Neerlandia/Nederlands van Nu. Jaargang 112
(2008)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |
Literatuur
| |
[pagina 10]
| |
blijft, ondanks haar jarenlange verblijf in Nederland, nauw met Zuid-Afrika verbonden, zoals ze het in het gedicht ‘Opgawe’ stelt: ‘Ek ondervra die verlede nog steeds, /sprokkel destyds gesmokkelde brokkies liriek’ (568).
Herinneringen aan Zuid-Afrika en aan haar jeugd komen in de poëzie van Elisabeth Eybers steeds bovendrijven. Soms lijken ze haar sociale en politieke onbetrokkenheid te bevestigen. In het gedicht ‘Uitgewekene’ geeft ze aan dat deze herinneringen niets te maken hebben met ‘[o]nreg en honger en opstand’ (638). Vanuit Nederland kijkt ze met nostalgie terug op een als idyllisch ervaren jeugd. In ‘Nostalgiese vers’ omfloerst de zeemzoete herinnering zelfs de harde realiteit van het leven in de township: Die aandklok tingel en die lied
uit die vereilande lokasie
bly vlaag op donker vlaag aanspoel:
veelstemmige, bedwelmende verdriet. (442)
In dit gedicht ironiseert Eybers haar eigen nostalgische mijmeringen. Niet alleen nostalgie, ook de ouderdom doet Eybers met gelatenheid en berusting naar het leven kijken, zelfs naar ‘die welwillende deurmekaarheid van goed en kwaad’ (559). Er schuilt echter een addertje onder het gras: de volgende generatie zal moeten boeten voor haar gebrek aan strijdlustig engagement.
Waar Elisabeth Eybers in een aantal gedichten haar gebrek aan engagement etaleert en soms ook ironiseert, neemt ze in andere gedichten een ondubbelzinnig standpunt in tegen de apartheid in Zuid-Afrika. Ze laat over haar volledige afwijzing van de apartheid niet de minste twijfel bestaan. Reeds toen Elisabeth Eybers nog in Zuid-Afrika leefde, heeft ze zich in enkele gedichten kritisch over de apartheid uitgelaten. In het bekende gedicht ‘Wespark’ geeft ze aan dat de dood iedereen gelijk maakt. In ‘Ongeluk in Fordsburg’ over de dood bij een auto-ongeluk van een zwarte vuilnisman stelt ze God de vraag: ‘God ... is U genade ook so uitsoekerig?’ (179). In ‘Maan’ beschrijft Eybers de apartheid als een onvolkomenheid van het bestaan op aarde. In ‘Welvaart’ en ‘Magnaat’ wordt de zucht van de mens naar geld en bezit verantwoordelijk gesteld voor de apartheid. Tegelijkertijd klinkt de waarschuwing dat er een tijd van vereffening zal aanbreken. Het stichten van een blanke volks-staat in het gedicht ‘Kontrasfoto’ om toch maar ‘smetloos en apart’ te kunnen blijven, wordt als het bouwen van een ‘kerker’ (440) voorgesteld. Eybers hekelt herhaaldelijk gewezen vrienden en Zuid-Afrikaners die kritiek op haar hebben omdat ze zich in Nederland in een nieuw Sodom zou bevinden, zoals in ‘Alternatief’, omdat ze ook in het Engels dicht, zoals in ‘Tweetalig’ uit Valreep/Stirrup-cup, of omdat ze de Nederlandse identiteit aangenomen heeft zoals in ‘Naturalisasie’. In het gedicht ‘Ontheemde’ wordt haar de vraag gesteld waarom ze in Nederland wil blijven wonen, waarop ze het volgende antwoord geeft: argwaan en haat is te verdra
tussen gelykgeregtigdes wat nie
verordenend mekaar verneder,
menswees met rubbertjap betwis.
Hoekom huiwer ek om te vra:
my broer, my natuurgenoot,
word ons kinders terreurloos groot?
- En die onbetaalde gelag van die verlede? (506)
De scherpste kritiek op de apartheid spreekt ze uit in het gebalde gedicht ‘Regspraak’ met het verduidelijkende onderschrift by die dood van Steve Biko: Mite van uitverkorenheid
verhef ons bo die later leer
van naasteskap maar demonstreer
met raakgeplante vuis die feit
dat skending van 'n medemens
intiem aan selfontering grens. (438)
Elisabeth Eybers heeft voornamelijk haar eigen leven in gedichten beschreven. Dat betekent echter niet dat ze zich afgesloten heeft van de politieke situatie in Zuid-Afrika. In een aantal gedichten heeft ze zich bijzonder kritisch over het apartheidsbeleid en haar taalgenoten uitgelaten. Deze gedichten, weliswaar niet bijzonder talrijk, drukken ondubbelzinnig haar houding tegenover de apartheid uit. Ze zijn meestal erg bijtend en soms heftig emotioneel. In deze gedichten is er van ironische distantiëring geen sprake, maar overheerst directe zeggingskracht. Deze gedichten verbreden het dichterlijke palet van Elisabeth Eybers en zijn een belangrijk onderdeel van haar werk. |