van de Vereniging voor Naamkunde te Leuven en de Commissie voor Naamkunde te Amsterdam’ enige abonnementen ter beschikking te stellen van die docenten aan buitenlandse universiteiten, van wie hem bekend is of men mag aannemen, dat zij zich voor de in deze tijdschriften behandelde stof interesseren, mits zij niet reeds zelf geabonneerd zijn of verbonden zijn aan een seminarie, waarmede zijn bureaus in ruilverkeer staan. Bovendien zal eerst worden nagegaan of de bedoelde docenten deze tijdschriften niet reeds via de Belgische regering ontvangen. De door ons aan de afdeling Letteren verstrekte adressen werden ook aan Dr. Blok doorgezonden.
Bezetting dar komende vacature van het Nederlands lectoraat te Rome. Met Prof. dr. H. Schulte Nordholt, directeur van het Nederlands Historisch Instituut te Rome en Raad voor Culturele Zaken aan H.M.'s Ambassade in Italië, en met Mej. Drs. Gerda van Woudenberg werd een correspondentie gevoerd, waarin hun de namen, gegevens en eventuele aanbevelingen van hun hoogleraren van enige kandidaten voor deze post werden meegedeeld. Deze zaak zal pas in het najaar van 1969 acuut worden, daar Mej. van Woudenberg op verzoek van de Faculteit intussen besloten heeft haar functie gedurende dit academische jaar nog te blijven vervullen.
Inlichtingen van de Ständige Konferenz der Kultusminister te Bonn. In de 2de werkvergadering van het Derde Colloquium, waarin kwesties als een te ontwerpen pensioenregeling, aanrekening van dienstjaren en dgl. voor docenten aan buitenlandse universiteiten aan de orde waren, beval wijlen Dr. L. Delfos (Göttingen) aan, dat de Werkcommissie bij lichamen als de British Council, de Alliance Française enz. zou informeren, welke voorzieningen ten behoeve van buitenlandse docenten Engels, c.q. Frans in de betreffende landen golden, opdat de daar getroffen regelingen de Nederlandse regering wellicht tot voorbeeld of althans tot ‘Anregung’ zouden kunnen dienen. Concreter nog was het voorstel van Dr. G.-H. Arendt (Berlijn) die meedeelde dat er door de ‘Ständige Konferenz der Kultusminister’ te Bonn, een nieuwe regeling voor Duitse leerkrachten in het buitenland was ontworpen, die bijzonder bevredigend scheen te zijn.
Welnu, de Werkcommissie heeft op haar verzoek deze regeling de ‘Vereinbarung über die rechtliche Behandlung der Auslandslehrer (Beschluss der Kultusminister-Konferenz von 4.2.1965)’ en tevens een bijlage betreffende de ‘Amtsstellung der Leiter deutscher Schulen und selbständiger Schulabteilungen an deutschen Schulen in Ausland (Beschluss der Kultusminister-Konferenz von 12.8.1968)’ ontvangen en hiervan fotocopieën aan de heer H.A.J.M. Vrijhoef, plv. hoofd van de afdeling Internationale Betrekkingen van het Ministerie van O. en W., doen toekomen die vooral over de ambtelijke moeilijkheid zulke regelingen tot stand te brengen, tijdens genoemde vergadering had uitgeweid, Sindsdien is er wederom meer dan een jaar verstreken zonder dat wij evenwel van enige vordering op het gebied van deze zo dringende vraagstukken hebben mogen vernemen.
Uitbreiding van de verzending van ‘Neerlandica extra Muros’. Op verzoek of aanraden van Collega Dr. P.C. Paardekooper, die steeds veel belangstelling toont in onze werkzaamheden, wordt ons blad thans ook toegezonden aan de leden van de Vaste Kamercommissies voor Onderwijs en Wetenschappen van Nederland en België, waarbij wij de welwillende medewerking ondervinden van de griffiers Mr. A.J. Schepel c.q. Dr. A. Sledsens. Hetzelfde geldt voor de belangrijkste openbare Belgische en Nederlandse bibliotheken en leeszalen, waarvan de adressen ons welwillend werden toegezonden en uitgekozen door de heer Mortelmans, directeur Openbare Bibliotheken van het Ministerie van N.O.C. te Brussel, c.q. door Mej. C. Grader, hoofd van het Bibliografisch Bureau van de Centrale Vereniging voor Openbare Bibliotheken te 's-Gravenhage.
Artikel over Prof. Frings, de nederlanddist. In de Frankfurter Allgemeine Zeitung van 21.6.1968 troffen wij een uitvoerig en wel goed herdenkingsartikel van Helmut Brackert aan n.a.v. het overlijden van Prof. dr. Th. Frings getiteld ‘Der letzten Könige einer’, waarin echter met geen woord melding werd gemaakt van Frings' uitnemende onderzoekingen en verdiensten op het gebied van de nederlandistiek. Wij hebben ons over deze omissie in verbinding gesteld met ons Commissielid Prof. dr. L.E. Schmitt (Marburg), die ons meedeelde juist bezig te zijn met een bijdrage over Frings