Neerlandia/Nederlands van Nu. Jaargang 110
(2006)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
Algemeen
| |
Als loten aan een eenzelfde plantWe delen bovendien een gemeenschappelijke taal. Nu is het wel zo dat loten aan een plant in de regel tegenover elkaar aan een stam ontstaan. Ze groeien dus uit elkaar. Dat beeld past ook op de ontwikkeling van het Verkavelingsvlaams in Vlaanderen en het Poldernederlands in Nederland. Dat er zich nu twee verschillende variëteiten van de gesproken omgangstaal aan het ontwikkelen zijn, is bijzonder jammer. We zijn immers op een punt gekomen dat we elkaar niet meer begrijpen. Tot aan de komst van VTM in 1989 keken Vlamingen vrij veel naar Nederlandse zenders. Nu zou het zo zijn dat we elkaar nog wel horen, maar niet meer begrijpen. Ik ben een voorstander van ondertiteling via teletekst voor doven en slechthorenden, maar ik vind het verschrikkelijk dat Nederlandse tv-programma's in Vlaanderen ondertiteld worden en vice versa. Bij mijn weten ondertitelen Zuid-Amerikaanse zenders Spaanse programma's niet, evenmin als de Britten Amerikaanse programma's ondertitelen. Ik vrees dat we op dit punt een uniek taalgebied zijn. Het gesproken woord groeit in Nederland en Vlaanderen al te zeer uiteen. Eenheid in de gesproken taal moet een prioriteit worden. Is hier niet een aanvullende taak voor de Taalunie en voor een vereniging als het ANV weggelegd? De satellietzender BVN waaraan ik eind vorig jaar in Den Haag de Noord-Zuidprijs mocht uitreiken, levert hier alvast zijn bijdrage. Waar kabel en ether falen, slaagt de satelliet wel om voor Vlamingen, Nederlanders en buitenlanders gemeenschappelijke programma's uit te zenden. | |
Waarom ziet Vlaanderen in Nederland een prioritaire partner?Naast onze taal delen we nog meer. We hebben ook een grote gemeenschappelijke grens. Onze landen kennen een grote ruimtelijke, economische, culturele en demografische verwevenheid en complementariteit. ‘Vlaanderen is Nederlands natuurlijke bondgenoot’, schreef prof. Andries Postma in 1997 in een opinieartikel in een Vlaams dagblad. Als onderdeel van het Europese kerngebied is het van belang om waar complementaire relaties en/of gezamenlijke belangen bestaan, door het intensiveren van de bilaterale samenwerking gezamenlijk onze dynamiek en slagkracht te versterken. Vlaanderen en Nederland staan op verschillende terreinen immers voor gedeelde uitdagingen. Vele van de brede maatschappelijke en politieke problemen waarmee Vlaanderen wordt geconfronteerd, spelen op vergelijkbare wijze ook in Nederland. Tot voor kort hoedde men zich in sommige Nederlandse kringen ervoor Wallonië en/of federaal België (diplomatiek) voor het hoofd te stoten door de banden met Vlaanderen nauwer aan te halen. Gelukkig is stilaan het besef gegroeid dat de institutionele en culturele veelzijdigheid van België helemaal geen belemmering of hinderpaal voor rechtstreekse Vlaams-Nederlandse samenwerking hoeft te zijn. Het is, mede door de inzet van een organisatie als Toerisme Vlaanderen, door de inzet van onze onvolprezen Vlaamse Vertegenwoordiger in Den Haag en de vereenzelviging met een lustiger, ‘Bourgondische’ levenssfeer, een positief begrip geworden. Toch is bij het brede publiek, en zelfs in intellectuele kringen, de verwarring met België en Belgisch nog te groot. In het NRC Handelsblad las ik een artikel naar aanleiding van de oproep van het Tweede-Kamerlid Joop Atsma (CDA) voor meer samenwerking tussen de Nederlandse - en nu komt het: ‘de Belgische publieke omroep’. Voor de goede orde: er bestaat geen Belgische omroep, evenmin als er een Belgische of Vlaamse taal bestaat. Het Nederlands is onze moedertaal. De VRT is onze publieke Vlaamse Radio en TV-zender.
