bekend geval niet is gebeurd. Dit geval was voor ons aanleiding het Ministerie van O. en W. nogmaals aan de dringende noodzaak van de totstandkoming van een regeling voor de buitenlandse docenten te herinneren.
Aan een Nederlandse leraar Engels, die graag in een Engelstalig land Nederlands zou willen doceren, werden hiertoe de mogelijkheden aangegeven.
Aan prof. Langvik-Johannessen te Oslo werden op zijn verzoek in verband met een door hem te schrijven artikel in de grootste Noorse encyclopedie (20 delen) Aschehougs Konversasjons Leksikon informaties verstrekt over de Nederlandse pers.
Aan prof. Krispyn van de University of Florida te Gainesville, die Advisory Editor for Netherlandic topics is geworden van Germanic Notes, een nieuw tijdschrift dat aan de University of Kentucky onder redactie van prof. Wayne Wonderly zal verschijnen, werden door hem gevraagde raad en informatie toegezonden.
Op zijn verzoek werden de door de Werkcommissie uitgegeven lijsten van microfilms en microfiches van Middelnederlandse handschriften in het bezit van Nederlandse en Belgische bibliotheken toegezonden aan de heer Albert J. Vargo, graduate student of linguistics aan de University of Michigan, die een dissertatie overweegt met als onderwerp ‘The phonological developments that took place between Old Low Franconian and Middle-Limburgic’. Ook werden hem de namen en adressen van drie specialisten op dit gebied verschaft.
bespreking te brussel. De voorzitter van de Werkcommissie werd door prof. dr. Fr. van Mechelen, Minister van Nederlandse Cultuur, op 23 maart 1970 uitgenodigd voor een bespreking van een aantal problemen die met het onderwijs van het Nederlands aan buitenlandse universiteiten verband houden.
l'art flamand d'ensor à permeke. Op uitnodiging van de Minister van Nederlandse Cultuur woonde prof. Thys op 20 februari 1970 in het Orangerie-museum te Parijs de opening bij van deze unieke tentoonstelling waarbij voor de eerste keer de Vlaamse expressionistische schilderkunst met een lange aanloop van De Braekeleer over Van Rysselberghe en Evenepoel tot de eigenlijke expressionisten aan het buitenland werd vertoond. Er was werk te zien van De Smet, Servranckx, Servaas, Spilliaert, Tytgat en Van den Berghe naast De Saedeleer, Minne, Smits en Van de Woestijne. Dit alles beweegt zich in de tijd tussen Ensor en Permeke, de enige namen die wellicht, zelfs bij een geïnformeerd Parijs' publiek een enigszins bekende klank hadden vóór deze tentoonstelling de poorten voor de Vlaamse schilderkunst wijd heeft opengezet. De tentoonstelling bleef geopend tot 20 april 1970.