Neerlandica extra Muros. Jaargang 1967
(1967)– [tijdschrift] Neerlandica extra Muros / Internationale Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||||||||||||||||||||||||
[Neerlandica extra Muros - november 1967]Nabeschouwing over het derde colloquium
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Direct hierna werden in een aangrenzende zaal niet minder dan drie tentoonstellingen geopend, 1e de nieuwe (2de) serie van de ‘Reizende Tentoonstelling’ die de Middelnederlandse cultuur in beeld bracht en ingeleid werd door Prof. Dr. R.K.J.E. Antonissen (Grahamstad), 2e de z.g. ‘Centrale Verzameling’ van de Werkcommissie, die de in ons bezit zijnde publikaties van buitenlandse nederlandisten bevat, en 3e een door de Fa. Martinus Nijhoff verzorgde expositie van vakliteratuur op het gebied van de nederlandistiek.
In het geheel stonden er vijf werkvergaderingen op het programma, waarvan de beide eerste gewijd waren aan de bespreking van de klassieke thema's die op de vorige colloquia over vier vergaderingen verdeeld waren, n.l. de problematiek van het academisch Nederlands onderwijs in den vreemde, de status van docenten en studenten, enz. Op de tweede werkvergadering deed Prof. Dr. G.J. Resink (Djakarta) bovendien een belangrijke mededeling over de Indonesische plannen inzake het Nederlands onderwijs in Indonesië, waaraan voor studenten in verschillende vakken grote behoefte blijkt te bestaan. In de derde werkvergadering behandelde Prof. Dr. W. Lagerwey (Grand Rapids) de didactiek van het Nederlands onderwijs aan buitenlanders, in de vierde leidde Dr. G.D. Jonker (V.U. te Amsterdam) het gebruik van het talenpracticum (met een demonstratie) in, terwijl de laatste werkvergadering voor het vaststellen van de resoluties gereserveerd was.
In de beide wetenschappelijke vergaderingen en op de slotzitting, die op vrijdag 8 september om 15.00 uur plaats had, kwamen telkens twee sprekers aan het woord. Op de eerste van deze bijeenkomsten sprak Prof. Dr. K. Heeroma (Groningen) over ‘Het taalhistorisch apparaat’ en Dr. M.C. van den Toorn (Utrecht) over ‘De stand van de moderne Nederlandse taalwetenschap’, in de tweede had Prof. Dr. R.K.J.E. Antonissen (Grahamstad) tot thema: ‘De Middelnederlandse letterkunde: literaire kunst of “voer” voor filologen?’ en Dr. F. de Tollenaere (U.N.T.) ‘De stand van de Nederlandse lexicografie’Ga naar voetnoot1). Voor de slotzitting, waaraan evenals aan de openingszitting ook gasten-niet-filologen deelnamen, waren onderwerpen gekozen die van meer algemeen belang konden worden geacht: Prof. Dr. G. Stuiveling (Amsterdam) hield er een lezing over: ‘De Nederlandse literatuurgeschiedenis, stand en misstand’, waarna Prof. Dr. J.J.M. Timmers (Maastricht) de rij sloot met een referaat over: ‘De stand van de Nederlandse en Vlaamse cultuurgeschiedenis: resultaten, tekorten, desiderata’.
Achter deze droge opsomming gaat een uiterst boeiende, maar soms toch ook wel wat inspanning vergende inhoud schuil. Daarom waren er tussen deze pièces de résistance allerlei lichter verteerbare entrefilets ingelast. Zo bij voorbeeld de vertoningen van literaire films als Karel van de Woestijnes ‘De boer die sterft’, Guido Gezelles ‘Kerkhofblommen’, en Prof. Gomperts' Multatulifilm; voorts een door de Minister van O. en W. aangeboden diner in het gebouw van de Tweede Kamer en ontvangsten door Zijne Excellentie in het feestelijk verlichte Mauritshuis en door het gemeentebestuur van 's-Gravenhage in het Gemeentemuseum. Helaas kon de door Albert Vogel aangeboden Couperus-avond niet doorgaan. In zijn plaats droog Nel Oosthout het stuk van de jonge dramaturg Otto Dijk ‘De bekentenis’ voor. En dan ten slotte waren er de excursies op woensdagmiddag 6 september en zaterdag 9 september, geschikt om de colloquianten volledige ontspanning te brengen: de eerste voerde ons naar het Nationale Park ‘De Hoge Veluwe’ en het Rijksmuseum Kröller-Müller, waarna in de Commanderije ‘De Kloosterhoeve’, een door Herman van Woerden in 1288 gebouwde boerderij te Harmelen, werd gedineerd en een door de harpiste en zangeres Lea de Boer opgeluisterde ‘schrijversneut’ in een uitnemende sfeer, ondanks de afwezigheid van de verwachte schrijvers op één na, tot middernacht voortduurde. De laatstgenoemde full-time ‘uitstap’ bood gelegenheid in het fraaie Hilversumse Raadhuis de reeds genoemde Multatuli-film te bewonderen. Na te Muiden te zijn ingescheept werd vervolgens bij stralend weer een boottocht over het IJsselmeer ondernomen die te Monnikendam eindigde; waarvandaan de tocht per bus naar Zaandam werd voortgezet. Daar wachtten de deelnemers in de Taverne ‘De Walvis’ ‘schemerkelkjes’ en slotdiner. En wij nemen dat ieder bij het nu spoedig volgend nachtelijk afscheid in Den Haag dankbaar en voldaan was voor de rijke en verkwikkende dagen die achter ons lagen. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Deelname. Wat het kwantitatieve succes aangaat, moet worden meegedeeld, dat 74 docenten en oud-docenten Nederlands buitengaats, binnenlandse hoogleraren en sprekers, (tijdens het Eerste Colloquium (1961) bedroeg dit getal: 17, tijdens het Tweede (1964): 48) 16 echtgenoten en voorts een aantal autoriteiten, ambtenaren van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, chefs van de afdelingen Culturele zaken van Nederland, Culturele Attachés van België en Zuid-Afrika in de naburige landen, vertegenwoordigers van Culturele instellingen en tijdschriften enz. het Derde Colloquium als gasten hebben bijgewoond.
Verdere balans. Maken wij nog verder de balans op van ons driejaarlijkse festijn, dan is naast de genoemde o.i. juiste opzet en het hoge niveau van de voordrachten, te noemen de aandachtige en vriendschappelijke sfeer die het samenzijn van de vele collega's kenmerkte. Er zijn naast de openbare manifestaties vele onderlinge gesprekken gevoerd die voor de betrokkenen van misschien niet minder belang zijn geweest dan deze eerste. Hiertoe boden met name de excursies en ontvangsten gelegenheid en wij moeten hier met dankbaarheid de hulp gedenken die het Bureau Congressen, Cursussen en Studiereizen, dat Z.E. de Minister van O. en W. reeds maanden tevoren ter beschikking van de Werkcommissie gesteld had, ons heeft verleend. Het hoofd van dit bureau, de Heer C.A. Chorus en zijn staf hebben naast de op uitnemende wijze geleide genoemde excursies en ontvangsten ook de overnachtingen van de docenten geregeld, hetgeen voor de Werkcommissie een grote verlichting van haar zware taak betekende.
Niet slechts juichtonen. Toch moge men uit het bovenstaande niet opmaken, dat de Werkcommissie over het Derde Colloquium slechts juichtonen wil laten horen. Nee, zowel Drs. Thomassen als Dr. Jalink hebben stukken opgesteld, waarin zij fouten in de organisatie van onze samenkomst aanwijzen. Deze zijn, zoals vanzelf spreekt, voor intern gebruik en dus niet voor publikatie bedoeld. Bovendien moge als een zeker excuus voor tekortkomingen worden aangevoerd, dat met de voorbereidingen van het Colloquium samenvielen een aantal activiteiten die men in rubriek VII vermeld vindt. Een zwak punt in het geheel vormde o.a. de betrekkelijk geringe belangstelling van de publiciteitsmedia, vooral van de pers. Hier meent de Werkcommissie de hand niet in eigen boezem te hoeven steken. Zowel de Nederlandse als de Vlaamse couranten waren tijdig op de hoogte gebracht en na afloop was er in ‘De Nieuwspoort’ een persconferentie belegd. Wel verschenen er volgens onze gegevens in de Nederlandse bladen 15 berichten over het colloquium. Doch de meeste waren bijzonder mager uitgevallen, terwijl de persconferentie slechts door een tiental journalisten werd bezocht. Uit de Vlaamse dagbladen ontvingen wij 4 knipsels, al waren deze aanmerkelijk uitvoeriger en gingen zij met meer warmte op de zaak in. Wij hopen dat de vak- en culturele bladen zich meer geïnteresseerd zullen tonen. Met ‘Neerlandia’ en ‘Zuid Afrika’ is dit reeds gebleken, zie het septembernummer resp. oktobernummer van deze bladen. Ook ‘Ons Erfdeel’ zal zeker niet tekort schieten. Door de B.R.T. werd aandacht aan het colloquium besteed, terwijl de Heer J. van Herpen van de A.V.R O. in de opkamer van ‘De Kloosterhoeve’ bij Harmelen de professoren Lagerwey en Toku en voorzitter en