Het Congres werd geopend door de (demissionaire) Nederlandse Minister van Onderwijs en Wetenschappen Prof. Dr. I.A. Diepenhorst. Sprekers op deze eerste dag waren verder: de Belgische Ere-gevolmachtigd Minister voor Buitenlandse Culturele Betrekkingen, de Heer Julien Kuypers die in zijn toespraak, getiteld ‘Balans en Perspectieven van drie jaar’ uitvoerig inging op dat wat reeds bereikt is en wat nog gedaan moet worden. Hierna sprak Prof. Dr. H. Fayat, de Belgische oud-minister voor Europese Zaken over: ‘De Nederlandse Taal in het Europa van morgen’. Prof, Fayat is van mening dat in het Europa van morgen een belangrijke taak weggelegd is voor de nederlandse taal die gesproken wordt in wat hij noemde de ‘uitvoerpoort voor West-Europa’.
In de ochtendzitting van de tweede Congresdag was het woord eerst aan Mr. M. Vrolijk, de Nederlandse Oud-minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Merk die het thema: ‘Overheid en Cultuurpolitiek’ behandelde. Spreker haalde een woord aan van Prof. Pen: ‘Uitgaven voor de Cultuur zijn investeringen in de mens.’ Daarna sprak Drs. J.W. Andriessen, docent aan de Sociale Academie te Rotterdam over het Nederlandse en Vlaamse volks-ontwikkelingswerk.
In de middagvergadering viel onze voorzitter, Prof. Thys, de eer te beurt een verhandeling te mogen houden over ‘Het Nederlands aan de Universiteiten in de Wereld’. Dat onze taal in zoveel landen haar verbreiders vindt was voor vele toehoorders kennelijk een openbaring. De laatste spreker was de Gentse hoogleraar, Prof. Dr. A. Verhulst, die in een helder betoog de ‘consequenties van de effectus civilis van universitaire diploma's’ uiteenzette. Hierna sloot Prof. Brugmans, die op de hem eigen uitnemende wijze het Congres had geleid, de vergadering.
Vermelding verdient nog dat er naast de plenaire zittingen, in de ochtenduren een vijftal sectievergaderingen worden gehouden waar in kleine kring de problemen werden besproken die zich in de verschillende takken van cultuur voordoen bij de pogingen om tot culturele integratie te komen. Hij noemen o.a. jongeren-contacten; amateurtoneel; contacten met nederlandstaligen over de wereld; volksontwikkeling. In een tweetal forums werd op levendige, vaak felle wijze gediscussieerd over ‘De positie van het Nederlands in Europa’ en ‘Taal en Dialect’.
Van de uitvoerige Resoluties die aan het eind van het Congres aan de deelnemers werden uitgereikt, willen wij alleen die noemen die voor ons werk het meest belangrijk zijn:
‘mede op grond van het besprokene tijdens het 376 Nederlands Congres, herhaalt de Bestendige Commissie voor de Nederlandse Congressen, namens de in deze commissie vertegenwoordigde verenigingen en instellingen, met klem haar drie jaar geleden tot de regeringen gericht beroep een ‘Belgisch-Nederlandse Raad voor de Nederlandse cultuur’ in te stellen.
‘de oprichting van een gemeenschappelijk, goed uitgerust ‘Bestendig secretariaat voor de culturele integratie’ is noodzakelijk.
‘Een grote betekenis moet worden gehecht aan het gezamenlijk optreden van de Nederlandse en Belgische regeringen ter behartiging van de culturele belangen van het Nederlandse taalgebied in het buitenland. Ondermeer geldt dit voor het onderwijs van het Nederlands in diverse typen van scholen in de eerste plaats in de aan ons taalgebied grenzende landen.
Nederland en België moeten voor een belangrijk deel zorgen voor de benodigde leerkrachten en leermiddelen, zolang in het buitenland daar nog niet in voldoende mate in voorzien kan worden. Het is verheugend te constateren, dat er aan buitenlandse universiteiten een groeiende belangstelling bestaat voor de studie van het Nederlands. De Nederlandse en Belgische regeringen dienen de docenten in de nederlandistiek in het buitenland een veel grotere materiële, vooral vaktechnische steun te verlenen dan thans het geval is.
Voor de culturele activiteiten in het buitenland is een nauwe samenwerking van de Nederlandse en Belgische diplomatieke vertegenwoordigingen uitermate gewenst’. Tenslotte zij nog vermeld dat op dit Congres de Werkcommissie werd vertegenwoordigd door Prof. Thys en Drs. Thomassen, die een gedeelte van het Congres bijwoonden. Dr. Jalink moest helaas wegens verblijf in het ziekenhuis verstek laten gaan. In zijn plaats woonde zijn assistente, Mevr. Moolenburgh, het Congres bij.