Scheldcolumm
Smurfen
Marc De Coster
Begin 2005 stuitte het nieuwe logo van voetbalclub Ajax op veel tegenstand bij de supporters. Het ging om een gevoelskwestie. De gerestylede Griekse held zou namelijk te veel op een smurf lijken. En die straalt te weinig arrogantie, onoverwinnelijkheid en Amsterdamse bluf uit. Het klassieke logo uit 1928 zou volgens de fans het enige echte Ajax-logo zijn. De brullende Ajax was namelijk een groot en sterk man en beslist geen blauwe dwerg. Sinds wanneer gebruiken wij het woord smurf als een scheldwoord, vroeg ik mij af.
Alvast twee woordenboeken die de jeugdtaal van de jaren tachtig en negentig (van de vorige eeuw) inventariseren, vermelden smurf als aanduiding van een ‘klein persoon’. Kristof Snelders van FC Brussels bijvoorbeeld wordt op het Kiel van Germinal Beerschot wel eens smalend de smurf genoemd. En in 2004 lazen we in NRC Handelsblad: ‘Op 2-1 in de vierde set brak het lijntje, ironisch genoeg op het moment dat een Nederlandse supporter hem vanaf de tribune luidkeels een hart onder de riem probeerde te steken: “Pak die smurf, Martin!”’
In 1958 maakten de smurfen hun debuut in het stripverhaal De fluit met de zes smurfen (gepubliceerd in het Franstalige stripblad Spirou). De kleine, blauwe figuurtjes met witte mutsjes, getekend door Peyo (pseudoniem van Pierre Culliford, 1928-1992) gebruiken graag de woorden smurf en smurfen in de plaats van andere woorden. Vandaag de dag zijn de smurfen wereldberoemd, zij het onder verschillende namen. De Franse en originele benaming voor de grappige kabouter was Schtroumpf. In Duitsland is hij een Schlumpf, in Zuid-Afrika een Smurfie, in Spanje een Pitufo, in Catalonië een Barrufet. Denen hebben het over een Smïlf, Finnen over een Smurfii. De Britten en Amerikanen verkiezen onze variant: de Smurf. De Chinese versie wijkt nog het meeste af: Lan-Shin-Ling. En dan ben ik er nog een aantal vergeten!
Misschien werden de smurfen bij ons pas echt een begrip in 1977. Toen bereikte Vader Abraham (pseudoniem van Pierre Kartner) met het Smurfenlied de eerste plaats van de Top 40. Het nummer werd in een groot aantal talen opgenomen en bereikte zo onder meer de Duitse, Engelse, Spaanse, Scandinavische, Australische en Zuid-Amerikaanse hitparades. Wereldwijd werden er 20 miljoen exemplaren van de single verkocht.
Hoe kwamen de Schtroumpf en de Smurf aan hun naam? Volgens de overlevering viel het woord Peyo in 1958 te binnen tijdens een dineetje met een andere striptekenaar, Franquin. Toen hij niet op het woord zoutvat kon komen, vroeg hij zijn collega om hem ‘de smurf door te geven’: ‘Passe-moi ... le schtroumpf!’ Peyo wou bewust niet het woord truc, machin of bidule (Frans voor dinges) gebruiken en verving het door een niet bestaand woord. Vervolgens gingen de twee aan het smurfen (schtroumpfer), waarbij hele fabels van Jean de La Fontaine werden naverteld met om de haverklap het gebruik van de term schtroumpf. Het spelletje werd een running gag (de smurfentaal was geboren) en resulteerde uiteindelijk in een van de succesvolste stripverhalen. Hoe de schtroumpf in Vlaanderen en Nederland een smurf werd, is een ander verhaal. Dat hebben we te danken aan vertaler Armand van Raalte uit Herne, de zoon van een Amsterdamse vader en een Gentse moeder. Hij werkte bij een Belgische uitgeverij die de verhalen van Peyo in het Frans uitgaf, maar ook in een Nederlandstalige versie. Het Duits klinkende schtroumpf viel volgens hem zomaar niet te vertalen. Hij zocht daarom naar een eenvoudig woord waarvan je ook makkelijk een werkwoord kon maken. In 1978 bleek uit een lezersbrief in De Standaard dat een 72-jarige vrouw uit Boechout (geboren in Lier) zich herinnerde dat het woord al in de vorige eeuw in haar huiselijke kring werd gebruikt. Tijdens het eten werd aan tafel tegen de kinderen wel eens gezegd: ‘Ge moet niet zo smurfen, eet deftig!’
Omdat in het Duits Strumpf een totaal andere betekenis heeft (in de eerste plaats ‘kous’, maar ook ‘penis’ en ‘condoom’), moest gezocht worden naar een originelere naam voor het blauwe dwergje met de witte muts. Dat werd uiteindelijk Schlumpf. Ondertussen zijn ze het woord in Duitsland sinds ca. 1965 ook gaan gebruiken als smalende benaming voor een kleine persoon. Het werkwoord schlumpfen heeft sinds 1972 de betekenis ‘weglopen’ gekregen. Het adjectief schlumpfig heeft dan weer een positievere gevoelswaarde: ‘uitmuntend, voortreffelijk, buitengewoon’. Ook het Frans kent een devaluatie van de term. Schtroumpf wordt bij onze zuiderburen tegenwoordig ook gebruikt voor ‘een agent’ (vanwege het blauwe uniform?), ‘een idioot, imbeciel’, ‘een dealer, drugsverkoper’, ‘een blauwhelm in Bosnië’ en ‘een tussenpersoon (in het zwartgeldcircuit)’. Die laatste betekenis heeft ook de Engelse en de Nederlandse smurf. In de jaren negentig van de vorige eeuw werden Nederlandse stadswachten wel eens spottend smurfen genoemd. Niet vanwege hun grootte maar vanwege hun blauwe jasjes. Uit NRC Handelsblad (11-16-1994) komt het volgende citaat:
De twee stadswachten in de Kalverstraat zeggen dat ze voortdurend het stempel van onbetrouwbare werkloze opgedrukt krijgen. Daarom nemen de mensen hen niet serieus. En door dat jasje, hè. Dat felblauw met felrode biezen helpt niet mee aan het imago van de stadswacht. ‘Hee smurf’ of: ‘Ben je van het ganzenbord gelopen’, zijn nog milde varianten van wat hun zoal wordt toegevoegd.
Sinds 1992 betekent smurf in ons taalgebied ook ‘een zwartgeldloper die telkens kleine bedragen op bankrekeningen stort