| |
| |
| |
Recensies
Amour sacré de la patrie - Rolf Falter over 1830
Rolf Falter, 1830. De scheiding van Nederland, België en Luxemburg. Tielt: Lannoo, 2005. ISBN 90 209 5836 4. Prijs: € 19,95.
In een traditionele belcanto-opera komt het wel eens voor dat het eerste bedrijf wordt afgesloten met een scène waarin opperste verwarring heerst. De hoofdrolspelers weten niet meer hoe ze heten, het koor snapt niets van hun onwetendheid en het orkest doet wat het kan om de heisa nog te vergroten. In die zin is het allicht niet helemaal toevallig dat net het operaonderdeel van de feestelijkheden die Koning Willems achtenvijftigste verjaardag in Brussel moesten omkaderen, de aanleiding bleek voor een revolutionaire onderneming.
Wie Rolf Falters evocatie van het ‘eerste revolutiejaar’ erop naleest, krijgt inderdaad vooral een indruk van verwarring en gebrek aan langetermijnvisie, zowel vanwege de revolutionairen als vanwege hun tegenstrevers. Meteen is ook een belangrijke verdienste van dit boek aangegeven: de auteur heeft er - mét succes - naar gestreefd om een al te eenzijdig perspectief te vermijden, maar verplaatst zich integendeel met bewonderenswaardige lenigheid van het ‘Nederlandse’ naar het ‘Belgische’ standpunt en terug. Dit laatste gegeven is allicht ook een van de redenen waarom zijn boek meer vragen oproept dan vragen beantwoordt, al is dat zeker niet de hoofdreden.
Fundamenteler is wellicht de keuze van Falter om (slechts) een overzicht te geven van het ‘eerste revolutiejaar’, zeg maar van de periode tussen de septemberdagen van 1830 en de Tiendaagse Veldtocht van augustus 1831. Die keuze is begrijpelijk, omdat ze de kans biedt een samenhangend verhaal te vertellen, met voldoende spektakel om de lezer geboeid te houden. De lange periode van gewapende vrede tussen het mislukken van Willem I's heroveringspoging en het uiteindelijke vredesverdrag is daarvoor natuurlijk minder geschikt. Tegelijkertijd is deze keuze echter minder gelukkig, omdat ze een periode van twaalf maanden dreigt te isoleren uit hun historische context, met alle gevolgen van dien.
Die opmerking geldt natuurlijk in de richting van de toekomst: het is op zijn zachtst gezegd wat voorbarig om ‘de scheiding van Luxemburg’ te verklaren aan de hand van een verhaal dat eindigt, lang voor er sprake was van een Luxemburgse staat, en zelfs acht jaar vooraleer werd overgegaan tot de verdeling van het aloude hertogdom tussen Nederland en België. Nog meer is dit echter het geval in de andere richting. Het is immers onmogelijk een zinvol beeld te geven van het revolutiejaar 1830, zonder terdege rekening te houden met de internationale politieke en ideologische context van de jaren die eraan voorafgingen. Zonder het Congres van Wenen en het verzet ertegen ook geen Stomme van Portici - en wie de kranten van die periode erop naleest, wordt allicht getroffen door de opvallende continuïteit in de Brusselse politieke debatten tussen 1789 en 1830, waar politieke aanduidingen als ‘vonckist’ of ‘statist’ heen en weer vlogen, een beetje alsof medio de jaren tachtig van vorige eeuw een debat werd gevoerd op grond van criteria als ‘wit’ of ‘zwart’.
Misschien zal deze opmerking opgevangen worden met de tegenopmerking dat zo'n ruimere context meer studiewerk en allicht ook meer bladzijden vergt. Allicht, maar dat is ook net onze basiskritiek bij dit boek. In een onvriendelijke bui zou je kunnen denken dat de uitgever zo ergens rond kerstmis 2004 besefte dat enkele dagen later het gedenkjaar voor de honderdvijfenzeventigste verjaardag van 1830 begon, en dat er toch wel behoefte was aan een historisch werk daarover. Het was dan zaak een talentvol compilator te vinden, die op een be-perkte tijd toch een goed leesbaar werk over het ontstaan van het koninkrijk der Belgen kon afleveren. Dat zou ook verklaren dat in de aangehaalde bibliografie, op een eenzame uitzondering na, geen studies van na 1980 worden vermeld. Een en ander heeft tot gevolg dat het bijzonder interessante onderzoek van de Gentse hoogleraar Lucçois naar de continuïteit van de politieke elites in de periode 1780-1830 onvermeld blijft, terwijl diens benaderingswijze net een verhelderend licht werpt op de politieke realiteiten die schuilgingen achter de opstootjes, veldslagen en onderhandelingen die samen de revolutie vormden. Ook de al te talrijke onnauwkeurigheden inzake taal en feitelijke details zijn wellicht een gevolg van een al te hoog schrijftempo en uitgeversdruk.
