Neerlandia/Nederlands van Nu. Jaargang 110
(2006)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |||||||||||||||||
Algemeen
| |||||||||||||||||
LevensoverzichtIn een bondig levensoverzicht, dat de verdiensten van de overleden politicus zeker tekortdoet, zal wel altijd staan dat hij in 1927 in Borsbeek geboren werd, oud-student was van de Antwerpse jezuïeten, doctor in de rechten werd, licentiaat in de economische wetenschappen en baccalaureus in de thomistische wijsbegeerte (Katholieke Universiteit Leuven). Ook een aantal boeken en artikelen, zoals ‘Macht en onmacht van de Vlaamse beweging’, ‘Uitdaging aan de Vlaamse meerderheid’ en het pamflet ‘Gedaan met treuren en zeuren’, zullen vermeld worden. Laatstgenoemd pamflet leidt hij in met een citaat uit The Times: ‘Much suffering can come from idealistic blueprints which disregard human realities.’
Van dat vele leed vanwege ideële blauwdrukken en militantenemoties van spelers op de zijlijn die werkelijkheden miskennen, kreeg hij ruim zijn deel. Nu haast dertig jaren (en langer binnen de eigen partij, de Volksunie) is Schiltz met veel moed en vaak eenzaam in het strijdperk getreden tegen intellectuele dubbelhartigheid en blindheid bij die Vlaamsgezinden uit verschillende partijen, die vanuit een gesloten idealisme, verbittering of uit tactische partijpoliteke overwegingen verwierpen wat in opbouw was of reeds was verworven in de langzame omvorming, tussen 1970 en 1993, van het unitaire België tot een federalistische staat. Als politicus, volksvertegenwoordiger sinds 1965, senator (1991-1995), fractievoorzitter in de Vlaamse Raad (1986-1988), voorzitter (1975-1979) en ondervoorzitter van de Volksunie, gemeenschapsminister (1981-1985) en vicepremier (1988-1991) was hij immers dé toponderhandelaar, die met zijn gelijken in Vlaanderen en over de taalgrens heen een werkzame dialoog tot stand bracht. Een vaak onderbroken en hervatte dialoog, die na de beperkte culturele autonomie van Vlaanderen onder eerste minister Gaston EyskensFoto uit: ‘Aandenken aan Hugo Schiltz’
(1970) eerst uitmondde in het EgmontpactGa naar eind2 en later, met het Sint-Michielsakkoord onder eerste minister Jean-Luc Dehaene, de federale structuur van België bezegelde. Zonder de Volksunie en de aanpak van Schiltz was België vandaag wellicht nog een unitaire staat met negen provincies, waarin verrottingsstrategieën even onvoorspelbaar als rampzalig werkten. Sommige tegenstanders hebben niet geaarzeld de toponderhandelaar in zijn persoonlijk leven te krenken en te kleineren. Niet probleemloos begreep de staat uiteindelijk zijn verdienste en zo werd hij minister van staat en lid van de kroonraad.
Terwijl de staatsman inzag dat vele doelstellingen van de traditionele Vlaamse beweging op staatkundig niveau boven verwachting, maar niet zonder toegevingen, verwezenlijkt waren, en dat zijn partij, die zo met deze doelstellingen geïdentificeerd werd, dus een beperkter kiezerspotentieel zou aanspreken, moest hij met lede ogen toezien hoe de partij in 2001 uiteenviel in twee kampen (thans N-VA en Spirit). Kartelvorming met andere partijen was daarom aangewezen. Hij koos hij voor de Toekomstgroep (thans Spirit) de progressieve of links-liberale zijde, die een kartel aanging met sp.a, de hervormde socialistische partij. | |||||||||||||||||
DrijfveerZijn diepste drijfveer heeft de Vlaams-nationale voorman zelf herhaaldelijk verwoord. Hij groeide op in een warm en kinderrijk nest. Zijn vader was oud-strijder van de Eerste Wereldoorlog. Die oorlog was een piekmoment in de ont- | |||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||
wikkeling van een Belgisch burgerlijk en behoudend nationalisme. Het was evenzeer een piekmoment in de bewustwording van de verknechting door ‘Staat, Kerk en Kapitaal’ voor een toenemend aantal Vlaamsgezinden. De frontervaring, gekoppeld aan de ervaring tweederangsburgers te zijn en te blijven in die staat, werd door velen alleen nog negatief beleefd. Ook in het gezin Schiltz kon dat België alleen ongenuanceerd afgewezen worden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog leidde dit standpunt tot een foute keuze. Als tiener werd Schiltz lid van een Vlaamse jeugdbeweging, die in een politiek fout kader werkte. Dat bracht hem na de oorlog een korte tijd in de Belgische cel. Hij heeft daardoor het gevaar van machtsmisbruik door staat en kerken, en het gevaar van misleiding door politieke ideologieën zelf meegemaakt, tot in het kleinmenselijke toe. Dat wilde hij de wereld uit hebben. Het werd de basis van zijn politieke theorie, waarin hij zich beriep op de grondwaarden van de Franse revolutie. Daarmee brak hij met dat deel van de Vlaamse beweging dat zich te veel liet leiden door emotie en revanchisme, zodat ‘België barst!’ voorrang kreeg op werkelijke volksverheffing in een democratische realpolitiek. Zo groeide een nieuw antwoord op de vraag wat hem en alle bondgenoten te doen stond:
Werken en wroeten opdat dit Vlaamse volk in volwassen zelfbewustzijn een tehuis zou worden voor alle kinderen van dit volk. Een huis waar men in vrede leeft met zijn buren, fier op zijn waardigheid en zijn recht, maar met een open en gastvrij erf. Een huis waar de kritische stem van de democratie nooit verstomt, maar waar men verantwoordelijkheid opneemt. De verantwoordelijkheid om Vlaanderen zijn plaats te geven in de wereld, zijn aarde, water en lucht te behoeden, zijn armen en zwakken genereus op te nemen in de sociale solidariteit, zijn denkers en durvers kansen te geven in eigen land en in de wijde wereld, de weelde van de geestelijke vrijheid te laten opbloeien.