secretaris van de Werkcommissie een door de radio uitgezonden vraaggesprek afnam. Van enkele zijden wordt ons verweten dat het programma van het colloquium overbelast zou zijn geweest. De Werkcommissie, hoezeer bereid kritiek op haar beleid in deze te aanvaarden, kan het hiermee toch niet geheel eens zijn. Men moet bedenken dat de meeste docenten van ver weg, sommige van zeer ver weg overgekomen waren. In deze vier ‘kostbare’ dagen in de meest letterlijke zin van het woord moest hun dus zoveel mogelijk geboden worden. M. a.w. het programma moest op de vitaalsten en krachtigsten worden afgestemd. Dit sluit echter in, dat het elke deelnemer, wie het op een gegeven ogenblik te veel werd, vrij stond een of meer manifestaties over te slaan. Zo spijbelde de secretaris van de Werkcommissie tijdens het bezoek aan het Museum Meermanno Westreenianum om 's avonds fit te zijn bij de ontvangst door het gemeentebestuur van 's-Gravenhage en de voordracht van Nel Oosthout. Later hoorde hij dat de tentoonstelling aldaar enige Duitse hoogleraren zó geboeid had, dat zij | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||||||
b.v. de fraai uitgevoerde twee-delige catalogi van dit museum voor hun instituut hadden aangekocht. Welnu, hij kan met de hand op het hart verklaren dat geen nijd zijn hart beslopen en hij zich daarentegen zeer verheugd heeft, dat deze manifestatie, die hij niet had kunnen bijwonen, bij anderen zo in de smaak gevallen was.
Vragenlijsten. Een nieuw element bij het Derde Colloquium vormden de zes vragenlijsten en andere stukken die aan de deelnemers tijdens de samenkomst werden uitgereikt en na afloop aan de docenten-niet-deelnemers zijn toegezonden. Zij betroffen:
De Werkcommissie verzoekt alle docenten (zowel deelnemers als niet deelnemers), die dit nog niet mochten hebben gedaan, haar deze vragenlijsten zo spoedig mogelijk ingevuld te willen terugzenden.
Resoluties. De door een Commissie voorbereide en op de laatste werkvergadering aangenomen twaalf resoluties van het Derde Colloquium luiden als volgt:
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||
De afwikkeling van het Derde Colloquium. Tot deze afwikkeling behoorde natuurlijk in de eerste plaats de toezending van dankbrieven aan de autoriteiten en instanties, die de Werkcommissie in staat gesteld hadden het Derde Colloquium bijeen te roepen, c.q. ertoe hadden bijgedragen het welslagen ervan te verzekeren. Aan de eersten deden wij | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||
eveneens fotocopieën van dankbetuigingen toekomen, die een aantal deelnemers aan de Werkcommissie hadden toegestuurd. Aan de autoriteiten, cultuurattachés van Nederland, België en Zuid-Afrika, voorts aan vele vak-, dag-, week- en maandbladen werden de resoluties van het Derde Colloquium toegestuurd. Dezelfde gedragslijn werd gevolgd t.o.v. de langverwachte en begin september l.l. verschenen documentaire uitgave ‘De Nederlandistiek in het Buitenland’ (243 blz.; vroeger door ons ‘Liber Memorialis’ genoemd), die wij vanwege de drukkosten die de in 1964 verleende subsidie verre te bovengaan, niet gratis aan onze collega's ter beschikking kunnen stellen, doch waarvoor wij hen verzoeken f. 25,- te willen doen overschrijven op girorekening 592010 t.n.v. NUFFIC, Molenstraat 27 te 's-Gravenhage met de vermelding: ten behoeve van de Werkcommissie, voor 1 exemplaar van ‘De Nederlandistiek in het Buitenland’. En dan, lest best, is er natuurlijk de financiële afrekening met de Nederlandse en Belgische ministeries.
Colloquium op, laat je rijden. Op de zondagochtend na het Colloquium vernamen wij van de Heer Sanders, Berkstraat 24, Den Haag, hoofdportier van Het Oude Hof (tel. Den Haag 330148), dat tijdens de Colloquiumdagen zijn wagen van het merk Simca (nummerplaat DP-04-54) op het parkeerplein van ‘Het Oude Hof’ door een groenblauwe wagen was aangereden en ernstig beschadigd, zoals wij zelf hebben kunnen vaststellen. Mocht een van de deelnemers aan het Colloquium hiervan iets afweten, dan verzoeken wij hem vriendelijk zich met ons of rechtstreeks met de Heer Sanders in verbinding te willen stellen. |
|