Dit alles gezegd zijnde moeten we toegeven dat Falter blijk geeft van een onmiskenbaar talent voor synthese en portrettering. Half mythische figuren als De Mérode, Van Maanen, Van Speyk of Jenneval krijgen een menselijk gezicht en aan de hand van treffende details worden mogelijke verklaringen aangereikt voor hun handelwijze. Ook relativeert Falters verhaal met brio de traditionele verklaringen voor het uitbreken van de revolutie, die alles terugbrengen tot een politiek akkoord tussen ‘de’ liberalen en ‘de’ katholieken, een soort regering van nationale unie avant la lettre. Zeker ten aanzien van de katholieke opinie verduidelijkt de auteur dat er minstens evenveel meningen als mensen waren en dat er tussen de antirevolutionaire legitimisten en de revolutionaire liberaal-katholieken ook een grote groep van katholieke attentisten was te vinden. Aan liberale kant bestond overigens eenzelfde diversiteit, met voltairiaanse orangisten en revolutionaire jong liberalen als polen van een politiek continuüm.
Een tweede nuance is van geografische aard. Falter verduidelijkt met
| |
| |
handen en voeten dat het eenvoudige beeld van een revolutionair zuiden en een antirevolutionair noorden absoluut niet kan worden behouden. Niet alleen waren er ook ten noorden van de huidige landsgrens enkele geavanceerde liberalen te vinden die met behulp van de wapens verlost wilden worden van de Oranjes en hun verlicht despotisme, maar vooral wordt duidelijk dat het enthousiasme van de studenten-vrijkorpsen die naar de grens trokken ‘om Belzen af te slachten’ amper werd gedeeld door de brede publieke opinie. Velen waren de zuidelijke provincies liever kwijt dan rijk, en zagen in de Brusselse beroering een perfect alibi om terug te keren naar het status quo van voor de Bataafse Republiek.
Deze zin voor evenwicht maakt het boek van Falter dan ook lezenswaard, al verwoordt de titel van de bibliografie ‘voor wie meer wil’ zonder twijfel het gevoel van vele lezers na lectuur van dit boek. En dat is op zich al een verdienste.
Frank Judo
| |
Werkwoordenboek
Anne-Margré C. Kokée, Werkwoordenboek - Alle werkwoorden van het Nederlands in kaart gebracht, Het Spectrum, Utrecht, 2005, ISBN 90 274 976 13, 551 pp. Prijs: € 29,50.
In de reeks Prisma taalbeheersing is van Anne-Margré C. Kokée het Werkwoordenboek verschenen, volgens de aanbevelingstekst op het achterplat een opzoekboek dat ‘eenvoudig en stap voor stap alles uit[legt] over de Nederlandse werkwoorden’. Het boek geeft informatie over de verschillende werkwoordstijden van het Nederlands, over de vervoeging van regelmatige en onregelmatige werkwoorden, over werkwoorden met vaste voorzetsels, over de verschillen tussen hulpwerkwoorden, koppelwerkwoorden en zelfstandige werkwoorden, over de spelling van nieuwe aan het Engels ontleende werkwoorden als brainstormen en leasen, over de gebruiksverschillen tussen werkwoorden die wel eens met elkaar verward worden (zoals moeten en hoeven) enzovoort. Daarnaast bevat het boek ook een aantal handige alfabetische indexen, bijvoorbeeld een lijst met onregelmatige vormen waarin de (anderstalige) gebruiker meteen kan terugvinden dat aten een vorm is van het werkwoord eten, of dat gelegen het voltooid deelwoord is van liggen (en dus niet van leggen).