Internationale samenwerking en het opbouwen van een exclusief verdragsrechtelijke relatie met een deelstaat zijn voor een niet-federaal georganiseerde staat begrijpelijkerwijze geen evidentie. Ook hier zie ik een taak liggen. Daarom heb ik aan de Vlaamse regering een ‘Strategienota Nederland’ voorgesteld om op een systematischer wijze | |
[pagina 4]
| |
dan tot dusver is gebeurd een kader, een ‘strategie’ uit te tekenen voor een nauwere samenwerking met Nederland. Het is mijn overtuiging dat het Vlaamse - en waarom ook niet het Nederlandse - middenveld daarbij betrokken moet worden. ‘Jonge’ (Vlaams-Nederlandse) verenigingen als het Algemeen-Nederlands Verbond kunnen daarbij een belangrijke rol spelen. Met 22 miljoen Nederlandstaligen staan we sterker in Europa en de wereld. J.L. Heldring formuleerde dit in het NRC Handelsblad als volgt: ‘Als we echter - los van alle pessimisme of optimisme - de Vlaams-Nederlandse verhouding niet beoordelen naar haar intrinsieke merites, maar als schoolvoorbeeld voor de verhouding tussen alle Europese volken, waartussen nog wel grotere culturele verschillen bestaan, dan houdt zij de les in dat die verhouding misschien meer gediend is met samenwerking dan met staatkundige eenheid. Als Nederlanders en Vlamingen dit soort eenheid al niet kunnen, ja niet willen bereiken, wat kunnen we dan van de andere Europese volken verwachten?’
Op de uitreiking van de Visser-Neerlandiaprijs aan de BVN in Den Haag heeft minister Bourgeois, staand naast ANV-voorzitter Els Ruijsendaal zojuist de laudatio gehouden. Op de rug gezien de heer Bruins Slot, die erna het dankwoord uitsprak, aangekondigd door mw. An De Moor.
| |
Strategienota Vlaanderen-NederlandIk wil hier toch nog een citaat aan toevoegen uit mijn Strategienota Vlaanderen-Nederland, die door de Vlaamse regering is eind 2005 goedgekeurd: ‘De Europese Unie wordt mee gekenmerkt door het spanningsveld tussen (enkele) grote en (veel) kleine staten. Om het hoofd boven water te houden en zich niet te laten wegdrukken door de grote staten is het voor de kleinere staten aangewezen om clusters binnen een samenwerkingsverband te vormen. Dit kan gebeuren op basis van criteria zoals culturele verwantschap, economische verwevenheid en geografische nabijheid. Voorbeelden zijn of zouden kunnen zijn: de Scandinavische landen, de Visegrádstaten, de Beneluxstaten en bij dit laatste vooral Vlaanderen en Nederland. De EU is een multilateraal kader dat zowel kansen als risico's meebrengt voor de kleinere staten. Maar meestal zullen zij allianties aangaan naargelang het dossier. De kansen bestaan erin dat de EU een platform biedt waar ook kleinere staten hun visie tot uiting kunnen brengen, en des te meer wanneer ze de handen in elkaar slaan, zoals Vlaanderen en Nederland. Het gevaar is dat de grote staten hun eigen belangen van politieke, economische of culturele aard doordrukken zonder rekening te houden met de kleine staten. Die moeten dan ook de krachten bundelen, zeker ook waar het de kwesties van taal en cultuur aangaat. Hier is verdere samenwerking van Vlaanderen en Nederland vereist. Voor Vlaanderen blijft hier een grote rol weggelegd. Van de Vlaamse gevoeligheid voor de Nederlandse taal kan Nederland nog heel wat opsteken. De gemeenschappelijke taal kan het culturele bondgenootschap tussen Vlaanderen en Nederland omsmeden tot een strategische alliantie die zich internationaal profileert, wat betreft de behartiging van gemeenschappelijke belangen. Vlaanderen en Nederland moeten samenwerken in een geest van gelijkwaardigheid. Dat is minder vanzelfsprekend dan het lijkt: Vlaanderen is demografisch gezien het kleinere broertje. Volkenrechtelijk zijn Vlaanderen en Nederland niet gelijk. Nederland is een lidstaat van de EU, Vlaanderen is een deelstaat van een EU-lidstaat. Maar Vlaanderen kan wel een eigen buitenlands beleid voeren op het vlak van zijn eigen binnenlandse bevoegdheden.Ga naar eind1. Ook de Taalunie zelf is een intergouvernementeel gegeven, waarbij Vlaanderen en Nederland op voet van gelijkheid met elkaar omgaan. Al staat Vlaanderen demografisch en