Wie Hugo Schiltz als bezielend pleiter gekend heeft - hij was niet voor niets een zakenadvocaat - hoort hem deze concreetutopische gedachten zo afvuren op zijn gehoor. Hij herinnerde aan het oude debat over doel en middelen in de Vlaamse beweging en aan de voorrangsorde binnen de middelen, zoals partijen en (in stijgend belang) politieke structuren, en de inzetbaarheid daarvan. Uitgangspunten vormden de vooropgestelde menswaardigheid, vrijheid, gelijkheid en broederschap, ook de waardevol bevonden volksgemeenschap als thuis en als projectgemeenschap. In gelijke mate vroeg hij voortdurend aandacht voor een algemeen-Nederlands taal- en cultuurbesef.
In de politieke structuren toonde Schiltz zich een onvermoeibaar onderhandelaar met een zeer gedegen dossierkennis. Als open man en democraat verwierp hij de compromisloze houding. Over de kreet ‘geen compromissen!’ zei hij smalend dat die zo oud was als de straat, de kreet waarmee dictators, volksverleiders, poujadisten en tutti quanti de goegemeente een rad voor de ogen hebben gedraaid en waarmee ze de meest grove brutaliteiten hebben goedgepraat. Hij ging ervan uit dat in een bestuursdialoog plaats was voor vele meningen, waarbij geven en nemen beide aan de orde waren. Terecht stelde hij dat het Vlaamse volk zich tegen de verwachting in had weten te handhaven tegen de verfransingsdruk van Staat, Kerk en Kapitaal, dat het dankzij taai werk en gemeenschapszin uit de armoede kon opklimmen naar een hoog welvaartspeil en dat het zich sinds 1970 via een bestuursdialoog langzaam maar zeker van de hypotheken van het Belgisch unitarisme bevrijdde, een proces dat thans vanuit de bereikte autonomie voortgezet wordt.
Dit succes in de omgang met de bestuursmacht in België laat niet alleen een gerijpte overtuiging en een meesterlijk politiek talent zien, het toont ook hoe België en de politieke partijen in zestig jaar tijd als instrumenten geëvolueerd zijn. Veel Vlaamse jongeren voelden zich zestig jaar terug in een gebied dat, hoewel niet bezet, toch ook niet bevrijd was. Die bevrijding was te bevechten. Gewelddadige gedachten lagen bij de ‘onrustigen’ niet veraf om het ‘heilige’ te beschermen ondanks de staat. De democratische traditie in het Vlaams-nationalisme na de wereldoorlog - met Frans van der Elst als onbesproken leider van de Volksunie - heeft een vreedzame aanpak in de hand gewerkt, overigens geholpen door de omstandigheden. | |||||||||||||||||
PartijvoormanHugo Schiltz begon zijn politieke carrière in Antwerpen als onafhankelijk kandidaat, verkozen op de christen-democratische CVP-lijst (1958). Die interesse voor zijn stad zou hem niet meer verlaten. In 1994 werd hij er schepen in een grote partijencoalitie die het Vlaams Blok uit het bestuur hield.