Een schat aan informatie, zo op het eerste gezicht, en ik kan me best voorstellen dat taalleerders met bijvoorbeeld de alfabetische indexen hun voordeel kunnen doen. Toch valt er op het Werkwoordenboek ook veel aan te merken. Ten eerste is het jammer dat in een naslagwerk van meer dan 500 pagina's dat belooft nu eens echt alles over het Nederlandse werkwoord te vertellen, nauwelijks aandacht wordt besteed aan valentie (d.w.z. aan het aantal ‘medespelers’ dat door een werkwoord wordt opgeroepen, vgl. iemand sterft met iemand slaat iemand en iemand geeft iets aan iemand). Om een werkwoord correct te kunnen gebruiken, is het toch essentieel om te weten hoeveel medespelers dat werkwoord oproept en hoe die in de zin verschijnen: bij welke werkwoorden is een lijdend voorwerp verplicht, bij welke werkwoorden kan of moet dat lijdend voorwerp de vorm van een bijzin aannemen, welke werkwoorden kunnen of moeten een meewerkend voorwerp krijgen enzovoort. Erger is dat de informatie die wel wordt aangeboden, lang niet altijd volledig accuraat is, en soms zelfs ronduit verkeerd. Ik beperk me tot één flagrant voorbeeld: in haar behandeling van de toekomende tijd (pp. 64-68) stelt Kokée dat de normale vorm van de toekomende tijd in het Nederlands die met het hulpwerkwoord gaan is: ik ga zingen. Een tweede mogelijkheid is de constructie met zullen als in ik zal zingen, maar dat is ‘zeker niet de meest gebruikte en dus geen normale vorm om iets in de toekomende tijd te zeggen’ (p. 65). Zoals in elke grammatica van het Nederlands te lezen staat, is het uiteraard precies andersom: tot nader order is zullen het meest gewone hulpwerkwoord voor de
toekomende tijd, terwijl de constructie met gaan aan duidelijke gebruiksbeperkingen gebonden is. Zo kan gaan in de standaardtaal niet gecombineerd worden met werkwoorden als zijn, hebben, moeten, kunnen, enzovoort. Taalleerders die op basis van de informatie in het Werkwoordenboek zinnen als Morgen ga ik ziek zijn of Volgende week ga je daar spijt van hebben produceren, gebruiken een regionaal gemarkeerde constructie.
Ik heb me ook geërgerd aan het taalgebruik van het Werkwoordenboek. Volgens het achterplat legt het boek ‘in eenvoudige taal de grammaticaonderwerpen helder uit’, maar in haar streven naar een zo eenvoudig mogelijk taalgebruik drijft Kokée het naar mijn smaak veel te ver. Het is uiteraard logisch dat in een werk voor het brede publiek ingewikkelde vaktermen als accusativus cum infinitivo of futurum exactum achterwege worden gelaten, maar wat is er bijvoorbeeld mis met een term als tangconstructie (voor het verschijnsel dat in de Nederlandse hoofdzin de persoonsvorm in het begin van de zin staat en de andere werkwoorden achteraan, zodat de werkwoorden de andere zinsdelen als het ware in een tang nemen, zie Jan zal het boek ondertussen wel aan Marie hebben gegeven)? In plaats van die algemeen gebruikelijke en perfect
| |
| |
doorzichtige term te hanteren, heeft Kokée het met een eigen vondst voortdurend over werkwoorden die ‘hoppen’ naar een plaats verderop in de zin. Mijns inziens wordt het er daarmee niet duidelijker op.
