onderwijs weggedrukt en veel Zuid-Afrikaanse kinderen die het Engels onvoldoende beheersen, zijn het kind van de rekening. Zij moeten vaak onderwijs volgen in een taal die zij niet machtig zijn, die bovendien vaak gegeven wordt door leerkrachten die hetzelfde probleem hebben. Informatieoverdracht kan onvoldoende plaatsvinden, veel kinderen raken gefrustreerd en haken af. Het aantal kinderen in Zuid-Afrika dat vroegtijdig de school verlaat, is enorm en daarmee ook de vernietiging van menselijk kapitaal en de hoop op een betere toekomst. Merkwaardig genoeg is het Engels slechts de 5e moedertaal in het land en heeft het veel minder moedertaalsprekers dan Zoeloe, Xhosa en Afrikaans.
Volgens De Klerk heeft het English-onlybeleid van de ANC-regering op de Zuid-Afrikaanse scholen een aantal oorzaken: antipathie voor het Afrikaans bij het ANC vanwege de apartheid; de ANC-leiders, waarvan velen lang als ballingen in het buitenland verkeerden, beheersen het Afrikaans niet (onbekend maakt onbemind); en ten slotte de kosten en de praktische uitvoerbaarheid van officiële meertaligheid. ‘Er wordt met verschillende maten gemeten’, vindt De Klerk. ‘Meertaligheid is verplicht op traditionele Afrikaanstalige universiteiten [waaronder die van Stellenbosch, J.C.], maar niet op Engelstalige universiteiten.’ Hij haalt ook aan dat het aantal Afrikaanstalige scholen intussen drastisch afneemt. ‘Stel je eens voor dat alle landen in de Europese Unie ineens gedwongen worden op het Engels over te stappen. Dat is toch ook ondenkbaar?’, aldus de man die samen met Nelson Mandela de Nobelprijs voor de vrede ontving. Over de andere officiële talen, zoals Zoeloe en Xhosa, zegt De Klerk: ‘Het probleem met de andere talen is dat ze nog minder ver in hun ontwikkeling zijn, zeker als het gaat om de (universitaire) woordenschat. De verdere doorontwikkeling van de andere Zuid-Afrikaanse talen is iets dat de Zuid-Afrikaanse regering actief zou moeten ondersteunen en bevorderen, zodat het land daadwerkelijk multilinguïstisch wordt, maar die ondersteuning vindt nu niet plaats.’ De Klerk grijpt terug naar zijn verleden als minister in de overgangsregering, direct na de eerste vrije verkiezingen in 1994 en zegt daarover: ‘We wilden de begroting in alle officiële talen laten opstellen, maar in sommige van de Afrikatalen was de woordenschat ontoereikend. Daar komt nog bij dat veel sprekers van die talen minder taaltrots zijn en minder willen vechten voor hun taal. Dat ligt bij een belangrijk deel van de Afrikaanstaligen anders; ook de Boerenoorlogen tegen koloniaal Engeland
waren immers begonnen omdat de Afrikaners de opgedrongen verengelsing niet wensten te accepteren.’
De Klerk is van mening dat het Afrikaanstalige onderwijs goed georganiseerd is en daarmee belangrijk kan bijdragen aan de ontwikkeling van de Zuid-Afrikaanse kinderen en aan Zuid-Afrika. Hij is eerlijk over de tijden van apartheid: ‘De Afrikaanse scholen leefden in die tijd op te grote voet: Afrikaanstalige scholen waren soms te leeg in tegenstelling tot de overvolle zwarte klassen.’ Als minister in de overgangsregering heeft hij zoals hij dat noemt het binnenvet eruit gesneden en de balans hersteld. Bovendien zegt hij: ‘Er wordt meer dan genoeg aan Zuid-Afrikaans onderwijs uitgegeven, zeker gemeten naar internationale maatstaven, maar het probleem is inefficiëntie.’
Interessant detail is dat het gesprek met de oud-president plaatsvindt tijdens de meerdaagse konferensie vir Afrikaanstalig onderwys in Kaapstad. Daar wordt gediscussieerd over de crisis in het onderwijs. Duidelijk blijkt op die conferentie dat men wil vechten voor het Afrikaans als onderwijstaal en dat dát samen kan gaan met de bevordering van de andere (inheemse) Afrikatalen. Hoe lang zal het duren voordat het ANC zijn ongelijk op dit punt toegeeft en uitvoering geeft aan wat er in de grondwet staat: de actieve bevordering en ondersteuning van de elf officiële talen in Zuid-Afrika? Het lijkt er steeds meer op dat de Afrikaanstalige gemeenschappen (bruin en blank) de handen ineenslaan en de krachten bundelen. Er hangt een sfeer van saamhorigheid en vastberadenheid op de conferentie en niet langer een sfeer van moedeloosheid. Dat is zeker ook de verdienste van de Afrikaanse Taalraad, een koepelorganisatie voor alle Afrikaanstalige organisaties, die erin is geslaagd om alle krachten binnen de Afrikaanse taalgemeenschap te bundelen.
Onlangs heeft de (blinde) advocaat Kerneels Lourens het land versteld doen staan. Hij won de door hem aangespannen zaak tegen de regering over uitvoering van de taalwet en de Hoge Raad bepaalde, onverwacht, dat de regering binnen twee jaar uitvoering moet geven aan het taalbeleid. Een overwinning voor de Zuid-Afrikaanse moedertalen, die maken dat De Klerk aan het einde van het vraaggesprek over het Afrikaans zegt: ‘Ek is seker nie moedeloos nie.’ Taal, onderwijs en (persoonlijke) ontwikkeling zijn in Zuid-Afrika onlosmakelijk met elkaar verbonden en ik denk terug aan de onlangs uitgesproken woorden van de alom gewaardeerde oud-ANC-strijder dr. Neville Alexander, die ooit samen met Mandela gevangen zat: ‘Die grooste probleem van Suid-Afrika is nie HIV/Aids nie, maar onderwys.’
Het Afrikaans is met ongeveer zes miljoen sprekers, achter Zoeloe en Xhosa, de derde moedertaal in Zuid-Afrika. Het Engels prijkt op een gedeelde vijfde plaats. De grootste groep Afrikaans-sprekenden zijn de zogenaamde kleurlingen (nazaten van VOC-zeelieden, de inheemse Khoisanvolkeren en slaven onder meer uit India, Indonesië en Madagascar) op de voet gevolgd door Afrikaanstalige blanken. Het Afrikaans is bij de zwarte meerderheidsbevolking niet belangrijk als moedertaal, maar naar schatting 10 miljoen van hen, vooral in delen van het land waar het Afrikaans traditioneel sterk staat, beheersen het Afrikaans als tweede of derde taal. Ook in buurland Namibië, dat formeel Engelstalig is, geldt het Afrikaans vooralsnog als de meest gesproken en begrepen taal.