Het Woordenboek Nederlandse Taal voor tweederde voltooid. Naar ‘Uitleg’, het weekblad van het Ministerie van O. en W. meedeelt, is het W.N.T. thans voor tweederde gereed. Wij achten het onnodig hier voor vakgenoten een overzicht van de voorgeschiedenis van deze mammoetonderneming te geven, herinneren er slechts aan dat de eerste aflevering in 1864 verscheen en het eerste deel in 1882. De eerste redacteuren waren naast Matthijs de Vries, Mr. L.Ph.C. van den Bergh, die spoedig door L.A. te Winkel vervangen werd en Prof. David. Aan de verschijning van de eerste aflevering was voorafgegaan (1863) de ‘Grondbeginselen der Nederlandse Spelling’ van De Vries en te Winkel, waarin het W.N.T. nog steeds geredigeerd wordt. De bijbehorende woordenlijst werd in 1866 gepubliceerd. De tegenwoordige redactie bestaat uit de Nederlanders C.H.A. Kruyskamp, Mej. N. Bakker, A.C. Crena de Ionghen de Vlaming F. de Tollenaere.
België voortaan vertegenwoordigd in het ‘Committee for the promotion of Dutch Studies.’ Naar ons in januari 1967 door het Belgische Ministerie van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel werd meegedeeld, heeft de Nederlandse Ambassadeur in Londen, de heer J.H. van Royen, voorgesteld dat België voortaan zou worden vertegenwoordigd in het ‘Committee for the promotion of Dutch Studies’ dat de leerstoelen in de Nederlandse literatuur en de Nederlandse geschiedenis aan de Universiteit van Londen beheert en éénmaal per jaar vergadert. Het voorstel ligt geheel in de lijn van de Belgisch-Nederlandse politiek van gemeenschappelijke bevordering van de Nederlandse cultuur. Het voorstel van de Nederlandse ambassadeur heeft tot gevolg gehad dat voortaan een lid van de Belgische Ambassade de vergadering van het comité zal bijwonen.
R.F. Lissens, De Vlaamse Letterkunde van 1780 tot heden, N.V. Elsevier, Sequoia, Mercelisstraat 74, Brussel 5; 225 Fr. (gebonden in geheel linnen band). Zoals onze lezers bekend zal zijn, is onze redactie er niet op ingericht de vaak talrijke werken op ons vakgebied te vermelden die er in het afgelopen redactiehalfjaar verschenen zijn. Slechts voor bijzonder belangrijke uitgaven hebben wij soms een uitzondering gemaakt. Dit moge thans gelden voor de vierde hernieuwde en vermeerderde druk met 40 illustraties buiten de tekst van bovenvermeld werk.
Uit de prospectus nemen wij over: ‘De criticus en literair-historicus Prof. Dr. R.F. Lissens schetst in dit werk de ontwikkeling van de Vlaamse letteren sedert het einde van de Oostenrijkse tijd (Verhoeven, Verlooy) tot de allerjongste figuren, Hugo Claus en Paul Snoek. Met de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek uit de jongste decenniën heeft hij rekening gehouden, doch daarenboven heeft hij, dank zij een jarenlange vertrouwdheid met de letterkunde van de 19e en 20ste eeuw, de stof op een nieuwe manier ingedeeld en op menig punt een nieuw inzicht voorgesteld.’
Ursula. Wellicht ten overvloede signaleren wij onze lezers het artikel van Elida Maria Szarota, hoogleraar in de germanistiek aan de Universiteit van Warschau, over ‘Die Ursulagestalt in Vondels “Maeghden”’ (De Nieuwe Taalgids 59 (1966), 2, p. 73-89), ‘waaruit opnieuw blijkt’, zoals de redactie van De Nieuwe Taalgids in een voetnoot aan het artikel toevoegt, dat ‘Vondel in toenemende mate ook buiten onze grenzen gekend en bestudeerd wordt’. (Zie ook rubr. VIII)
Een vraaggesprek met Ministerialdirigent Dr. W. Kluxen over het Nederlands onderwijs in het Duitse grensgebied treffen wij aan in het ‘Alg. Handelsblad’ van 4 april 1967. Dr. Kluxen van het Ministerie van Onderwijs van Noordrijnland-Westfalen, die eind oktober l.l. ook de Conferentie van de docenten Nederlands in het Duitse taalgebied te Bonn en Keulen bijwoonde, zegt in dit interview o.a.: ‘Wij zouden graag het Nederlands als tweede vreemde taal op onze middelbare scholen willen invoeren. In plaats van Frans zou op de “Realschulen” Nederlands kunnen worden onderwezen. Voor de gymnasia zou Nederlands facultatief kunnen worden gestold; bij voldoende belangstelling zijn wij bereid tegen de “Richtlinien” in toe te staan, dat de leerlingen vier i.p.v. drie jaar onderricht in de Nederlandse taal krijgen. Wanneer een rector van een gymnasium hiertoe een verzoek mocht indienen, is het ook mogelijk Nederlands als tweede taal/op het gymnasium te onderwijzen. Hoewel er op verschillende gymnasia wel voldoende belangstelling voor het Nederlands bestaat (Aken, Duisburg, Keulen, Kevelaar, Vierssen) duikt ook hier weer het tekort aan leraren op’.