| |
| |
| |
Nederlands van Nu
Jaargang 56 - september 2008
Waarom zijn historische woordenboeken zo boeiend?
WNT: niet alleen maar om woorden in op te zoeken
Dick Wortel
Het Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) staat of stond in de boekenkast van menig burger in Nederland en Vlaanderen. Velen hadden het ervoor over om bijna drie meter kastruimte daarvoor in te ruimen. Wat bezielt de gewone, vaak niet gestudeerd hebbende Nederlanders en Vlamingen om zich dit woordenboek aan te schaffen, het te bezitten, ja zelfs te koesteren als kostbaar bezit? Een compleet WNT kostte in de tijd van verschijnen bijna evenveel als een kleine auto. Het WNT diende in ieder geval niet voor het snel opzoeken van woorden. Daarvoor is het WNT niet handzaam genoeg, te zwaar en te dik. Het snel opzoeken van een woord valt dikwijls tegen vanwege de alfabetische ordening en ouderwetse spelling. Daarvoor hebben veel burgers een editie van Van Dale in een andere kast staan.
| |
Breed publiek of alleen de wetenschappers
Het Woordenboek der Nederlandsche Taal is voltooid in 1998 en bestaat uit ruim veertig delen. In het WNT worden bijna 400.000 woorden behandeld in bijna 40.000 ingangen. De betekenissen worden geïllustreerd door naar schatting 4.000.000 citaten. Toen Matthias de Vries zijn plannen voor het vervaardigen van een groot Nederlands woordenboek uitwerkte rond 1850, wilde hij het WNT bestemmen voor het gewone volk, dat door middel van zijn woordenboek kennis kon maken met de rijkdom van de Nederlandse taal. Na het overlijden van De Vries in 1892 werd het WNT gaandeweg omgevormd tot een wetenschappelijk woordenboek, minder voor dat gewone volk, maar meer voor wetenschappers, nog specifieker voor taalwetenschappers. De metataal werd verwetenschappelijkt door het gebruik van taalkundige termen en het aantal bronnen werd aanzienlijk uitgebreid. Ook de lemma's werden steeds gedetailleerder en langer. Zo werd het WNT een woordenboek voor taalwetenschappers en taalhistorici. Nog altijd werpt het WNT zijn wetenschappelijke vruchten af. Het is nog steeds een belangrijke bron voor allen die de historische taalkunde beoefenen. Onmisbaar voor filologen die een oude tekst willen editeren en voor historici en archivarissen die bezig zijn met historische teksten. Maar wil dat zeggen dat gewone taalgebruikers niets meer te zoeken hebben in dat grote Nederlandse woordenboek, waaraan meer dan anderhalve eeuw is gewerkt door vijf generaties redacteuren? Juist voor hen valt er veel te genieten en te leren van het woordenboek.
| |
Meer dan alleen maar de woordenschat
Het WNT beschrijft elk woord dat in de algemene taal werd aangetroffen tussen 1500 en 1976, de afsluitdatum van het WNT. In de negentiende eeuw zouden alleen zuiver Nederlandse woorden in het woordenboek worden opgenomen. Hun betekenissen worden gegeven en hun gebruik zou worden geïllustreerd aan de hand van citaten uit werken van de beste Nederlandse auteurs. Voor De Vries waren dat schrijvers als Vondel, Hooft en Huygens voor de zeventiende eeuw, en uit zijn eigen tijd voornamelijk Bilderdijk, Beets en Van Lennep. En natuurlijk veel citaten uit de Statenbijbel van 1637. Want er moest ook nog worden opgevoed.
De Vries beschikte over ongeveer duizend bronnen waaruit citaten werden geput, in 1976 waren dat er bijna tienmaal zo veel, die niet meer uitsluitend afkomstig waren uit letterkundige werken, maar ook uit allerlei wetenschappelijke verhandelingen over de meest uiteenlopende wetenschappelijke disciplines. Daarnaast zijn veel citaten genomen uit talloze etymologische woordenboeken, dialectwoordenboeken, vakwoordenboeken, idiotica en andere taalkundige en algemeen wetenschappelijke werken, naslagwerken, encyclopedieën en dergelijke. Al die bronnen bestrijken alle maatschappelijke en wetenschappelijke domeinen. De literaire bronnen omvatten niet alleen de echte literatuur van bekende en hooggewaardeerde auteurs, maar ook werken
| |
| |
van mindere en onbekende schrijvers, of van anonieme schrijvers. Volksboeken naast echte literatuur, kluchten naast hoogstaande toneelwerken, rijmelarij naast ware dichtkunst. Ook teksten van ruwe zeebonken in hun scheepsjournaals, dagboeken van pastoors en dominees, en allerlei geschriften van gewone burgers maken deel uit van het citatenmateriaal. Je leest schrijftaal en deftige ambtelijke taal naast spreektaal, volkstaal en boeventaal. Dialecten naast de algemene taal. Daarmee is het WNT een prachtig werk om in te grasduinen en om in te lezen. Elk lemma bevat een schat aan informatie over een woord en zijn maatschappelijk gebruik.