Alle onderwerpen in het boek worden zowel in het Nederlands als in het Engels behandeld, zodat de informatie beter toegankelijk is voor anderstaligen bij wie de kennis van het Nederlands nog heel beperkt is. Dat is een lovenswaardig streven, maar het niveau van de Engelstalige passages is zo bedroevend laag dat ik me afvraag of er wel iemand mee geholpen is. Vrijwel elke Engelstalige alinea bevat enkele taalfouten. Kokée gebruikt bijvoorbeeld te pas en te onpas de emfatische constructie met do (bv. ‘Here we do have some examples’ in plaats van gewoon Here we have some examples of beter nog gewoon Here are some examples, p. 550). Ze maakt verkeerde lexicale keuzes (bv. ‘Two handlings are happening at the same time’ in plaats van events, p. 81; ‘The basic form keeps the same’ in plaats van stays, p. 33; ‘If je or jijstands behind the verb’ in plaats van follows the verb, p. 33). Ze gebruikt vaak het verkeerde voorzetsel (bv. ‘different to English’ in plaats van from, p. 26; ‘be careful to verbs with a preposition’ in plaats van with, p. 51). Ze spelt verkeerd (bv. consequent devide in plaats van divide). Ze geeft verkeerde voorbeeldzinnen (bv. ‘I want to go to sleep now’ zou een voorbeeld zijn van een drieledige werkwoordgroep, maar sleep is daarin geen werkwoord maar een zelfstandig naamwoord, p. 24). Ze bouwt kromme zinnen (bv. ‘These languages consider this form as very important to express their need or is used in case of no doubt’, p. 71, over de subjunctief in het Frans en in het Spaans).
Enzovoort. Het is duidelijk dat Kokée niet al te goed thuis is in de Engelse taal. Dat valt haar op zich niet kwalijk te nemen, maar waarom zijn die Engelstalige passages dan niet grondig gecorrigeerd door iemand met kennis van zaken? Van een professionele uitgeverij als Het Spectrum mocht verwacht worden dat hier was ingegrepen.
Achter het Werkwoordenboek zit een goed en origineel idee: het is duidelijk dat zo'n gedetailleerd maar toch eenvoudig geschreven naslagwerk over het Nederlandse werkwoord heel nuttig kan zijn, vooral voor anderstalige gebruikers. Maar de uitwerking van dat goede idee had beter gekund.
Timothy Colleman
| |
Jeugdwoordenboek
H. Coenders, P. Dufour, R. van Riet, M. van Stratum, S. Tromp-Lantman, P.S. Vermeer, R.O. Vlot & J.J. Wagemakers (red.), Winkler Prins Jeugdwoordenboek Nederlands, Het Spectrum / Standaard uitgeverij, Utrecht / Antwerpen, 2005, ISBN 90 71206 47 5. Prijs: € 17,95.
Dit jeugdwoordenboek bevat informatie over ongeveer 15.000 woorden die veel voorkomen in het Nederlands. Alleen woorden die ‘opzoekwaarde’ hebben, staan in het boek. Woorden die weinig voorkomen, en woorden waarvan de betekenis en het gebruik al te evident zijn, zoals aan en ik, staan er niet in. Wat er wel in staat, wordt behandeld zoals in een ‘gewoon’ woordenboek, maar dan op een vereenvoudigde manier (geen afkortingen, makkelijk leesbare uitspraakinformatie, heldere definities). Bij elk trefwoord wordt de klemtoon opgegeven. Bij sommige moeilijke woorden wordt uitspraakinformatie gegeven in een notatie die geschikt is voor jongeren. Zelfstandige naamwoorden zijn voorzien van het bepaald lidwoord en de meervoudsvorm. Bij werkwoorden verschijnt de onvoltooid verleden tijd en het voltooid deelwoord. Onregelmatige vormen als bracht en gebracht zijn als aparte trefwoorden opgenomen. Bij andere woordsoorten wordt tussen haakjes de woordsoort genoemd. Betekenissen worden niet genummerd, maar zijn voorzien van een zwart bolletje. Het woordenboek maakt ook gebruik van labels, die de context aangeven, het stijlregister noemen of de regionale verspreiding opgeven. Bij dat laatste gaat het vooral over woorden en uitdrukkingen die in België voorkomen. Die krijgen het label <in België>. Hier zaait het woordenboek verwarring, want woorden als licentie ‘opleiding tot licentiaat’ en regent ‘leraar in de lagere klassen van het secundair onderwijs’ krijgen net zo goed het label <in België> als camion ‘vrachtwagen’, frigo ‘koelkast’ en verschieten ‘schrikken’. Nergens wordt dus het onderscheid duidelijk tussen Belgisch-Nederlandse institutionele terminologie, die dus tot de standaardtaal gerekend mag worden, en regionalismen die niet tot de standaardtaal gerekend mogen worden.
