Neerlandia/Nederlands van Nu. Jaargang 112
(2008)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 44]
| |
Beleefdheid in Nederland en VlaanderenEen cliché over de verschillen tussen Nederlanders en Vlamingen is dat Vlamingen beleefder en gemanierder zijn. Op wetenschapsforum.nl schrijft een gebruiker: ‘De Belgen die ik ken, vinden Nederlanders vaak lomp en ongemanierd. Vooral het vrijwel meteen tutoyeren wordt als onbeleefd ervaren.’ Dat onbeleefde gedrag van Nederlanders begint al op scholen en universiteiten. Het gebruik van beleefde aanspreekvormen is aan Nederlandse universiteiten iets van vroeger. [...] In Nederland zijn Barabas en Zonnebloem ongeveer de enige geleerden die nog ‘professor’ worden genoemd. Vlaamse studenten spreken hun docenten daarentegen vrij consequent aan met ‘professor’. En een docent aan een Vlaamse universiteit zal een student niet snel met ‘je’ aanspreken of bij de voornaam noemen. Dat laatste is natuurlijk niet waar. Hiermee leggen we een aspect van het cultuurverschil tussen Vlaanderen en Nederland bloot. In Nederland zijn beleefdheidsvormen aan de universiteit misschien op hun retour, maar hoogleraren die eraan hechten de u- vorm te gebruiken tegenover studenten, zijn nog steeds geen uitzondering. [...] In Vlaanderen is het gebruik van beleefdheidsvormen tegen studenten niet zo gebruikelijk. [...] Terwijl in Vlaanderen het gebruik van informele aanspreekvormen tijdens doctoraatsverdedigingen vrij normaal is, is het in Nederland gewoonlijk ondenkbaar dat een promovendus zich tijdens de plechtigheid zo zou opstellen ten opzichte van zijn hoogleraren. Vlamingen en Nederlanders geven een verschillende invulling aan beleefdheid. Maar het idee dat Hollanders lomp zijn en Vlamingen de beleefdheid zelve, doet geen recht aan de subtiliteit van het cultuurverschil.
(uit: Albert Oosterhof, ‘Is alleen de professor “geachte heer”?’. In: Over taal, jg. 47 (2008), nr. 3, p. 65) | |
Peter Smulders 25 jaar bij Onze TaalHet genootschap Onze Taal heeft verschillende bloedgroepen binnen het ledenbestand. Het meest uitgesproken zijn de ‘barricadisten’ aan de ene kant en de relativisten aan de andere kant. De eersten klagen over ‘taalverloedering’, strijden tegen ‘de Engelse ziekte’ en constateren een dalend niveau van taalbeheersing onder de jeugd. Zij pleiten voor actie. De tweede groep spreekt van natuurlijke taalverandering, relativeert de invloed van het Engels en zegt dat jeremiades over het slechte taalgebruik van de jeugd van alle tijden zijn. Taalverandering is niet te sturen en niet tegen te houden, is hun mening. Waar staat Smulders zelf? Diplomatiek: ‘Wij zijn een vereniging van taalliefhebbers. Ik vind dat iedereen gehoord moet worden, ook de klagers.’
(uit: Jan Erik Grezel, ‘“Deze club wil ik graag bij elkaar houden” - Peter Smulders 25 jaar bij Onze Taal’. In: Onze Taal, jg. 77 (2008), nr. 9, pp. 242-244) | |
Zakelijke taalEr is iets met zakelijke taal waardoor we onze natuurlijke manier van spreken en schrijven gaan vervangen door moeilijke woorden, gekunstelde constructies en wollige formuleringen. Toch zijn duidelijkheid en ondubbelzinnigheid net in zakelijke teksten van het grootste belang. Nu hoor je me natuurlijk niet beweren dat we ambtelijke en juridische teksten moeten gaan opstellen in de taal die we onder vrienden of op familiefeestjes spreken, maar het mag allemaal een stuk vlotter en doorzichtiger. Al lijkt niet iedereen het daarover met me eens te zijn. Behoudens, benevens en betreffende klinken immers een pak indrukwekkender dan behalve, ook en over. Wie zonder verpinken woorden als desalniettemin en deswege over de lippen krijgt, moet wel beter op de hoogte zijn dan iemand die genoegen neemt met toch en daarom. Het wel zeer vreemde gevolg is dat we vaak meer belang hechten aan iemands woorden naarmate we er minder van | |
[pagina 45]
| |
begrijpen. Politici weten dat al jaren en zijn dan ook niet voor niets de keizers van het wollige taalgebruik. In de politiek gebeurt alles ten behoeve van de burger of naar de burger toe. Daar komen heel wat modaliteiten bij kijken, al is alles tegenwoordig natuurlijk een kwestie van perceptie. Giet daar nog een sausje van jegens, krachtens en nopens overheen, en de boodschap - wat die ook mag zijn - moet wel een hoger belang dienen. (uit: Sara Brouckaert, ‘Een kwestie van perceptie’. In: Ad Rem - Tijdschrift voor zakelijke communicatie, jg. 22 (2008), nr. 4, p. 1) |
|