[Nummer 4]
Vooraf
Voer voor mediatraining
• Guido Logie
Het zogeheten ‘bruine debat’ dat het VPRO-praatprogramma ‘Buitenhof’ op zondag 24 september bracht, was in menig opzicht een opmerkelijk tv-evenement. Niet zozeer omwille van de gigantische rel die een groep antifascistische betogers ontketende. (Een nieuwe aflevering van Buitenhof zou als onderwerp kunnen hebben hoe verstandig het was, vanuit antifascistisch standpunt, om die hele agressie tegen Dewinter op te zetten.) Meer om het feit dat een Nederlands tv-programma Filip Dewinter, leider van het Vlaams Blok, en Johan Leman, directeur van het Centrum voor Gelijke Kansen en voor Racismebestrijding, rond de tafel samenbracht. Derde ‘acteur’ in het debat was de Nederlandse VVD-politicus Henk Kamp.
Het geheel leverde een boeiend stukje ‘infotainment’ op, weliswaar met een zeker Jerry Springer-gehalte. Het was de bedoeling van journalist en gespreksleider Peter Van Ingen om Dewinter zelf te laten zeggen waar hij voor staat. En daar is Van Ingen, mede door de hele heisa van de relschoppers, meer dan behoorlijk in geslaagd.
Blok-leider Dewinter was duidelijk gekomen met de bedoeling Nederland eens goed duidelijk te maken hoe antidemocratisch het cordon sanitaire (de schutskring) tegen zijn partij door de zogeheten democratische partijen wel is. Het moet gezegd: Dewinter bespeelt het medium televisie voortreffelijk. De populist moet het hebben van oneliners, van grove veralgemeningen, van hele leugens en halve waarheden. Het doel heiligt de middelen. Wie enigszins vertrouwd is met de retoriek van Dewinter en zijn soortgenoten, weet zo wat hij te horen zal krijgen. Het Blok is de enige partij die doet wat ze zegt, de partij die het Grote Gelijk aan haar kant heeft en daarom door de zogeheten democratische partijen constant in het verdomhoekje geduwd wordt, de enige echte Vlaamse partij die het opneemt voor ‘het eigen volk eerst’, de partij ‘die zegt wat u denkt’, de partij die beweert dat ‘de multiculturele samenleving niet werkt’, de partij die een beleid van repressie zal vestigen om alle criminaliteit eindelijk de wereld uit te bannen enzovoort. Dewinter wist zijn volzinnen vlot, met onloochenbaar Antwerps accent, te debiteren. De aalgladde politicus voelde bijzonder goed aan op welke punten hij niet moest ingaan. Van Ingen had daar iets te weinig aandacht voor.
Heel anders was het gesteld met Johan Leman. De geleerde dominicaan verricht al vele jaren als directeur van het Centrum voor Racismebestrijding (een instelling van de overheid) schitterend werk om in België tot een coherent vreemdelingenbeleid te komen. Het ANV bedacht hem daarvoor met een Visser-Neerlandiaprijs. Leman schonk het geld aan zijn troetelkind, het Brusselse integratiecentrum ‘Foyer’. Bij de uitreiking van die prijs in Brussel op 28 januari 1998 organiseerde het Vlaams Blok een protestactie (Dewinter was aanwezig) waarbij Leman met rotte eieren bekogeld werd. Er werden toen pamfletten - witte letters op een zwart veld: ‘Stop inquisitie’ - verspreid waarin men Leman als ‘grootinquisiteur’ voorstelde.
Leman liet in het VPRO-debat weer eens blijken hoe moeilijk hij het heeft met het medium televisie. Televisie heeft alles met snelheid te maken. Je moet in een luttel aantal seconden een klaar en duidelijk antwoord kunnen formuleren op vragen over vaak heel moeilijke en ingewikkelde aangelegenheden. En die kunst beheerst Leman niet. Hij is té veel de geleerde die gewetensvol een genuanceerd antwoord wil geven. Maar een televisiecamera verschilt van een katheder in een universiteitsaula als de dag van de nacht. De hoogleraar was en is geen partij voor de demagogische politicus Dewinter. Het laatste waar de Blok-leider van wakker ligt, is het geven van een genuanceerd, wetenschappelijk onderbouwd antwoord. Bij dit alles kwam nog dat gespreksleider Van Ingen, duidelijk beducht voor de breedvoerigheid van Lemans argumentatie, hem veel sneller het woord ontnam dan Dewinter. Hij had zijn zaak goed voorbereid en een strak vragenlijstje opgesteld. In dat debat moest hij scoren. En hij scoorde.
Maar ongetwijfeld scoorde Henk Kamp het hoogst. De VVD-politicus zat er ontspannen bij, met een licht geamuseerde uitdrukking op het gezicht, zeker wanneer Dewinter Leman persoonlijk aanviel en Leman de ‘fout’ maakte om erop te reageren. Beide Vlamingen voerden dan even een monoloog en waren voor de kijker onverstaanbaar. Het kostte Van Ingen dan telkens enige moeite om het debat weer in goede banen te leiden.
Kamp wachtte rustig of tot Van Ingen hem een vraag stelde en gaf dan in enkele goed geformuleerde zinnen klaar en duidelijk zijn mening. Vaak zei hij in zijn korte tussenkomsten hetzelfde als wat Leman in een lang betoog had willen zeggen. Kamp gaf een schoolvoorbeeld van hoe je je boodschap via televisie kunt (moet?) overbrengen. Terecht riep journalist Guido Fonteyn de volgende dag op de voorpagina van zijn krant ‘De Standaard’ Henk Kamp uit tot de morele winnaar van het VPRO-debat.
Als mediageheurtenis kan deze aflevering van Buitenhof geslaagd genoemd worden, maar Vlaanderen heeft zich zeker niet van zijn beste kant laten zien. Helaas.