| |
De spelling
Allereerst valt de spelling van een woord op. In het WNT zijn de ingangen gespeld volgens de spelling van De Vries en Te Winkel, die zij overigens speciaal voor het woordenboek bedachten. Al snel valt het verschil in spelling op van het woord in de citaten. Vroeger was er geen geüniformeerde spelling. In de citaten worden dezelfde woorden ook nog eens verschillend gespeld, soms kennelijk volgens de gangbare uitspraak die vaak nog een regionale klank kende. Schrijvers probeerden soms voor hun eigen proza een consequente spelling te ontwerpen, zoals P.C. Hooft. Schrijvers wilden overal in het taalgebied gelezen en begrepen kunnen worden. In de achttiende en negentiende eeuw worden de spellingsverschillen minder in het Nederlands, maar aan de citaten uit Vlaamse bronnen kun je zien dat het verschil met de Nederlandse citaten steeds groter wordt. Terwijl in Nederland de spelling ae voor de aa in onbruik was geraakt, laten de Vlaamse citaten zien dat bijvoorbeeld bij Conscience rond 1850 ae voor aa nog heel gewoon is.
| |
Het kopje
Onmiddellijk na het lemma, in het kopje, staat allerlei informatie over de grammaticale eigenschapen van een woord: het geslacht, de meervoudsvormen, de hoofdtijden bij werkwoorden. Bij het geslacht wordt dikwijls vermeld dat het woord in oudere taalfasen een ander geslacht heeft gehad. De vervoeging van sommige werkwoorden is veranderd: sterke werkwoorden zijn zwak geworden. Allemaal informatie die in een gewoon woordenboek niet te vinden is. In het kopje staat ook etymologische informatie. De afkomst van het woord wordt beschreven. Waar komt het woord vandaan? Voordat woorden in de Nederlandse taal werden opgenomen, hadden ze dikwijls een lange geschiedenis achter de rug. Ze blijken al in nog oudere taalfasen voor te komen, in het Germaans, het West-Germaans of Indo-Germaans. Er wordt ook aangegeven of het woord familie heeft in aanverwante moderne talen, zoals het Engels, Duits, Noors, Zweeds, Deens. Er worden Latijnse of Oudfranse vormen
gegeven. Bij woorden die na 1500 in onze taal terecht zijn gekomen, wordt aangegeven uit welke taal ze zijn overgenomen en wanneer. De term verouderd geeft aan dat het woord weer uit de taal is verdwenen.
| |
Dialecten, sociolecten en vaktaal
Interessant zijn de dialecten. Woorden die uit de algemene taal zijn verdwenen, leven vaak voort in een dialect. Woorden hebben in een dialect een betekenis die in de algemene taal verouderd of zelfs geheel onbekend is. Dialecten zijn om die reden belangrijk voor taalhistorici. De lexicograaf merkt dat fenomeen vaak, maar niet altijd, op in het kopje. Voor gewone gebruikers, zeker voor hen die nog een dialect beheersen, is dat interessant. Bewijzen voor de waarde van hun dialect vinden zij in het WNT. Zij zien zelf hoe oud hun dialect is en hoe waardevol om dat te behouden voor de toekomst. Het komt immers vaak voor dat een dialectwoord ook in de algemene taal bekend is, maar in een andere betekenis. Een dergelijk procedé is ook te zien bij woorden in allerlei sociolecten. Dure woorden uit de taal van de bovenlaag van de maatschappij gaan over in het taalgebruik van de lagere burgerij. Omgekeerd gaan er ook woorden uit het Bargoens en Jiddisch over naar de algemene taal en worden dan ‘nette’ woorden. Het levensverhaal van die woorden wordt in het WNT verteld. Dezelfde boeiende ervaring kan de lezer ondergaan bij vaktermen. Vaak zie je dan dat een term in een bepaalde wetenschap of in een bepaald technisch vakgebied wordt gebruikt en vervolgens een tweede leven begint als woord in de algemene taal, met dezelfde of een bredere betekenis.
