| |
| |
| |
Het Nederlands in de wereld
Belangstelling voor Nederlandse radiocursussen in Duitsland. Verschillende Nederlandse dagbladen brachten in januari van dit jaar nieuws over cursussen in de Nederlandse taal voor de Duitse radio. Het Veluws Dagblad van 27. 1. '71 gaf in verband hiermee ook meer algemene informatie over het Nederlands in Duitsland, het Nieuwsblad van het Noorden van 9. 1. '71 en de Nieuwe Haarlemse Courant van 26. 1. '71 legden de nadruk op de cursussen en de auteur ervan, onze oud-collega dr. H. Entjes, oud-lector in Münster, thans wetenschappelijk hoofdambtenaar aan het Nedersaksisch Instituut van de Groningse universiteit. Opvallend is dus wel dat de regionale bladen meer belangstelling voor onderwerpen van deze aard tonen dan de landelijke, iets wat ons al meer is opgevallen.
Er zijn twee cursussen: ‘In Holland staat een huis’ voor beginners en ‘Bij ons in Nederland’ voor gevorderden. Beide cursussen bestaan uit 26 lessen van een kwartier, waarin de grammaticale moeilijkheden van het Nederlands verklaard worden, zoveel mogelijk in de vorm van een verhaal of een schetsje. De eerste cursus gaat over twee mensen die bij de radio werken en geregeld in contact komen met een Duitser. De tweede behandelt de lotgevallen van een gewoon Nederlands gezin. Elke vijfde les wordt er algemene voorlichting gegeven over Nederland, de Nederlandse geschiedenis, de ontwikkeling van de taal enz.
De beginnerscursus is het eerst uitgezonden door radio Keulen, in november 1969. De tekstboekjes - die gratis verstrekt worden, grotendeels dank zij een subsidie van het Nederlandse ministerie van Onderwijs en Wetenschappen - zijn toen toegezonden aan duizenden belangstellenden. In mei 1970 begon radio Keulen met een herhaling van deze cursus. Eind 1970 is hier de cursus voor gevorderden van start gegaan, terwijl radio Bremen toen met de beginnerscursus aanving.
Het is moeilijk exacte cijfers over het aantal deelnemers aan deze cursussen te geven. Wat de eerste cursus betreft, noemt het ene krantebericht 1200, het andere 12000 deelnemers. Dat is uiteraard een kwestie van een nul te veel of te weinig, maar het verschil tussen de aantallen 2100 en 8000, die opgegeven worden voor de gevorderdencursus is moeilijker te verklaren. Bovendien is het aantal van degenen die een tekstboekje aanvragen natuurlijk niet gelijk aan dat van hen die de cursus werkelijk gaan volgen, en lang niet allen die met een cursus beginnen gaan door tot en met de laatste les. Maar de cursussen zijn in ieder geval een succes te noemen, dat blijkt niet alleen uit de duizenden belangstellenden, maar ook uit de vele positieve reacties die bij radio Keulen en Bremen zijn binnengekomen.
| |
| |
Er is dan ook beslist wel belangstelling voor de Nederlandse taal in Duitsland. Voor een deel komt dat omdat de Duitse grensbewoners vaak vrij sterk op Nederland georiënteerd zijn. De instelling dat de inwoners van een klein land de taal van een groot land moeten leren en niet omgekeerd, blijkt wel aan het veranderen te zijn, tenminste in Duitsland. In dit verband is het leuk te vernemen, dat het gemeente-personeel van Bocholt, een Duits stadje even over de grens bij Winterswijk, Nederlands is gaan leren, zoals blijkt uit een klein berichtje in de Volkskrant van 17. 12. '70. Oberstadtdirektor Werner Gillen zou het nl. onbillijk gevonden hebben ‘dat Nederlanders in Bocholt altijd Duits moeten spreken (en daartoe ook wel in staat zijn), terwijl zijn beambten hoogstens het Nederlandse grensdialect verstaan’.
De radiocursussen worden ook gebruikt als aanvulling op of ter vervanging van het Nederlandse onderwijs aan de Duitse middelbare scholen. Zoals bekend is Nederlands een facultatief vak bij het middelbaar onderwijs in het land Nordrhein-Westfalen (nog niet in het eveneens aan Nederland grenzende Niedersachsen), maar er zijn maar een tiental scholen waar de mogelijkheid om Nederlands te kiezen inderdaad bestaat.
