Neerlandia/Nederlands van Nu. Jaargang 112
(2008)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 44]
| |
VerengelsingWat heeft productiemaatschappij Kasander Films en regisseur Ben Sombogaart bezield toen zij besloten Kruistocht in spijkerbroek in het Engels te verfilmen? Het veelgeprezen boek van Thea Beckman [...] valt ten prooi aan de niet te stuiten drang om de Nederlandse cultuur te internationaliseren en daardoor grotendeels te marginaliseren. Waarom doen Nederlanders altijd zo snel concessies als het om de eigen cultuur gaat? Is dit een gebrek aan eigenwaarde, of erger: een gebrek aan besef van een eigen Nederlandse cultuur? [...] Dat een klein taalgebied zich ook anders kan opstellen, bewijzen de Zweden met hun IKEA-concern. Alle productnamen zijn in de Zweedse taal, je wordt in het Zweeds (en twaalf andere talen) welkom geheten en zelfs de bedrijfskleuren stellen de Zweedse vlag voor. Waarom weet in de wereld niemand dat Philips - met z'n ‘Sense and simplicity’ - een Nederlands bedrijf is? Om terug te keren naar de filmindustrie: onlangs keek ik met mijn dochters naar de Deense kinderspeelfilm Miraklet i Valby, met eenzelfde onderwerp als Kruistocht in spijkerbroek, namelijk een tijdreis naar de Middeleeuwen. Waarom hebben die Denen hun film niet in het Engels gedraaid maar ‘gewoon’ in het Deens? Het antwoord is simpel: het komt gewoon niet bij ze op. De Scandinavische film is zo'n goed product juist omdát het Scandinavisch is en dus in de originele taal verfilmd moet worden. En is het geen verademing om niet steeds ‘I love you’ en ‘hi’ te horen maar ook eens ‘Jeg elsker dig’ en ‘hej’?
(uit: René Steenmeijer, ‘Kruistocht voor het Nederlands’. In: Onze Taal, jg. 76 (2007), nr. 11, p. 307) | |
DBNL-zoekmachineDeze maand is de zoekmachine die het speuren in selecties van de DBNL mogelijk maakt eindelijk online gegaan: www.dbnl.org/zoeken/zoekeninteksten. En daarmee kan het analytische werk van letterkundigen, historici en ook etymologen in een stroomversnelling gebracht worden. Maar ook het algemene publiek kan aan de slag, bijvoorbeeld met het onderzoekje naar het voorkomen van het woord straf in de bij de DBNL beschikbare jeugdliteratuur. Het kost nauwelijks tien minuten. Het geeft de volgende saillante, maar niet geheel onverwachte uitkomsten: in de 75 jeugdtitels van vóór 1900 komt het woord in totaal 148 keer voor (een gemiddelde van 1,97 keer per titel), in de periode 1901-1950 is dat 110 keer op een totaal van 68 jeugdtitels (een gemiddelde van 1,62 keer per titel), en na 1950 komt het woord opeens nog maar 25 keer voor op een totaal van 39 jeugdtitels (een gemiddelde van 0,64 keer per titel). Dergelijke cijfers bieden een stevige grondslag voor verder onderzoek. Een van de standaardopties van de zoekmachine is het sorteren van de zoekresultaten op datering. En dit biedt perspectieven voor onderzoekers als Nicoline van der Sijs, en voor iedereen (en dat kunnen ook leken zijn) die haar bevindingen uit 2001 tegen het licht willen houden. [...] Met de nieuwe DBNL-zoekmachine komt nu zo'n loep of microscoop beschikbaar, als is ‘röntgenapparaat’ misschien een betere metafoor: het apparaat kan gericht worden op willekeurig welk onderdeel van de Nederlandse taal- en letterkunde (voorzover voorhanden in de DBNL), en dat onderdeel wordt vervolgens doorgelicht op het voorkomen van bepaalde (combinaties van) woorden. Wanneer vervolgens de zoekresultaten (in de vorm van korte citaten) in chronologische volgorde worden opgevraagd, is het heel eenvoudig een eerste analyse op het materiaal uit te voeren. Die analyse blijft overigens mensenwerk: spellingvarianten, homoniemen, eigennamen, zetfouten en digitaliseringsfouten kunnen het beeld vertroebelen.
(uit: René van Stipriaan, ‘Hoe onze woorden snel ouder worden - De introductie van de DBNL-zoekmachine’. In: Onze Taal, jg. 76 (2007), nr. 12, p. 336-339) | |
Symposium Ons Erfdeel over talenDe derde sessie was die van de beleidsmakers. Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming Frank Vandenbroucke zette meteen de toon. Zo mogelijk nog méér dan vroeger is taal | |
[pagina 45]
| |
een sociale kwestie, zei hij. Voor de specifieke problemen in de Rand rond Brussel hanteert hij een taalpolitieke logica. Taal is een essentieel onderdeel van gemeenschapsvorming. Op de traditionele Franstaligen die zich in de Rand hebben gevestigd en die elke integratie blijven weigeren, krijgt de Vlaamse overheid weinig greep. Maar de anderstaligen in het gebied vormen, veel meer dan vroeger, een bont gezelschap. In het gebied bij Halle en Vilvoorde is meer dan de helft van de werkzoekenden anderstalig. De Vlaamse overheid hoopt die groepen te kunnen benaderen wanneer ze met die overheid in contact komen. Voor de school, voor het werk, om te wonen. Als minister van Onderwijs volgt Vandenbroucke een andere logica. In onderwijs richt hij zich hoofdzakelijk op een gelijkekansenbeleid. Taalrelativisme is de vijand van gelijkheid, zei de minister. In Vlaanderen blijft de kloof tussen gebruikstaal en standaardtaal zeer diep. Nieuwkomers krijgen die standaard dus maar in beperkte mate te horen. Daarom is de minister géén voorstander van meertalig onderwijs, of van de immersion, de onderdompeling in de andere taal, waar Franstalige Belgische politici zo sterk in geloven. Wat Vlamingen, en vooral de nieuwkomers onder hen, op de eerste plaats nodig hebben, is een taalbad Standaardnederlands.