volkenrechtelijk op een lager trapje dan Nederland, toch beschikt het over een eigen onverwisselbare identiteit en heel wat economische en culturele troeven en, niet te vergeten, internationaal verdragsrecht. Het cultureel verwante Nederland zal hiervoor respect opbrengen wanneer Vlaanderen met het nodige zelfbewustzijn naar buiten treedt. De tijd dat Vlaanderen enigszins adorerend naar zijn Noorderburen opkeek, is voorbij. Vlaanderen en Nederland kijken elkaar nu recht in de ogen. Vlaanderen streeft een hechte samenwerking met Nederland na - zijn beste bondgenoot binnen de EU, zijn prioritaire partner - maar in een geest van gelijkwaardigheid. Dat is het uitgangspunt voor een Vlaams-Nederlandse alliantie om samen sterk te staan in Europa en de wereld.’ | |
Het geloof zonder werken is een dode zaakEr zijn heel wat onderlinge gelijkenissen, maar ook veel onderlinge verschillen tussen Vlaanderen en Nederland. En dat is goed. Wie culturele verscheidenheid als grondslag neemt voor de Europese Unie, moet haar in eigen huis niet verdoezelen. Er zijn in ieder geval al heel wat positieve ontwikkelingen: in korte tijd kregen de Nederlanders een | |
[pagina 5]
| |
hoeveelheid Vlaamse topacteurs in de theaters voorgeschoteld. Dank zij deze en andere culturele uitwisselingen ontstaat een fleurig veld van activiteiten op spontane wijze. Duizenden bloemen zijn aan het bloeien. Maar de culturele uitwisseling bloeit ook dankzij een reeks overheidsinitiatieven. Ik denk daarbij aan de Vlaams-Nederlandse Culturele Centra De Brakke Grond en deBuren. Hetzelfde geldt op onderwijs-niveau, bijvoorbeeld de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO).
Om ‘het ravijn tussen Essen en Roosendaal’, zoals Ludo Simons het ooit noemde, volledig te dempen, moeten er echter twee zaken gebeuren. Nederland en Vlaanderen moeten inzien dat ze zich moeten gedragen als een vanzelfsprekende belangengemeenschap in de Europese Unie. Daarnaast is er een grote taak weggelegd voor de civiele maatschappij. We hebben allemaal de mond vol van onze Nederlandse belangengemeenschap, maar we doen er zelf o zo weinig aan. Ik citeer dus met gemengde gevoelens prof. dr. S.W. Couwenberg, die in het boek Nederland en de toekomst van Vlaanderen schreef: ‘De verwachting is gerechtvaardigd dat, in de loop van de volgende decennia, de verschillen inzake politieke en ambtelijke cultuur in beide landen gedeeltelijk zullen vervagen. Het coördineren van de economische belangen en structuren, en het overbruggen van de verschillen inzake mentaliteit - mede onder invloed van de media en het toerisme - kunnen op termijn de Nederlandse familie tot een nieuwe, pluralistische samenleving omvormen. Een van de voorwaarden om de samenwerking te bevorderen is de totstandkoming van een open en permanente dialoog, waarin Nederlanders en Vlamingen, officiëlen en particulieren, de problemen, de meningsverschillen, de wrijvingspunten vrank en vrij aankaarten. Dat kan op verschillende niveaus gebeuren. In de opiniepers en de parlementen, maar ook in verenigingen[...]’ - en ik parafraseer als slot: ‘zoals het ANV met zijn veelvuldig persoonlijke en grensoverschrijdende ontmoetingen en uitwisselingen.’ Het geloof zonder werken is een dode zaak. Op 26 november en 10 december werd in Den Haag en Brussel het 50-jarig bestaan van de Visser-Neerlandiaprijzen gevierd. Op beide plechtigheden was minister Geert Bourgeois aanwezig en voor het publiek dat de eenheid van de Lage Landen in taal en cultuur zo ter harte gaat, brak hij nog eens een lans voor een nauwer samengaan van beide landen op de wijze zoals de tijd nu vraagt. De jurist Geert Bourgeois studeerde rechtsgeleerdheid aan de Universiteit van Gent, was gemeenteraadslid en (1983-1994) eerste schepen van Izegem. Vervolgens was hij als federaal volksvertegenwoordiger onder meer lid van de Onderzoekscommissie-Dutroux en lid van de Commissie voor de Justitie van de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Sinds augustus 2004 is hij, na een voorzitterschap van N-VA, Vlaams minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme. |
|