Het ligt niet in de bedoeling om na de beginners- en de gevorderdencursus met nog meer vervolgcursussen te komen. De praktijk leert dat de belangstelling voor radiocursussen die erg lang doorgaan, sterk vermindert. Serieuze deelnemers die meer willen, zetten hun studie wel voort bij volksuniversiteiten of privéleraren.
Het Nederlands in Frankrijk. Verwijzend naar N.e.M.-15, blz. 88-89, waar wij de eerste persberichten opnamen die betrekking hadden op de wet die aan het Nederlands een geheel nieuwe plaats toekent in het baccalaureaatsexamen, brengen wij thans de integrale tekst van dit besluit, zoals het verschenen is in de ‘Journal Officiel de la République Française’ op 29 september 1970:
‘Epreuves du baccalauréat de l'enseignement du second degré
Le ministre de l'éducation nationale,
Vu le décret no 62-1173 du 29 septembre 1962 modifié relatif au baccalauréat de l'enseignement du second degré; Vu l'arrêté du 5 décembre 1969 relatif aux épreuves du baccalauréat de l'enseignement du second degré; Vu l'avis de la section permanente du conseil supérieur de l'éducation nationale,
Arrêté:
Art. 1er - Les alinéas 1 et 4 de l'article 3 de l'arrêté du 5 décembre 1969 relatif aux épreuves du baccalauréat de l'enseignement du second degré sont abrogés et remplacés par les dispositions suivantes:
| |
| |
Premier alinéa (nouveau)
“Les candidats ont à choisir, tant pour les épreuves écrites que pour les épreuves orales, entre les langues vivantes énumérées ci-après: allemand, anglais, arabe dialectal maghrébin, arabe littéral, espagnol, hébreu moderne, italien, néerlandais, portugais, russe. L'arabe dialectal ne pourra plus être choisi à partir de la session de 1971 sauf, et à cette seule session, par les candidats inscrits au baccalauréat en 1970 ou avant”.
Quatrième alinéa (nouveau)
“Un arrêté du ministre de l'éducation nationale détermine les universités où peuvent être subies les épreuves d'arabe, d'hébreu moderne, de néerlandais, de portugais et de russe”.
Art. 2. - Le directeur délégué aux enseignements élémentaire et secondaire et le directeur chargé des établissements, d'enseignement élémentaire et secondaire sont chargés de l'exécution du présent arrêté, qui sera publié au Journal Officiel de la République Française et qui prendra effet à partir de la session 1971 du baccalauréat de l'enseignement du second degré.
Fait à Paris, le 14 septembre 1970.
olivier guichard’.
De Franse Wet van 14 september 1970 in de pers. Sedert de Code Napoléon het licht zag is er ongetwijfeld in de Nederlanden nog nooit zoveel aandacht aan een Franse wet besteed als na de verschijning in de ‘Journal Officiel’ van 29 september 1970 van bovenstaand wetsbesluit van Minister Guichard. Dank zij onze knipseldiensten beschikken wij over een heel dossier waarvan hierna enige specimina:
‘Nederlands tweede taal.... in Frankrijk!’, in De Zeewacht (Oostende), 6 november 1970. |
‘Nederlands als “tweede taal” erkend in Frans onderwijs’, in Gazet van Antwerpen, 29 oktober 1970. |