(uit: Geert van Istendael, ‘Overeind in Babel - Symposium in het Egmontpaleis’. In: Ons Erfdeel, jg. 50 (2007), nr. 4, pp. 82-89) | |
Uitspraak- en intonatiegidsHoe bent u ertoe gekomen om een uitspraak- en intonatiegids voor het Nederlands te schrijven? Het boek is ontstaan vanuit mijn praktijkervaring. Ik doceer stem- en spraakvaardigheid en merkte dat mijn studenten méér nodig hadden dan alleen mijn cursus. Als ze thuis oefenden, dan wisten ze niet meer of het goed was. Wat ze eigenlijk nodig hadden, waren referentiepunten, om te horen hoe het moest. Ik ben toen begonnen met het maken van geluidsbandjes, maar dat gaf veel ruis en het was niet professioneel genoeg. Bovendien moest ik elk jaar opnieuw bandjes maken. Tegelijkertijd bleek er ook op de VRT behoefte aan een degelijke gids, een houvast voor de microfoonmedewerkers. Er bestond gewoonweg niet zoiets als mijn boek. De grote troef is dat er een cd bij zit, waarmee je kunt oefenen en waarop alle aspecten die belangrijk zijn in de media aan bod komen, dus niet alleen uitspraak, maar ook stemplaatsing en intonatie. Intonatie voor media is zeer specifiek en het was tot nu toe nog niet beschreven. U bent uw boek momenteel aan het herschrijven. Waarom? Het boek heeft een succes gekend dat ik echt niet verwacht had. Het was oorspronkelijk bedoeld voor mijn studenten en voor iedereen die in de media of voor de microfoon werkt. Ik was al blij dat ik die groep kon helpen. Nu merken we echter dat het ook in verschillende andere opleidingen gebruikt wordt, zoals in de lerarenopleiding. Ik vind daarom dat ik mijn verantwoordelijkheid moet nemen. Die mensen uit andere opleidingen missen stukken, omdat het boek oorspronkelijk niet voor hen bedoeld was. Mensen uit de lerarenopleiding bijvoorbeeld, die moeten luider leren spreken, zonder in toonhoogte te stijgen. Dat is hun grootste fout; vandaar dat leraren dikwijls stemproblemen krijgen. Ik ga het boek dus bijwerken om aan een breder publiek tegemoet te komen. Ik zou ook graag voor elke dialectgroep specifieke tips en oefeningen uitwerken, maar daar moet ik eerst nog wat onderzoek voor doen. Er komt ook een nieuwe cd. We gaan hem verjongen, met andere voorbeeldjournaals. Het moet leven vind ik, want ik ben die journaals ondertussen ook beu. Het moet frisser. [...] Mijn doel is om van het nieuwe boek een uitspraak- en intonatiegids te maken voor iedereen, behalve anderstaligen, die zijn stem voor zijn beroep veel gebruikt.
(Eveline Van Renterghem, ‘Bernadette Timmermans: klink klaar!’. In: Over taal, jg. 46 (2007), nr. 4, pp. 98-100) | |
Taal in sollicitatiebrievenDe rekruteerders die zowel op de inhoud als op de vorm van een sollicitatiebrief letten, geven aan dat verschillende elementen in het taalgebruik van kandidaten aan de basis van een afwijzing kunnen liggen. Taal- en spelfouten vormen hier het grootste probleem: 18% van de rekruteerders selecteert geen kandidaten die verschillende taal- en spelfouten maken in hun brief; voor eveneens 18% is één taal- of spelfout al voldoende om de kandidaat niet voor een gesprek uit te nodigen. Dt-fouten kunnen voor 14% van de rekruteerders niet door de beugel. Ook op andere vlakken dan spelling en talige correctheid kan het taalgebruik voor een negatieve beoordeling zorgen. Voor 14% van de rekruteerders resulteren dialectwoorden of spreektalige woorden in een afwijzing. Ook de keuze voor een ongepast (te assertief, te directief of te familiair) register wordt door 14% niet aanvaard. Zoals altijd gaat het ook hier om een evenwichtsoefening: rekruteerders keuren zowel on-verzorgd als gekunsteld taalgebruik af.
(Els Hendrickx, ‘Taalgebruik in sollicitatiebrieven: het oordeel van rekruteerders’. In: Ad Rem - Tijdschrift voor zakelijke communicatie, jg. 21 (2007), nr. 6, pp. 6-9) |
|