Van een jeugdwoordenboek zou je toch ook in deze kwestie een didactische invalshoek mogen verwachten, maar die ontbreekt helemaal. Ook bij de uitspraakinformatie worden vaak Belgisch-Nederlandse uitspraakvarianten gegeven. Maar ook dat gebeurt onzorgvuldig. Bij kidnappen wordt een Nederlandse en een Belgische uitspraakvariant gegeven, maar bij handicap - misschien wel het schoolvoorbeeld voor de Belgische a uitspraak in Engelse woorden - ontbreekt de Belgische variant. In een jeugdwoordenboek, dat dus gebruikt wordt door jongeren die hun taal nog aan het leren zijn, moet de norm aangeboden worden. Varianten die niet door iedereen zomaar als standaardtaal beschouwd worden, horen hier niet thuis.
Peter Debrabandere
| |
| |
| |
Beeldwoordenboek Nederlands-Frans-Engels
Jean-Claude Corbeil & Ariane Archambault (vertaling: Femke van Doorn & Mariska Albers), Van Dale Groot beeldwoordenboek Nederlands - Français - English, Van Dale Lexicografie, Utrecht / Antwerpen, 2005, 610 pp., ISBN 90 6648 976 6. Prijs: € 37,50.
Dit beeldwoordenboek is een bewerking van Visual Dictionary, uitgegeven door QA International, Montréal, Canada. Het boek is heel wat uitgebreider dan het hierboven besproken boek, het is eveneens thematisch geordend en geeft bij elke afbeelding eerst het Nederlandse zelfstandig naamwoord (met bepaald lidwoord), dan het Engelse en het Franse (met M voor masculin en F voor féminin). De thema's zijn: astronomie, aarde, het plantenrijk, het dierenrijk, de mens, voedsel en bereiding, huis, doe-het-zelven en tuinieren, kleding, uiterlijk en persoonlijke artikelen, kunst en architectuur, communicatie en kantoorautomatisering, transport en machinerie, energie, wetenschap, samenleving, en sport en spel. Het boek wordt afgesloten met een Nederlands, een Engels en een Frans register. Hier en daar wordt vrij goed op details ingegaan. Maar net als bij het hierboven besproken boek is de vertaling soms nogal slordig. Ook hier wordt het Engelse rocket vertaald met rocketsla. Grapefruit is in het Nederlands nu ook grapefruit. Er is nu een afbeelding van een baguette en een afbeelding van een stokbrood, maar het verschil is niet echt goed zichtbaar. De (sic) melkpakje van het Nederlands-Engelse woordenboek is hier vertegenwoordigd door wel drie soorten kartonnen drankverpakking: tetrapak (ongeveer de vorm van een baksteen), drankkarton (hoger en smaller dan het tetrapak) en kartonnetje (lager en smaller dan het tetrapak). Dat is allemaal nogal verwarrend, want kartonnetjes en tetrapakken zijn ook drankkartons, maar dat in gewone taal pak of pakje gezegd wordt,
blijkt nergens uit. Ook hier verschijnt alleen de botervloot, maar niet ook het botervlootje. Naast de eetlepel (tablespoon, cuiller de table - ovaal met één nogal spitse kant) is nu ook de soeplepel (soup spoon, cuiller à soupe - helemaal ovaal) opgenomen, terwijl een soeplepel dient om de soep op te scheppen (uit de soepterrine of de soeppan). De (Belgisch-Nederlandse) keukenhanddoek is nog steeds de vertaling van kitchen towel, terwijl je zeker ook de (Standaardnederlandse) theedoek mag verwachten. Ook hier ontbreken nuttige synoniemen wel eens.
Peter Debrabandere
| |
Nieuw Nederlands handwoordenboek
Prisma handwoordenboek Nederlands, Het Spectrum, Utrecht, 2005, 1529 pp., ISBN 90 274 9073 2. Prijs: € 19,50.
