diend ‘om de helft van het salaris van de Amerikaanse associate professor die Nederlands doceert aan de Universiteit van Californië te Berkeley en die men tot gewoon hoogleraar wil bevorderen, voor rekening van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen te nemen’. Hoewel dit verzoek al ‘geruime tijd geleden’ was gedaan, was hierover nog geen beslissing genomen: ‘de overweging van dit voorstel kost tijd, aangezien van een gunstige beslissing een sterke precedent-werking moet worden verwacht, zowel wat de Verenigde Staten als andere landen betreft. De consequenties moeten zorgvuldig worden bezien, omdat het voorstel geen tijdslimiet inhoudt’.
(Over de plannen van Berkeley en de betrokken docent, prof. Snapper, is al geschreven in N.e.M.-13 (najaar 1969), blz. 39-40).
Wat de andere universiteiten betreft werd opgemerkt, dat blijkens verkregen inlichtingen ‘de Harvard Universiteit niet bereid was een leerstoel Nederlands geheel of gedeeltelijk te financieren’, terwijl van plannen in deze richting van een universiteit in de staat Colorado niets bekend was.
In het algemeen vond de minister dat ernaar gestreefd moest worden ‘dat de buitenlandse universiteiten de nederlandistiek aanvaarden als een onderwerp van wetenschappelijk onderwijs waarvan zij als regel zelf de financiële lasten dragen’.
Over de ‘cultuuruitstraling’ zei de bewindsman: ‘Een docentschap of leerstoel in de neerlandistiek houdt zich in de eerste plaats bezig met de wetenschappelijke beoefening van de Nederlandse filologie. Waar is gebleken dat deze beoefening zich veelal beperkt tot enkele serieuze belangstellenden die het Nederlands als bijvak hebben gekozen, kan de “cultuuruitstraling” van dergelijke leerstoelen of docentschappen niet zonder meer van elk dezer instellingen worden aangenomen’.
Omdat er in deze vragen en antwoorden dingen aan de orde worden gesteld die voor alle docenten extra muros van groot belang zijn, hebben wij gemeend dit bericht in N.e.M. te moeten opnemen. We hebben het in verkorte vorm weergegeven, omdat vele collega's het waarschijnlijk al gelezen hebben in Uitleg, het informatieblad van het ministerie, dat hun regelmatig wordt toegestuurd. Men kan zoiets echter over het hoofd zien. De volledige tekst van de vragen en de antwoorden is ook te vinden in het tijdschrift Levende Talen nr. 271/oktober 1970, blz. 640-642.
Tentoonstelling ‘De nederlandistiek in het buitenland’. Na het werk van de buitenlandse nederlandisten en de buitenlandse publikaties in en over het Nederlands die tot de zg. ‘centrale verzameling’ van de Werkcommissie behoorden in de Faculteit van de Letteren en Wijsbegeerte van de Rijksuniversiteit te Gent aan de deelnemers aan het Vierde Colloquium te hebben vertoond, hebben we gemeend er goed aan te