof
Indiana University, Bloomington. Over mej. drs. C.W. Ooms, lecturer aan deze universiteit en als zodanig medewerkster van prof. Shetter, kunnen we enkele gegevens meedelen, ontleend aan inlichtingen van haarzelf. Mej. Ooms is Nederlandse, geboren op 20-7-1936 in Hillegersberg bij Rotterdam. Zij studeerde klassieke letteren in Leiden, met als bijvak Zweeds. Na haar doctoraal examen in 1964, studeerde ze nog een jaar Zweedse literatuur aan de universiteit van Lund, Zweden.
Sinds 1966 is zij in de Verenigde Staten, de eerste vier jaar verbonden aan de afdeling klassieken van de universiteit van Minnesota en vanaf 1970 aan de afdeling Germaanse talen van de universiteit van Indiana. Hier onderwijst ze Zweeds en Nederlands (‘elementary Swedish, intensive Dutch and a reading course in Swedish’). Ze verwacht dat dit academisch jaar helaas het laatste zal zijn waarin ze Nederlands doceert.
San Francisco State College, San Francisco. Prof. Manfred Wolf, Nederlander van geboorte en associate professor in het Engels aan dit college, berichtte ons dat hij in het voorjaarssemester van 1972 een cursus Nederlandse literatuur zou geven. Het ging om avondlessen in het ‘Comparative Literature Department’, waarin vooral moderne Nederlandse literatuur (van Noord en Zuid) in Engelse vertaling gelezen en behandeld zou worden.
Helaas had prof. Wolf nogal wat moeilijkheden bij het aanschaffen van de werken die hij voor zijn cursus wilde gebruiken. Enkele boeken bleken uitverkocht, andere werken - die uit Nederland moesten komen - zouden hem niet op tijd bereiken in verband met een havenstaking. Op zijn verzoek stelden wij enige Nederlandse instanties op de hoogte van de problemen waarmee prof. Wolf te kampen had, in de hoop dat er van deze zijde spoedige hulp geboden kon worden.
In een brief van 29 januari 1972 schreef prof. Wolf ons, dat hij bezig was op eigen kosten xerox-kopieën te maken van boeken die hij in één exemplaar ter beschikking had. Ook was hij van plan in zijn
| |
| |
cursus wat meer aandacht te gaan besteden aan niet strikt-literaire figuren als Huizinga en Geyl.
We hopen dat de cursus ondanks de praktische problemen toch van start gegaan is en met succes bekroond zal worden.
Prof. Lagerwey van Calvin College op tournee in Nederland en Vlaanderen. Met een collega, prof. Overvoorde, en 15 studenten in de kunstgeschiedenis van Calvin College, heeft prof. Lagerwey in januari 1972 een excursie van een drietal weken ondernomen langs een aantal steden in de Lage Landen in het kader van een cursus in de beschavingsgeschiedenis van de Nederlanden. Zij bezochten o.m. kerken, musea en andere instellingen in Amsterdam, Antwerpen, Gent, Brugge, Brussel en Maastricht. In Gent brachten zij een bezoek aan de Faculteit van de Letteren en Wijsbegeerte (in het bijzonder de seminaries voor Nederlandse letterkunde, resp. Nederlandse taalkunde) en het Kunsthistorisch Instituut van de rug en maakten onder leiding van assistenten en studenten een kunsthistorische wandeling door de stad waarbij vooral aandacht werd besteed aan het Lam Gods van Van Eyck in de St.-Baafskathedraal. Ook in Brugge werden zij dank zij de zorgen van het Kunsthistorisch Instituut deskundig rondgeleid. Twaalf families, leden van de afdeling Gent van de Orde van den Prince, hadden zich bereid verklaard de professoren en de studenten van 6 tot 10 januari in huis op te nemen, zodat zij niet alleen de Vlaamse musea maar ook het leven van een gezin in Vlaanderen van nabij leerden kennen.
|
|