Behalve deze teksten, die vóór 1898 geschreven of gedrukt zijn, vindt de lezer in dit boek nog de persoonlijke herinneringen aan de eerste helft van Gorters leven, die nadien op schrift gekomen zijn. Deze herinneringsteksten zijn gering in aantal: ook hier werd alles opgenomen wat te vinden was.
Verderop lezen wij nog:
De informatie die de lezer nodig heeft voor het onmiddellijk situeren van een tekst, wordt in de kop van ieder document verstrekt. (...) Toelichting op de inhoud is te vinden in het commentaar ònder de tekst. Ik heb mij daarbij principiëel van waarde-oordeel of beschouwingen onthouden en mij bepaald tot informatie van strikt feitelijke aard; ik zweeg geheel op plaatsen waar de lezer zich met voorstellingsvermogen of geheugen zelf kan helpen.
Ook de slotzinnen halen wij aan, om een indruk te geven van de wijze waarop de samensteller de stof benaderd heeft:
De lezers die “hun wereld kennen”, zullen die wereld telkens, met genoegen of verdriet, hèrkennen in dit ongetooid verleden. De dagelijkse werkelijkheid heeft Gorter heftig, “ogenblikkelijk” ervaren. Zij is hem echter niet genoeg geweest. Hij heeft gevoeld, later bewust geweten, dat hij als in een net, dat drijft in zee, tussen veel andere vissen leefde. Misschien dat dit boek hier en daar de goede lezer ook te zien geeft, hoe hij als dichter door de mazen naar een ruimer leven zwom.
Er zijn ongeveer 600 documenten in het hoek bijeengebracht. Het is gezet uit de letter Spectrum van Van Krimpen en gebonden in rood buckram, op aanwijzing van Jacques Janssen, de typograaf die o.a. ook het uiterlijk van Merlijn verzorgt. De stof is in een aantal hoofdstukken verdeeld. Behalve de Verantwoording vindt men achterin een tiental illustraties die nog niet eerder werden gepubliceerd, een bronnenlijst die tevens inhoudsopgave en register op afzenders en ontvangers is, en een namenlijst.
Deze “biografie-in-documenten” laat zich op vele plaatsen, en vooral in het deel 1886-1891 lezen als een vie romancée: ware documents humains worden met elkaar in verband gebracht door de op zichzelf minder zeggende afspraak- of berichtbriefjes, of door het gelijktijdig gepubliceerde werk van Gorter in tijdschriften of boekvorm, waaraan in het commentaar steeds herinnerd wordt. Behalve Gorter zelf, komt zijn vriendschap met Diepenbrock, Van Looy, Kloos, Van Eeden, Timmerman en Derkinderen, maar meest van al toch de figuur van Gorters moeder op bijzondere wijze naar voren. Van haar krijgt de lezer een beeld, waardoor Gorter en zijn werk hem stellig veel nader komen kan.
Door een aantal mensen die Gorter en zijn werk liefhebben, is geld bijeengebracht, zodat de Gorter Documentatie Commissie in staat is, ongeveer 200 exemplaren van het werk ter beschikking te stellen van werkgroepen en -colleges, waarop “Tachtig” behandeld wordt. De Nederlandse universiteiten krijgen ieder 20 exemplaren in bruikleen, zodat elke student tijdens het college een exemplaar voor zich heeft.
De commissie stelt zich voor, buitenlandse universiteiten kleinere aantallen (één tot vijf exemplaren) aan te bieden, menende dat men hiermee aan buitenlandse studenten gelijktijdig leesstof voor kan leggen van bijzonder gehalte (die òngewone Nederlanders in hun “gewone” taalgebruik doet kennen) èn kan inleiden tot de generatie van Tachtig door middel van directe, authentieke stukken. Maar de speciale aandacht van de docenten zal wellicht niet altijd op Tachtig gericht zijn. Vooralsnog wacht zij daarom eerst de reacties op deze aankondiging af. Haar adres is: Gorter Documentatie Commissie, van Mourik Broekmanstraat 19 hs, Amsterdam W 3.’