Allerhande
De Orde van den Prince in feestgewaad. Op 15 en 16 mei 1971 hield de Orde van den Prince, die een begrip begint te worden in de wereld van de buitenlandse nederlandisten, haar jaarlijkse Feestelijke Bijeenkomst te Brussel, compleet met academische zitting, banket en dans en de volgende dag excursie en opnieuw banket. Om helemaal volledig en eerlijk te zijn zouden wij moeten schrijven dat wij, buitenlandse nederlandisten, een begrip geworden zijn voor de Orde van de Prince, meer dan wij op onze buitenposten in Oslo, Madrid, Kuala Lumpur of Bloemfontein ook maar kunnen vermoeden. Inderdaad in de ‘Mededelingen’ van de Orde van den Prince, verschenen op 1 juli 1971 wijdt dr. L.L. Cappuyns, Vice-Gouverneur van de Provincie Brabant en President van de Orde een inleidend artikel aan de feestelijke bijeenkomst van 15-16 mei. En hij doet dat, helemaal vooraan in zijn woord vooraf, in dezer voege:
‘Zeker was ik niet de enige die zich verheugde over het feit dat de akademische zitting van 's namiddags zo volledig in het teken stond van de uitstraling van onze taal, onze cultuur en onze Orde, in het Buitenland. Een spoorslag voor de actie “leerstoelen Neerlandistiek” was een uiteenzetting als deze van professor P. Brachin voorzeker’.
Kan men zich ‘in amicitia et tolerantia’ een eervoller plaats voorstellen? En het is niet alles. Tijdens de academische zitting die gehouden werd in het architecturaal unieke, somptueuze gebouw van het Gemeentekrediet, is herhaaldelijk het onderwijs van het Nederlands in het buitenland ter sprake gekomen, ja, het programma stond helemaal in het teken van de nederlandistiek. De president wees er in zijn toespraak op dat, ‘waar onze taal en onze cultuur in Europa aan 57 universiteiten buiten het Nederlandse taalgebied en buiten Europa dan nog aan 35 andere universiteiten gedoceerd wordt, en daar een werkterrein klaar ligt waar, meer met affectieve banden dan met geld, meer met menselijk contact dan met subsidies, een grootse taak te vervullen is’.
Voor nieuwe lezers van N.e.M. die deze bijzondere belangstelling van de Orde van den Prince voor de buitenlandse nederlandistiek niet zo onmiddellijk zouden begrijpen, moge verwezen worden naar de ‘Mededeling’ op blz. 7 en 8 van N.e.M.-14 (voorjaar 1970) waarin de Orde voorstelde een aantal leerstoelen en lectoraten onder haar bescherming te nemen. Met het uitvoeren van dit programma zijn de 25 à 30 afdelingen van de Orde in 1970 en 1971 bezig geweest, vandaar dat wij extramuralen zo sterk in de kijker van de Feestelijke Bijeenkomst hebben gestaan. Hier past dan ook een woord van oprechte dank aan de presi-