| |
De betekenissen
Daarna volgen de betekenissen van het woord. De grote hoeveelheid betekenissen valt direct op. Sommige woorden hebben maar één betekenis, maar verreweg de meeste hebben er meer, soms zelfs heel veel. De betekenissen zijn
| |
| |
genummerd met een cijfer, die zijn vaak weer onderverdeeld met letters, en die weer met Griekse letters en ook die hebben vaak ook weer een onderverdeling. Een betekenis heeft soms ook weer een schrapje, een liggend streepje, een zogenaamd kastlijntje. Daarachter staan vaak de verbindingen, uitdrukkingen en spreekwoorden, waarin het trefwoord voorkomt. Aan het eind van de betekenissen volgen dan nog de afleidingen en de samenstellingen met het woord als eerste of als tweede lid. De oudste betekenissen komen het eerst, de nieuwere betekenissen volgen dan. Meteen is het duidelijk hoe betekenissen opkomen, weer verdwijnen, elkaar beïnvloeden, uit elkaar voortkomen of juist in elkaar opgaan. Elk woord heeft zijn eigen geschiedenis die in het lemma duidelijk wordt verteld. Het woord trein betekende in de zeventiende eeuw ‘een stoet van rijtuigen die een hooggeplaatste persoon volgden’, bijvoorbeeld een ambassadeur of een vorst die op reis gaat. Al die rijtuigen reden achter elkaar. Door uitbreiding van de betekenis kon het woord trein uiteindelijk de moderne betekenis in het spoorwegwezen krijgen. Talrijke voorbeelden zijn in het woordenboek te vinden.
| |
De citaten
Voor heel veel bezitters van het woordenboek zijn de citaten in een lemma het belangrijkste. Voor wetenschappers zijn citaten alleen maar de vindplaatsen van een woord of een bewijsplaats waarin een woord in de vermelde betekenis voorkomt. Voor de gebruikers zijn de citaten de vertellers van het verhaal van het woord. In alle soorten contexten kan een woord voorkomen. In religieuze teksten uit de zestiende of zeventiende eeuw, die door calvinisten zijn geschreven, zijn woorden als katholiek, rooms of paus vaak negatief als termen uit een religie die door hen verworpen werd. In teksten van katholieke schrijvers is juist het tegenovergestelde het geval. Daar worden juist calvinistische woorden met een negatieve connotatie van afkeuring en verwerping gebruikt. De citaten illustreren niet alleen de betekenis, maar ook de historische en cultuurhistorische achtergrond van een woord in bepaalde periodes. Het lemma vrouw geeft niet alleen de betekenissen van het woord vrouw, maar laat in zijn citaten uit poëtica, literaire en wetenschappelijke medische werken, ook zien hoe de maatschappelijke positie van vrouwen eruitzag in voorgaande eeuwen. De citaten laten ook zien welke eigenschappen haar werden toegedicht, als inspiratie voor dichters, als verleidster die een man in het verderf stort, als moeder, als geëmancipeerde deelneemster aan de samenleving. Citaten zijn er in verheven, poëtische taal, maar ook platvloerse volkstaal. De betekenissen zijn gebonden aan de periode waarin het citaat werd geschreven. Het tijdsbeeld komt in de citaten duidelijk naar voren. Het woordenboek geeft daarmee een staalkaart van de politieke, sociale en culturele geschiedenis van Nederland en Vlaanderen. Van de politieke situatie aan het eind van de zestiende eeuw, langs de Gouden Eeuw, langs de Franse overheersing aan het eind van de achttiende eeuw, en langs de scheiding der Nederlanden in de
negentiende eeuw, langs de Tweede Wereldoorlog tot de revolutionaire jaren zeventig. Dat alles weerspiegelt zich in de citaten.