Teleurgesteld in de beperkt Vlaamsgezinde houding van de CVP (toen nog een ‘nationale’ partij, net als de liberale en de socialistische) stapte hij in 1963 over naar de Volksunie. Deze overgang viel samen met een eerste verkiezingsdoorbraak van de VU in het Belgische parlement (1961). Schiltz werd het uithangbord van de partij, de spilfiguur voor pers en televisie. De studiedienst en de vormingsdienst kregen vorm, nieuwe figuren doken op, die bijdroegen aan een niet-traditionalistisch gelaat van de partij, onder meer de overleden Maurits van Haegendoren en Maurits Coppieters. Zij oefenden samen met andere gekozenen en jonge intellectuelen een belangrijke ideologische invloed uit. De klemtoon verschoof van een christelijk-rechts profiel naar een pluralistisch centrumlinks profiel. Het politieke programma werd verruimd tot een volledig maatschappelijk programma. De partij was in België bijvoorbeeld de eerste die congresseerde over ecologie. Voor de buitenwacht was | |||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||
Een huis, een vrouw en kinderen
in wier ogen het leven nog geen vlekken heeft geëtst;
het is een broos geluk.
Ik schut het met mijn handen
vol pezen en met eelten
van vroeger, wilder avonturen.
Zo vaak gebald, geklauwd, verwoed omhooggestoken
in 't groot gevecht om vlag en lied,
voor vrijheid en méér recht,
liggen zij nu tevreden omheen dit
tijdelijk geschenk.
En 'k weet niet of dit leiden zal
naar 't vouwen voor een nog vaag
gekend gebed,
noch hoe lang dit zal duren.
Hugo Schiltz (oktober 1991)
hier niet louter een partij aan het werk die onterechte repressiegevolgen ongedaan wilde maken, die aangewezen was op proteststemmen, die slechts aan de staatsstructuur en de Vlaamse aspecten van elke zaak dacht. De Volksunie, die op 9 januari 1962 een eerste naoorlogs ontwerp van federalistische herinrichting van België had ingediend bij de Kamer van Volksvertegenwoordigers, was vanaf 1968 een middelgrote partij, die een ideologische en electorale aantrekkingskracht uitoefende op veel jonge geschoolden, op zoek naar een onafhankelijk nieuw geluid in het politieke veld, los van de zuilenorganisaties. Van eenmanspartij ontwikkelde de Volksunie zich tot oppositiepartij en even later tot een beleidspartij. In die ontwikkeling is Schiltz de centrale figuur geweest.
De omstandigheden in de jaren '60-'70 hielpen de VU:
Voor andere partijen werd de VU als middelgrote partij vervolgens een belangrijke deelnemer aan de politieke besluitvorming. Het politieke landschap veranderde grondig: de dialoog van gemeenschap met gemeenschap veroorzaakte ook een opsplitsing van de nationale partijen.
Op de weg naar deelname aan de regering is de overleden politicus de drijvende kracht geweest. Ooit nam hij daarbij wel het risico (te) voortvarend genoemd te worden. Vanaf het veertiende partijcongres (1973), met Schiltz als voorzitter van de congrescommissie, definieerde de VU zich als beleidspartij. In de partijbestuursverkiezingen werd strijd geleverd tussen drie groeperingen binnen de partij:
De eerste groep, met Karel Dillen, die zich vanaf het begin van de jaren zestig manifesteerde, zou op het electoraal nuttige moment, na het Egmontpact, de harde kern van het Vlaams Blok worden. Schiltz was de spraakmaker van de tweede groep en had vele halve bondgenoten in de derde. Zijn contacten met boegbeelden van D66 waren tekenend voor de nieuwe denkstijl, die vanuit een integraal democratische visie vertrok, het ‘integraal federalisme’ (zoals bij Hendrik Brugmans). Schiltz stond open voor een rationele maatschappelijke discussie, hij toonde moed in de pragmatische afweging van vernieuwingsideeën, hij was pluralistisch ingesteld en was duidelijk in zijn realistisch-utopische lijn. Het maakte hem in de partij ondanks tegenstand de nummer één.
Vanaf dat ogenblik groeide in bepaalde partijkringen de verdachtmaking van regeergeilheid. Dit verwijt toonde de keerzijde van de ambitie om doelen via regeringsdeelname te realiseren. Net als alle verdachtmakingen leidde deze haar eigen leven - overigens soms ook bij progressieven. Na de mislukking van het EgmontpactGa naar eind2 werd Schiltz vanuit dezelfde groepering het ‘verraad van de Vlaamse zaak’ verweten. In de Vlaamse beweging was dit geen nieuw verwijt. Bart De Wever (N-VA) zette het steeds opduikende verwijt in 2004 om in een boutade: van verraad tot verraad gaan we naar de Vlaamse staat (in een repliek aan F. Dewinter, Vlaams Belang).
