De Lage Landen in Europa
Neerlandia 2006-1 wijdde al het openingsartikel aan het uiterst belangrijke beleidsdocument van de Vlaamse minister voor buitenlandse aangelegenheden, Geert Bourgeois. Deze strategienota, opgesteld door de minister en aanvaard door de gehele Vlaamse regering, zal in het Vlaams Parlement worden besproken. Het belang van deze nota kan nauwelijks overschat worden. Opmerkelijk is dat de minister zijn inleiding opent met enkele kritische vaststellingen: ondanks een Taalunie is de communicatiekloof tussen Vlaanderen en Nederland moeilijk te dichten en men blijft beuken op het uiteendrijven van Nederlanders en Vlamingen op het gebied van het gesproken woord. De Vlamingen kijken met bewondering naar het noorden, zonder zich te realiseren dat datzelfde noorden in de samenwerking een veel zakelijker houding aanneemt. Toch samenwerken, is de overtuiging van de minister, zeker als er verschillen bestaan. Het lijkt dat de minister gewonnen is voor het Europa der kleine staten, de ooit door Europese commissarissen verfoeilijkte Kleinstaterei. De EU is inderdaad een multilateraal kader. Het feit dat Vlaanderen t.o.v. Nederland én demografisch én volkenrechtelijk op een lager trapje staat, is in het Europa met veel nevengeschikte bevoegdheden absoluut geen beletsel.
Des te hechter zijn de clusters van lidstaten in Europa, als het gaat om culturele verwantschap, economische verwevenheid en geografische nabijheid. De minister heeft in zijn bijdrage in Neerlandia (2006-1) terecht deze drie criteria als beleidsbepalend aangegeven. Het stuk leest verrassend vlot en draagt op vele plaatsen voorbeelden aan van integratie.
De Europese integratie leidt tot een betere verbinding van woningmarkt en arbeidsmarkt. ‘Aldus vervaagt de grens tussen Vlaanderen en Nederland.’ Op vele gebieden zijn Vlaamse en Nederlandse bedrijven concurrenten van elkaar. Ook de havens van Antwerpen en Rotterdam zijn op de internationale containermarkt harde concurrenten. Of de verschillende bestuurscultuur, waarover gesproken wordt, moet verdwijnen is geen uitgemaakte zaak. Efficiëntie zal een argument voor gelijkschakeling zijn, maar bestuur bevestigt ook, als element van eigen identiteit, de verscheidenheid. En daaraan moet ook aan weerszijden van de Nederlands-Vlaamse grens gedacht worden. Veel kan nog gebeuren op het gedecentraliseerde, lokale niveau, maar de ervaring leert dat doorgaans de steun beperkt bleef tot een bemoedigende schouderklop.