van bisschop Desmond Tutu, als een goede poging om met het nooit voltooide apartheidsverleden om te gaan en voor het leiderschap van Nelson Mandela. Zuid-Afrika mag zich de status van gidsland aanmeten.
Dr. G.J. Schutte, emeritus hoogleraar geschiedenis, staat stil bij de beeldvorming over de Zuid-Afrikaanse kolonisten, boeren, landverhuizers, uitbuiters van de zwarten, of hoe ze ooit genoemd werden. Plots, rond 1880 veranderde dat. De Boeren werden de Geuzen van de negentiende eeuw, stamgenoten. Het paste geheel in het toenmalige streven naar versterking van de Nederlandse nationale identiteit. Na 1830 was Nederland geen grootmacht meer. De economische en sociale modernisering en de ontsluiting van Nederlands-Indië gaf adem aan een nieuw nationalisme: de Nederlandse stam was geboren: Nederlanders, Vlamingen en Afrikaners. Schutte spreekt in dit kader van Groot-Nederlandse belangstelling voor Zuid-Afrika, gestoeld op Nederlands nationalisme en onmiskenbaar ook op Nederlands imperialisme. Gegeven de internationale ontwikkelingen tijdens het interbellum waren er voldoende redenen om het Groot-Nederlandse ideaal te handhaven. Het Algemeen-Nederlands Verbond (dat vooral ontwikkelde Nederlanders aansprak) telde vele duizenden leden. Na 1960 had Nederland een nieuwe missie met betrekking tot het broedervolk: de plicht om de stamgenoten in het diepe zuiden te bevrijden uit de wildernis van de apartheid.
Bart de Graaff, hoofdredacteur van het tijdschrift Zuid-Afrika, staat eveneens stil bij de verhouding tussen Nederland en Zuid-Afrika. Hij ziet Nederland vooral in de ban van afropessimisme en besluit dat onverschilligheid vorige eeuwen toch het hoofdkenmerk van de relatie was. Professor G. Verbeeck (Leuven/Maastricht) onderzoekt hoe het nieuwe Zuid-Afrika zich na 1994 laat definiëren in de geschiedschrijving. Hij staat daarbij vooral stil bij de jongste algemene geschiedenis van het land, de in twee talen uitgebrachte Nuwe geskiedenis van Suid-Afrika van Hermann Giliomee en Bernard Mbenga. Het werd een mild boek, dat optimisme uitstraalt, kritisch is, maar niet verzandt in oeverloze maatschappijkritiek. Het boek schildert de huidige situatie af als een uitdaging tussen uitersten: de groeiende welvaartskloof en de expanderende economie, de hybride staat en politieke stabiliteit. Doemdenkers moeten hun kruit elders zoeken. Dr. Hans Ester (Nijmegen) en de Zuid-Afrikaanse Ena Jansen, hoogleraar aan de universiteit van Amsterdam, geven weer hoe de geschiedenis zich in de Zuid-Afrikaanse literatuur weerspiegeld heeft. Beide academici onderstrepen de rol van de literatuur, niet alleen als schuilplaats, maar ook om aan het leven deel te nemen (Jansen). Hoe meer diversiteit, des te meer erkenning van het vreemde en van de vreemdeling (Ester).
Bij de evaluatie van de postapartheid gaat dr. Th. Brinkel (faculteit Militaire Wetenschappen, Nederlandse Defensie Academie) verder in op een kwestie die S.W.Couwenberg reeds aan de orde gesteld had: volstaat het de grondwet te wijzigen om een nieuwe samenleving te creëren?
Th. Brinkel stelt dat de morele cultuur in Zuid-Afrika een gemengd beeld biedt. Positief zijn: de vrije pers, de vrije verkiezingen, de economie, vorderingen op het gebied van de samenhorigheid. Negatief is de neiging tot centralisme, de criminaliteit en de armoede. Een nieuwe generatie van Gandhi's, Mandela's en Tutu's is meer dan welkom.
Afsluiter van dit rijke dossier is een zeer gedegen analyse van vijftien jaar Zuid-Afrikabeleid van de Vlaamse regering. De Vlaamse Zuid-Afrikakenner Frank Judo, advocaat, wetenschappelijk medewerker aan het instituut voor constitutioneel recht van de Katholieke Universiteit van Leuven, beperkt zich wijselijk tot het Vlaams regeringsbeleid. Sinds 1993 heeft de Vlaamse deelstaat de buitenlandbevoegdheden die beantwoorden aan zijn binnenlandbevoegdheden: cultuur, onderwijs, welzijn, economie, vervoer, landbouw ... Het nieuwe Zuid-Afrika en de nieuwe Vlaamse deelstaat hebben dus samen moeten timmeren aan een nieuw beleid. Zowel het Vlaams Parlement als de beleidsmakers hebben een brede en omvattende samenwerking uitgetekend. De groeifasen en groeipijnen ervan worden met omzichtigheid en precisie ontleed. Het is duidelijk dat Frank Judo het resultaat niet onaardig vindt, maar nog hogere verwachtingen koestert.
Deze terugblik en evaluatie van de moderne geschiedenis van Zuid-Afrika biedt de lezer op vrij beknopte wijze zeer veel materie en zeer veel ingangen bij voortgezet zoeken.
Marc Cels