Na de Egmontperikelen trad Schiltz als voorzitter terug, maar bleef over de partijen heen de aangewezen persoon bij elk wezenlijk overleg over de staatshervorming. Hij bekleedde tweemaal een regeringsambt en nam in 1991 ontslag uit de laatste regering-Martens, omdat hij in de lijn van de pacifistische traditie in de Vlaamse beweging (ook de partijlijn) niet instemde met de wapenleveringen aan een Golfstaat. Het veroorzaakte ten slotte de val van de regering, maar belette niet dat ‘zijn’ federale grondwet in 1993 de vereiste meerderheid kreeg. Hij trad in 1995 terug als senator en behoorde vanaf 2001 als ‘wijze uil’ tot het partijbestuur van Spirit. | |||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||
En nu?Hugo Schiltz heeft Vlaanderen als projectgemeenschap in de volle maatschappelijke breedte en met volwaardige structuren op de kaart willen zetten. De Vlaamse beweging moest afstappen van de voortdurende vermoorde onschuld en kiezen voor een strategie van machtsverovering, waarbij de Vlamingen zelf zouden beslissen hoe zij zich zouden organiseren en besturen.Ga naar eind3 Inhoudelijk zag de politicus de invulling links-liberaal.
Nu Hugo Schiltz ten grave gedragen is, moeten degenen die de democratische Vlaamse beweging en het democratisch Vlaams-nationalisme een goed hart toedragen, elkaar wel even in de ogen kijken en op verhaal komen. Hoe moet dit verhaal, waarin vele ANV-leden een aanzienlijke rol gespeeld hebben, eerst en vooral Schiltz, nu verder?Ga naar eind4
Denkend vanuit het getrokken spoor moet in alle bescheidenheid worden vastgesteld dat Vlaanderen als politieke project-gemeenschap pas volledig op de kaart zal staan wanneer het ook in Europa als zodanig evenwaardig op de kaart staat. Vlaanderen is dan niet meer het etnische Vlaanderen, maar de gemeenschap van alle oude en nieuwe burgers, die nu met de eigen identiteiten behoren tot deze Nederlandstalige gemeenschap. Brussel is een kosmopolitische stad geworden, reeds meer dan veertig jaar een stadsgewest. Het beoogde tweeledige federalisme heeft deze realiteit in alle nuancering erkend, zodat de conflicten op het vlak van recht en bestuur beheersbaar blijven. Het statuut van Brussel en de waarborgen voor de Nederlandse cultuurgemeenschap in dit Brusselse stadsgewest blijven ook in de toekomst op staatsniveau, zeker in het perspectief van de gewenste verdere democratische ontwikkeling van Vlaanderen in Europa, een belangrijke te nemen hindernis. Zonder politieke moed en vindingrijkheid lukt het niet. Maar alle inwoners verdienen dat. Over het geheel van de staatshervorming van 1993 moet worden betreurd dat de Vlaamse politieke klasse en nog meer de Vlaamse media de mogelijkheden ervan voor Vlaanderen vaak onvoldoende hebben benut en ze veelal miskennen. Het is politiek onvolwassen en helpt de Vlaamse kiezer niet.
Wat Hugo Schiltz de laatste decennia met droefheid heeft vervuld, is de postmoderne teloorgang van gemeenschapszin en sociale verantwoordelijkheid bij vele talentrijke jongeren. Het was een van de redenen van de oprichting van zijn tijdschrift en van de teloorgegane werkgemeenschap ‘Vlaanderen Morgen’. Een sterke denktank rond alle dimensies van Vlaanderen als wordende sociale werkelijkheid blijft ongetwijfeld een opdracht. Een van de voormalige medewerkers van deze groepering, Marc Reynebeau, bracht bij het overlijden van de voorman in herinnering, wat deze aan hem gevraagd had: actie voor de kwaliteit van het Nederlands in Vlaanderen. Het schokte Schiltz: ... dat de Vlamingen anderhalve eeuw hadden gestreden voor de rechten van hun taal, maar, eens [zodra] ze de autonomie hadden bereikt, die taal lieten verkrotten en vervallen in gestuntel vol verkavelingsvlaams. Respect voor het Nederlands moet van alle kanten komen, ook van de Vlamingen zelf. Dat hoorde bij Schiltz' doel: een beter, schoner, humaner en rechtvaardiger Vlaanderen. Schiltz kon zeer goed een onderscheid maken tussen wat het doel is en wat slechts middelen daartoe zijn. (in De Standaard) Deze en vele andere zaken en gebeurtenissen werken ongetwijfeld bij velen door, nu deze prins van de politiek niet meer is. Moge het ‘Prinsenvolk der Oude Nederlanden’ de kracht opbrengen om zijn geestelijk testament met moed en volharding inhoud te geven, zodat wij bij zijn graf het hem zo dierbare lied ‘Gebed voor het Vaderland’ kunnen neuriën zonder schaamte. Ik dank pater Luk Arts S.J., klasgenoot van Hugo Schiltz en voorganger in de uitvaartdienst, en mr. Frans Baert voor hun kritische lezing van deze tekst. |
|