mozer. Maar het suffix -er(e) kon in Wallonië nog een ander lot ondergaan. In het Waals worden nl. de clusters pre, tre, kre tot p, t, k gereduceerd. Prop is ‘propre’, met is ‘mettre’ en angk is ‘encre’. Zo vertaalden en reduceerden ze De Back(e)re tot Lebacq, De Cremer tot Decrem, De Ruit(e)re tot Leruitte en De Saegere, De Zager tot Lezaack.
De spellingen Boël, Soëns geven een Franse uitspraak weer van Boel, Soens. En Huysentruyt wordt voor Walen ‘huit cents truites’ of ‘achthonderd forellen’.
Vaak ook werd de Nederlandse stemhebbende v als w begrepen en geschreven. En zo kregen we de familienamen Wanaverbecq(ue) < van Haverbeke, Wandenberg < van den Berge, Wanderpepen < van der Pijpen, Wanderstein < van der Steen, Wanderstrick < van der Streek, Wandervelle < van der Velde, Wandevoir < van der Voorde, Wanduicq < van Dyck, Wandwingor < van de Wijngaert, Wannebroucq < van den Broek, Wanecq < van Hecke, Wanesse < van Esse, Wanpoutre < van der Poorte, Wanwinckue < van den Winkel. Het spectaculairste voorbeeld van een onherkenbaar geworden voorzetsel van in een Waalse familienaam is de naam in de varianten Vasamuliet, Vasamillet(te), Vasamiliet(te), Vassamil(l)et, Vassanillet, Wasamutiat, die over van Samuliet, van Zanduliet uit van Zandvliet is verhaspeld.
Maar denk nu niet dat wij, Nederlandstaligen, het beter doen. Wij doen precies hetzelfde. Heeft het Frans een eindaccent, het Nederlands heeft een aanvangsaccent. In plaats van Delacroix zeggen we Delacroix en dat verkeerde accent leggen we ook op Delagrange, Delahousse, Delaoutre. In Deveneyns uit Defenain wordt de zelfs dee uitgesproken. Hetzelfde doen we met de in het Frans onbeklemtoonde aanloop du ‘van den’: Dujardin wordt Dujardin, en zo ook zeggen we Dumortier, Dumoulin, Duponcel, Duquesnoy, Duvosquel enz. Zelfs autochtone van-namen krijgen soms een fout aanvangsaccent, bv. Van Parijs, Vandenavenne, Vandemarliere. Ook Nederlanders doen dat met bv. Thorbecke, dat eigenlijk Thorbecke hoorde te luiden, want de naam is eigenlijk to der Becke, d.i. ter beke.
De laatste tijd valt me hoe langer hoe meer op dat Vlaamse nieuwslezers de doffe e in Franse namen met ee uitspreken, alsof er é stond. Dat komt natuurlijk door de achteruitgegane kennis van het Frans bij jonge Vlamingen. Zo hoor ik Connérotte zeggen i.p.v. Connerotte, Tissérand i.p.v. Tisserand. En onlangs nog sprak een omroeper van Débussy.
Ook andere klanken worden aangepast. De uitgang -
ier in Franse nomina agentis wordt steevast volgens spellinguitspraak en volgens de Nederlandse spellingregels als [i:r] uitgesproken i.p.v. als [je.]. We spreken
Carpentier ‘timmerman’,
Parmentier ‘kleermaker’ uit met
ier, zoals in Nederlands
kier, mier, bovendien met Nederlands aanvangsaccent.
Het Franse verkleiningssuffix -
et wordt in het Frans [ε] uitgesproken, maar in Vlaanderen worden die namen op -
et met
et - zoals in Ndl.
pet, met - uitgesproken, bv.
Bon(c)quet, Bousset, Follet, Mollet, Nollet, Pollet. VRT-sportreporter
Demarez wordt telkens als
demares aangekondigd, met es als in Ndl.
les, mes, hoewel
Demarez alleen maar een spellingvariant is van
Demaré - zoals hij in het Frans wordt uitgesproken - wat teruggaat op
Dumarais ‘van der Meers, van der Wei’. En de voetballer
Millecamps werd in het sportnieuws altijd
millekamps genoemd, omdat niemand blijkbaar weet dat de naam eigenlijk
Mi-les-camps en dus ‘te midden van de velden’ betekent.
Uiteraard zijn door die adaptaties in de loop van de eeuwen namen ontstaan die helemaal niet meer op de oorspronkelijke Franse namen lijken. Poblome is geen ‘pot blommen’, maar Poublant ‘bewoner zonder poorterrecht’. Braekevel(d)t is geen ‘braakliggend veld’, maar een vernederlandsing van de herkomstnaam Bracaval. Hurtecant was ooit een Hurtecanne, d.i. heurte canne of ‘eendenklopper’. Waterblee stamt van een Picardische Wateblé, d.i. waste blé of Fr. gâte blé ‘die het graan verkwist’, een tegenhanger van de Vlaming Quistecoren. Grypdonck ziet er helemaal autochtoon uit, maar toch was zijn voorvader de allochtone Grébodon. En Ryckeboer is helemaal geen rijke boer, maar iemand die uit Ricquebourg in het Pas-de-Calais komt. En als je in Leiden door de Stationsweg naar het centrum loopt, zie je ergens links een bord met in grote letters dusoswa, een afstammeling van Dusauchoit of ‘Verwilgt’.
Maar spreken we onze autochtone achternamen wel correct uit? Soms wordt beweerd dat je naar de lokale uitspraak van een familienaam moet luisteren, om makkelijker de etymologie van de naam te kunnen ontraadselen. Niets is minder waar. De familienamen zijn hier nooit orthografisch aangepast en zijn dus vaak ondoorzichtig. Ze worden meestal op basis van spellinguitspraak uitgesproken.
Namen als Coeman, Moeyaert, (de) Cloet horen we altijd uitspreken met de oe van koe, moe, hoed, maar in het Middelnederlands, toen deze namen ontstonden, was de e in oe een rekkingsteken en was die oe een lange o (wellicht met een naslag). Coeman, Coepman was een spellingvariant van Coman, Coopman. Moeyaert is Moyaert ‘de mooie’ en Cloet komt ook wel voor als Kloot ‘bal’. Stevin noemde aardrijkskunde eertclootschrift, letterlijk ‘beschrijving van de aardbol’. Die oe-spelling troffen we boven trouwens ook al aan in Soest, Coesfeld.
Eveneens op een eigenschap van de Middelnederlandse spelling berust de verkeerde interpretatie van namen die