Er is nog maar eens een nieuw Nederlands handwoordenboek verschenen, bij Het Spectrum nog wel, dat al het Prisma woordenboek Nederlands (Weijnen, recentste uitgave: 2004, pocketwoordenboek) en De grote Prisma Nederlands (Abeling, recentste uitgave: 2002, handwoordenboek) uitgeeft. De uitgeverij beschikte dus al over een handwoordenboek. Het is niet meteen duidelijk waarom dit nieuwe woordenboek nu met dat van Abeling moet gaan concurreren. Voor dit nieuwe boek heeft de redactie - namen worden niet vermeld - mede gebruikgemaakt van het materiaal van Kramers handwoordenboek Nederlands. Het boek begint met een Voorwoord en verantwoording (p. 5), een Lijst van tekens en afkortingen (pp. 7-8) en een gebruiksaanwijzing (p. 9). Het woordenboek zelf begint op p. 11. In de gebruiksaanwijzing wordt bij het label ZN (= Zuid-Nederlands, d.w.z. Belgisch-Nederlands) opgegeven: ‘Onder-streepte labels geven stilistische of dialectale informatie’, waaruit de gebruiker kan afleiden dat alle met ZN gemarkeerde woorden en betekenissen niet tot de standaardtaal gerekend worden. Dat label vind je bv. bij goesting ‘lust, zin, trek’, klamper ‘wouw’, titularis ‘leraar belast met het onderwijs van een bepaald vak, [...] klassenleraar’, onthaalmoeder ‘vrouw die in haar eigen huis tegen betaling past op de kinderen van anderen’, ontlenen ‘lenen, te leen vragen; uitlenen’. Enorm veel Zuid-Nederlandse (= Belgisch-Nederlandse) woorden en uitdrukkingen zijn in dit woordenboek opgenomen, telkens voor-zien van het label ZN. Maar zodra de woorden iets te maken hebben met officiële instellingen, functies en dergelijke, maakt ZN plaats voor
in België. Dat laatste label verschijnt bij onder andere faciliteiten ‘voorzieningen (op het gebied van taal, onderwijs enz.) ten behoeve van de taalminderheden in de verschillende cultuurgemeenschappen’, gouverneur ‘commissaris van de regering in een provincie’ en OCMW ‘Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn’. Dat zinvolle onderscheid tussen ZN en in België heeft dit woordenboek aan Kramers ontleend. De overzichtelijke bladspiegel met lemma's en betekenisnummers in blauwe druk zorgt ervoor dat het woordenboek prettig is om te gebruiken. Het woordenboek heeft het keurmerk officiële spelling (2005) van de Nederlandse Taalunie gekregen.
Peter Debrabandere
| |
| |
| |
Beeldwoordenboek Nederlands-Engels
Jean-Claude Corbeil & Ariane Archambault (vertaling: Femke van Doorn & Mariska Albers), Van Dale Beeldwoordenboek Nederlands - English, Van Dale Lexicografie, Utrecht / Antwerpen, 2004, 368 pp., ISBN 90 6648 975 8. Prijs: € 24,95.
Dit beeldwoordenboek is een bewerking van The New Visual Dictionary, uitgegeven door QA International, Montréal, Canada. Het woordenboek is thematisch geordend en geeft bij elke afbeelding eerst het Nederlandse zelfstandig naamwoord (met bepaald lidwoord) in romein en dan het Engelse in cursief. De thema's zijn: astronomie, geografie, geologie, meteorologie, milieu, het plantenrijk, het dierenrijk, de mens, voedsel, kleding en accessoires, huis, wetenschap, energie, transport en zware machinerie, kunst, architectuur, muziek, communicatie, samenleving, sport, vrijetijdsbesteding en spel, en symbolen. Het boek wordt afgesloten met een Nederlands en een Engels register. De auteurs hebben zich overal tot het belangrijkste beperkt. Echt specialistische zaken kun je in dit boek niet vinden. Bovendien is de vertaling hier en daar slordig gebeurd. Zo wordt het Engelse rocket vertaald met rocketsla, terwijl de benamingen raketsla, ruccola en notensla veel gangbaarder zijn. Grapefruit wordt in het Nederlands pompelmoes, terwijl een Nederlander daar grapefruit verwacht. Bij French loaf krijgen we alleen baguette, maar de algemene benaming stokbrood ontbreekt. Het melkpakje heeft als lidwoord de bij zich gekregen i.p.v. het. Bij butter dish wordt alleen maar botervloot opgenomen, terwijl botervlootje zeker ook vermeld had mogen worden. Een soup spoon wordt een soeplepel i.p.v. een eetlepel. Een kitchen towel is een keukenhanddoek (wat alleen in België gebruikelijk is, maar dat wordt niet gezegd) i.p.v. een theedoek. Hier en daar
ontbreken nuttige synoniemen.
Peter Debrabandere
|
|