‘Komt voor Frans-Vlaanderen een nieuwe tijd? Nederlands wordt officieel leervak’, door André Demedts in Gazet van Antwerpen, 5 november 1970. |
‘Nederlands mogelijk tweede taal in m.o. Gaan Fransen met ons leren praten?’, in Het Nieuwsblad (Brussel), 5 februari 1971. |
‘L'Enseignement du néerlandais en France’, in La Métropole (Antwerpen), 7 februari 1971. |
‘Néerlandais’, in De Nieuwe Gids (Brussel), 3 december 1970. |
‘Nederlands kan voortaan als tweede taal gekozen worden in Frankrijk’, in Het Laatste Nieuws (Brussel), 28 oktober 1970. |
‘Tweede Taal’, in De Standaard, 30 oktober 1970. |
| |
| |
‘Het Nederlands in Frankrijk’, door prof. dr. P.C. Paardekooper in Studium Generale (Leiden), 15 december 1970. |
‘Het Nederlands in het Franse onderwijs’, in Het Binnenhof, 25 januari 1971 (over de conferentie in Parijs). |
Vergadering van leraren, lectoren en hoogleraren Nederlands in Frankrijk. Op zaterdag 23 januari 1971 had onder voorzitterschap van de Nederlandse Minister van Onderwijs en Wetenschappen, Dr. G.H. Veringa in het Institut Néerlandais te Parijs de eerste vergadering plaats van al diegenen die betrokken zijn bij het onderwijs van het Nederlands in Frankrijk, zowel bij het middelbaar als bij het hoger onderwijs. Deze bijeenkomst werd gehouden op uitnodiging van jhr. mr. J.A. de Ranitz de Nederlandse ambassadeur in Parijs. Er werd door de volgende personen aan deelgenomen:
Prof. dr. P. Brachin, Universiteit van Parijs; |
de heer W. Merkus, Universiteit van Parijs en Asnières; |
de heer J. van der Stap, Universiteit van Nanterre en Lycée Stéphane Mallarmé, Parijs; |
de heer F. Dupuy, Universiteit van Créteil; |
dr. W. Thys, Universiteit van Rijsel; |
dr. A. van Seggelen, Universiteit van Straatsburg; |
mej. E. Heuzeveldt, Universiteit van Straatsburg; |
dr. G. van de Louw, Universiteit van Besançon; |
mej. W. Dreijer, Universiteit van Besançon; |
mej. C. Anthonisse, Universiteit van Metz; |
dr. L. Fessard, Lycée Paul Bert, Parijs; |
drs. N. Lens, Lycée International, St. Germain-en-Laye; |
drs. M. Weijtens, Marly-le-Roi; |
de heer H.A.J.M. Vrijhoef, Chef Afdeling Internationale Betrekkingen, Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen; |
mej. mr. E. Talsma, Afdeling Internationale Betrekkingen, Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen; |
de heer S. de Gorter, Culturele Raad, Hr. Ms. Ambassade; |
mej. M.E. van der Meer, Culturele Afdeling, Hr. Ms. Ambassade. |
Op de agenda stonden o.m. de volgende punten:
- | Toepassing van het Wetsbesluit d.d. 29 september 1970 betreffende opname van het Nederlands in de lijst van verplichte keuzetalen van het Franse baccalauréat. |
- | Moet het onderwijs van het Nederlands nationaal of regionaal gezien worden? |
- | Opleiding van leraren Nederlands. |
- | Situatie van de leermiddelen. |
- | Nederlands op de universiteiten. |
| |
| |
- | Beschikbaarstelling Nederlandse literatuur. |
- | Nederlands als streektaal in Frankrijk. |
De meeste aandacht ging vanzelfsprekend naar de toepassing van het besluit van minister Guichard van 14 september 1970.
