Kroniek-kort
Maurits Coppieters en ‘de generatie van 1920’
Marc Cels
Velen hebben Coppieters gekend, even strijdbaar als teder, even luisterend als overtuigd, weinig werk makend van theoretische systematiek (‘gestamel’), en standpuntelijk toch coherent. Een volbloed redenaar, ook in zijn geschriften, die de paradox van droom en daad oversteeg door zijn getuigenis en zijn pleidooi dat tegen de gesloten poorten aanbeukte. De verzuiling in België, lees Vlaanderen, was een van die grote poorten. In het denken van Coppieters ongetwijfeld een belangrijker ondemocratisch verschijnsel dan de Coburgse monarchie.
De Vlaamse scoutsbeweging bracht hem de ervaring bij van dienstvaardig leiderschap en van wereldbroederschap. Vanuit deze ervaring en het godsmoment als absolute utopie werkte hij aan de ontvoogding van mensen en van groepen, de sociaal zwakken en de miskenden eerst. Wie als tweede keus gebrandmerkt werd, vond in Coppieters een verdediger. In Vlaanderen nam hij het op voor onze vierde wereld. In het onderwijs, zijn initiële beroepsveld, bestreed hij de miskenning van de technische school en de beroepsschool. In België kwam hij op voor de Vlaamse rechten en voor de Nederlandse cultuur. Wereldwijd trok hij de zaak van de derde wereld, en bepleitte hij een Marshallplan voor Afrika. Kortom, steeds werd hij aangezogen door vormen van marginalisatie, die hij niet aanvaarden kon. Op al deze niveaus koos Coppieters voor concreet-utopische voorstellen, en voor bondgenoten (zonder angst voor hun etiket) en voor bewegingen die deze voorstellen een draagvlak gaven, zoals het Davidsfonds, de IJzerbedevaart, de Vlaamse Volksbeweging. Van laatstgenoemde vereniging was hij een tijdlang voorzitter (1957-1963). Als centrale waarden stelde hij de menselijke waardigheid, het besef van evenwaardigheid en de democratie als geest en als praxis voorop. Politiek was in die zin vormgeven aan medemenselijkheid.
Toen hij vrijwillig afscheid genomen had van zijn parlementaire verantwoordelijkheid in de Belgische arena (vanaf 1965), in de Vlaamse (onder meer als voorzitter van de Cultuurraad van de Nederlands(talig)e Gemeenschap, 1977-1979) en in de Europese (1979-1981), en hij ondanks het voorzitterschap van het Nationaal Centrum voor Ontwikkelingssamenwerking wat tijd kreeg voor historisch onderzoek, leidde dit bij hem tot de ontdekking van vele marginale bondgenoten in 1920, zijn geboortejaar.
Zo ontdekte hij een onbekende Zuidnederlandse padvinders-beweging, die heelnederlands dacht en niet onder de Belgischkerkelijke hiërarchie viel. Deze groep was erbij, toen op 11 juli 1920 in Antwerpen op Guldensporenherdenkingen ingehakt werd door de politie, en student Herman Van den Reeck onder politiekogels stierf. In 1985 sprak Coppieters hierover nog met een overlevende, de naar Parijs uitgeweken Michel Seuphor. Het bevestigde hem in de overtuiging dat de dood van Van den Reeck een moord was geweest. De student was als negentienjarige een belangrijke figuur in de anarchistische Vlaamse Clartébeweging na de Eerste Wereldoorlog. Net als Paul Van Ostaijen keerde deze beweging zich tegen de burgerlijke cultuur, haar individualisme, kapitalisme en militarisme. Internationalisme, radicale Vlaamsgezindheid, socialisme en pacifisme waren het parool van de Antwerpse Clartégroep. De jonge Vlaamse Frontpartij gaf aan deze stroming een stem, het expressionisme was de kunstvorm (door de Kerk afgewezen). Deze generatie wilde de doorbraak van een nieuwe tijd en de breuk met de oude machten en machthebbers. Hadden die de wereldoorlog niet gebaard? Ook vandaag blijft Henriette Roland Holst-Van der Schalk de meest gave en aansprekende stem van die generatie voor Coppieters. Ook naar morgen toe, want wat zij na Marx voorzag en vreesde, is nog lang niet voorbij.
Als vooraanstaand intellectueel (historicus, jurist en Oost-Europadeskundige), als volksmenner (VVB, NCOS) en als politicus (VU, EVA) heeft Maurits Coppieters de kleuren verdedigd van het sociaal principe, de zelfredzaamheid en de zelf-organisatie van mens en groep steunend, ook in en voor Vlaanderen. Het federalisme, het integraal-federalisme (type H. Brugmans) en het subsidiariteitsdenken pasten in dit kader. Hij kwam op tegen het politiek principe, de autoritaire beheersing van het samenleven in vele vormen, de katholieke kerk (hij was er een mondig ‘leek’ in), de staat, de imperiale gedachten en structuren.wereldwijd.
In het verschiet van 150 jaar België riep hij onder meer op om die herdenking in het perspectief van de Taalunie te stellen en om de sociale gevolgen van de repressie op te ruimen. Coppieters behoorde tot het verzet, de ‘witten’. In 1996 haalde hij de pers met een gezamenlijke oproep tot progressieve frontvorming in Vlaanderen, zijn ‘Sienjaal’. Die oproep bezegelde de langzame herontdekking van een Vlaams profiel in de socialistische kringen en de afbrokkeling van de ideologische onderbouw van de verzuilde maatschappij. Zijn geestelijk testament ‘Vuur in de verte’ publiceerde hij in 1999. Hij werd reeds behandeld voor keelkanker. Op 11 november 2005 overleed hij. Voor een fronter wellicht de meest radicale datum: nooit meer oorlog. Wie brengt de vrede nu dichterbij?