partijen: jij bleef jong met de jongeren en de anderen profiteerden van je wijsheid en ervaring.
In enkele gevallen hebben, wat men administratieve werkzaamheden zou kunnen noemen, geleid tot een resultaat dat voor ons allen, dank zij jouw inzet, bijzonder eervol is geweest. Dat was, toen we een historisch overzicht van “De Nederlandistiek in het Buitenland” zouden gaan uitgeven. Het mooie boek is er voor een groot deel dank zij jouw werk en toewijding gekomen. Dat was een tweede keer toen je je voornam de brieven, de “Monthly Letters”, te publiceren die je oudleraar aan het Gymnasium Haganum en vriend, Professor Barnouw van de New-Yorkse Columbia University, gedurende dertig jaar voor een Amerikaans lezerspubliek aan de Nederlandse cultuur had gewijd.
Het door deze uitgave opnieuw met Barnouw aangeknoopte contact is ongetwijfeld een van de mooiste lichtpunten in je levensavond geweest. Helaas heb je een derde project (en je had er ongetwijfeld nog meer in portefeuille liggen) nl. het leven en het werk van Prof. van der Meer, een van je voorgangers en collega's aan de Universiteit te Frankfort en een bekende naam in de Nederlandse Taalkunde, niet meer kunnen realiseren. De dood heeft je, als het ware midden in je werk, achterhaald.
Precies een week geleden dag op dag maakten wij, dagelijks bestuur van de ivn, plannen om je een bezoek te brengen. Nu staan we hier...
Geachte Mevrouw Jalink, Geachte Familieleden van onze dierbare oud-collega en medewerker, ik heb in het werk van Dr. Jalinks geliefde dichter Jan Hendrik Leopold, naar een vers gezocht dat onze gevoelens in deze omstandigheden zou kunnen vertolken. Maar ik heb het niet gevonden. Onze dierbare vriend was immers zo anders van geaardheid en houding tegenover het leven, zoveel wilskrachtiger, dan de dichter van wie hij zijn hoofdstudie had gemaakt. Ik zal dan ook met heel gewone dagelijkse woorden moeten zeggen namens de Internationale Vereniging voor Nederlandistiek, en ik geloof ook te mogen spreken namens het Nederlandse en het Belgische Ministerie van respectievelijk Onderwijs en Wetenschappen en Nederlandse Cultuur, namens de vele verenigingen, instellingen en personen met wie onze voormalige secretaris zoveel jaren, de cultuur van onze beide landen, de Nederlanden ten bate, in nauwe relatie heeft gestaan, dat wij in onze vriend Jalink een trouw en toegewijd medewerker hebben verloren, dat het ons spijt voor hemzelf die met een kinderlijk gemoed ondanks zijn jaren nog zoveel van het leven verwachtte, dat het ons spijt voor zijn vrouw en zijn jonge zoon en andere familieleden die met hem samenwoonden. Wij bieden hun onze zeer oprechte deelneming aan.
Vaarwel Beste Jalink, goede vriend!’