De uiteenzetting daarover werd ingeleid door prof. Brachin, die in een zeer helder betoog de situatie schetste van jonge Franse afgestudeerden en de voorwaarden waaronder zij als leraar bij het secundair onderwijs terecht komen. Het is inderdaad onder deze mensen en dan meer bepaald onder diegenen die Duits of Engels als hoofdvak en Nederlands als bijvak hebben gestudeerd, dat de toekomstige leraren Nederlands zullen moeten worden gerecruteerd. Aan de ene kant doet zich het probleem voor dat zij na de degelijke academische opleiding die zij aan de universiteit in het Nederlands hebben gekregen - zo degelijk als onderwijs in een ‘bijvak’ maar kan zijn - toch eigenlijk voor een tijd naar Nederland en/of Vlaanderen moeten 1o om hun academische opleiding ‘af te ronden’ en 2o om voldoende taalvaardigheid op te doen ten einde een behoorlijke ‘professeur de néerlandais’ te kunnen worden. En daarnaast staat het niet minder grote probleem - waarschijnlijk zelfs belangrijker dan het eerste - dat, ook wanneer Nederland en België ruim bijspringen voor de opleiding van de eerste ‘shift’ toekomstige leraren, het Franse Ministerie hun garanties zal moeten geven, dat zij bij afwezigheid van een of meer semesters hun aanspraken op continuïteit van een vaak reeds vroeger met een Franse instelling van secundair onderwijs aangegane verbintenis niet verliezen, en ook garanties dat zij na zich vaak met enthousiasme op de studie van het Nederlands te hebben gegooid, daarmee ook, zij het dan part-time, hun boterham zullen kunnen verdienen. Het imago van de professeur d'allemand ou d'anglais die tevens professeur de néerlandais is, moet nog helemaal worden opgebouwd, al zijn er zo al enkelen, zij namen zelfs aan de Parijse bijeenkomst deel. Maar de Franse student in de nederlandistiek moet nog - en hier geeft de schrijver van dit stukje alleen een persoonlijk
oordeel weer - helemaal van het Duits of het Engels worden losgeweekt. Dat is een moeilijk en delicaat proces dat niet ten bate van het Nederlands maar ten koste van de betrokkene mag worden doorgevoerd, maar dat niettemin onvermijdelijk is, wil men ernst maken met de studie van het Nederlands in ons buurland Frankrijk.
Wij verwijzen naar Uitleg. Weekblad van het Departement van Onderwijs en Wetenschappen, van 17 februari 1971, waarin op blz. 3 onder de titel ‘Het Nederlands in Frankrijk’, aandacht werd besteed aan de Parijse bijeenkomst. Uit dit stuk citeren wij ten behoeve van onze lezers nog de volgende passus:
| |
| |
‘grote aandacht werd besteed aan de vraag, welke maatregelen op korte en lange termijn mogelijk en nodig zijn om de behoefte aan gekwalificeerde leerkrachten voor het onderwijs in de Nederlandse taal aan Franse middelbare scholen op te vangen. Maatregelen van deze aard behoren uiteraard in eerste instantie tot de bevoegdheid van de betrokken Franse autoriteiten. Daarnaast heeft minister Veringa zich in beginsel bereid verklaard faciliteiten, ook van financiële aard, ter beschikking te stellen die ertoe kunnen leiden dat aan een stijgende vraag naar leerkrachten zo goed mogelijk zal kunnen worden voldaan. Met name is daarbij gedacht aan het in het leven roepen van speciale applicatiecursussen voor Franse docenten in b.v. Duits of Engels, die Nederlands als bijvak hebben gestudeerd. Voorts aan het creëren van speciale studiebeurzen ten behoeve van langduriger studies in Nederland’.
Vanzelfsprekend was er niet voldoende tijd om al de punten op de agenda in extenso te behandelen. Er werd dan ook besloten in het najaar opnieuw bij elkaar te komen. Vermelding verdient nog dat een aantal Belgische uitgevers via het Belgische Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Belgische Ambassade in Parijs leerboeken hadden laten afgeven die in België worden gebruikt bij het onderwijs van het Nederlands aan Franstaligen en waarvan de aanwezigen met belangstelling kennis hebben genomen.
De vergadering werd 's middags onderbroken voor een lunch door Hr. Ms. Ambassadeur jhr. J.A. de Ranitz aangeboden op de Nederlandse Ambassade en 's avonds besloten met een ontvangst ten huize van de heer De Gorter.
Belgische leerstoel aan de Universiteit van Londen. Van het Ministerie van Nederlandse Cultuur te Brussel vernemen wij dat de Minister een Koninklijk Besluit heeft ondertekend houdende toekenning van een subsidie van 43.200 Bfr. of 360 Pond Sterling, als jaarlijkse bijdrage aan de titularis van de Belgische leerstoel aan de Universiteit van Londen. Deze leerstoel wordt afwisselend bezet door hoogleraren behorend tot verschillende disciplines. Hij komt vanzelfsprekend alleen binnen het licht van de belangstelling van de ivn te staan wanneer hij wordt voorbehouden voor het onderwijs in de geschiedenis, de kunst- of de cultuurgeschiedenis van de Zuidelijke Nederlanden.
|
|