| |
De bronnen
In de beginperiode van het WNT, tot ongeveer 1900, warden alleen werken als bron gebruikt die hoogstaande literatuur bevatten. Bekende en gerenommeerde auteurs werden geëxcerpeerd voor het woordenboek. Ook religieuze en christelijke literatuur kwam in aanmerking om voor het woordenboek als materiaal te worden gebruikt. Daarna werden ook andere werken toegevoegd aan het bronnenmateriaal. Minder gewaardeerde auteurs werden geëxcerpeerd, non-fictie werd toegevoegd, ambtelijke en juridische bronnen kwamen erbij. Het woordenboek beschreef meer en meer taallagen. Vergeten auteurs verschenen in de kolommen van het WNT met een citaat. Van bekende auteurs werden ook onbekende werken geëxcerpeerd. Het bronnenmateriaal geeft dus een vrijwel compleet beeld van alles wat er is gepubliceerd.
De citaten zijn voor het grootste deel afkomstig uit wat in druk is verschenen. Op een enkele uitzondering na zijn het ook onvertaalde boeken, dus oorspronkelijk Nederlandse boeken. In de zeventiende eeuw bijvoorbeeld waren de uitgevers zeer actief. Er verscheen zeer veel. En een groot deel van de uitgegeven boeken zijn voor altijd bewaard in het citatenmateriaal van het woordenboek. Schrijvers die nu allang vergeten zijn en niet meer gelezen worden, niet eens meer worden genoemd in de literatuurgeschiedenissen, zijn nog aanwezig in het citatenmateriaal. Veel van die vergeten auteurs zijn in het woordenboek terechtgekomen omdat ze wel werden gewaardeerd door de WNT-redacteur die een woord aan het bewerken was. Boekenoogen had veel belangstelling voor volksboeken en heeft er zelf veel als teksteditie uitgegeven, Kruyskamp had zelf een zeer grote verzameling zeventiende- en achttiende-eeuwse triviale literatuur, met veel kluchten en met Jacob Campo Weyerman. Knuttel kende veel socialistische auteurs die hij in zijn lemma's citeerde, zoals Henriëtte Roland Holst, Herman Heyermans, J.J. Cremer en vele anderen. Een redacteur als A. Beets nam dan weer veel religieuze citaten en Bijbelcitaten op. Er is dan ook een grote variatie in het gehonoreerde citatenmateriaal.
| |
Het woordenboek als leesboek
Vanwege de citaten is het WNT ook een leesbaar woordenboek geworden. Het bevat een enorme hoeveelheid informatie. In de betekenissen en zeker ook in de citaten
| |
| |
staat heel veel encyclopedische informatie. Dier- en plantensoorten worden in citaten uit biologische werken uitvoerig beschreven, de planten dikwijls met hun Latijnse benaming en met hun benaming in de verschillende regio's van het taalgebied. Natuurwetenschappelijke termen worden in de citaten uit vakboeken gedefinieerd en uitgelegd. Juridische termen zijn dikwijls afkomstig uit rechtskundige bronnen en worden verduidelijkt door zorgvuldig uitgekozen citaten. Literaire citaten die dit soort vaktermen bevatten, geven vaak een aanvulling op het niet vakmatig en overdrachtelijk gebruik van deze vaktermen in de algemene taal.
Bezitters van de veertig delen van het WNT koesteren het als een kostbaar bezit. Het is een bron van universele kennis, in de meest letterlijke zin van het woord. Ze pakken een willekeurig deel uit hun kast en lezen een willekeurig artikel.
| |
Om verder te lezen
Over het WNT zijn talrijke publicaties verschenen. Een overzicht daarvan is te vinden op de website van het Instituut voor Nederlandse Lexicologie (INL) in Leiden (www.inl.nl). Het WNT is als elektronisch bestand te raadplegen op wnt.inl.nl.
Inspirerend voor dit artikel is John Considine, ‘Why do large historical dictionaries give so much pleasure to their owners and users?’. In: Thiery Fontenelle e.a. (red.), Euralex '98. Actes. Proceedings vol. II., Université de Liège, Départements d'anglais et de néerlandais, 1998.
F. Heyvaert e.a. (red.), Het grootste woordenboek ter wereld. Een kijkje achter de kolommen van het Woordenboek der Nederlandsche Taal. Den Haag, Antwerpen, 1998.
P.G.J. van Sterkenburg, Het Woordenboek der Nederlandsche Taal. Portret van een taalmonument. Den Haag, 1992.
|
|