Neerlandia. Jaargang 103
(1999)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 21]
| |
Geschiedenis
| |
Koning-zakenmanIn november 1830 al waren de Verenigde Staten geïnteresseerd in een handelsverdrag. In 1832 knoopte België diplomatieke betrekkingen aan met de USA. Frankrijk en Engeland, Oostenrijk en Pruisen volgden niet veel later. Nog
Rik Coolsaet
vóór de officiële scheiding in 1839 had België al een netwerk van consuls opgebouwd tot in Egypte en Haïti toe! Dit met name om een afzetgebied te vinden voor de Belgische industriële producten. De man die deze materie - lees de buitenlandse betrekkingen - persoonlijk behartigde, was koning Leopold I, die van oordeel was dat ‘de soevereiniteit van de Staat bij de vorst en niet bij de natie lag’ (106)Ga naar eind1 en die anderzijds ‘niet geloofde dat de Beigen ooit een eigen nationaliteit konden bezitten’ (90). Arme Joseph Lebeau, de minister van buitenlandse zaken, die uiteindelijk Leopold I in België had geïntroduceerd. Ondanks neigingen van ‘enkelen, die Leopold van de troon wilden stolen en de republiek uit wilden roepen’. Als de jonge Belgische staat - wat zijn buitenlandse politiek betreft - één instantie dankbaar mag zijn, dan is het wel zijn koningshuis: de Coburgs. Wie Coolsaets lijvige studie (670 blz.!) doorneemt, wordt geïntrigeerd door de rol van zijn monarchen. Er was in dat perspectief een zeer bewuste huwelijkspolitiek, met als hoogtepunt het huwelijk van | |
[pagina 22]
| |
Leopolds nicht, de Britse kroonprinses Victoria, met Albert, de jongste zoon van Leopolds oudste broer. De persoonlijke interventies van de Belgische koningen op het gebied van de buitenlandse politiek zouden eindigen in de Tweede Wereldoorlog (‘als gevolg van de koningskwestie’ (480)). ‘Hoe meer Coburgs ingehuwd werden in de heersende hoven, hoe invloedrijker ook Leopold zou worden. Niet minder dan 16 dynastieke huwelijken werden door Leopold geregeld’ (133), maar ‘Leopolds belangstelling in 1848 voor de Duitse troon, die hem werd aangeboden, had nadelige gevolgen kunnen hebben voor het voortbestaan van een onafhankelijk België’ (101). Op het thuisfront bevorderde Leopold I de industrie, zodat rond 1860 België ‘de derde of vierde industriële mogendheid van de wereld kon worden’ (111). Om deze producten wereldwijd af te kunnen zetten werd de door Nederland opgelegde Scheldetol in 1863 afgekocht, resp. werden spoorverbindingen met het omliggende buitenland aangelegd. Terwijl Nederland trots was op het lijntje Amsterdam-Haarlem in 1839, speelde Leopold al met de gedachte aan een verbinding van Antwerpen met het Luikse industriële achterland. Voorjaar 1841 werd er een railverbinding met Duitsland geopend en een verbinding met Frankrijk lag toen al op de tekentafel (79). Dat Leopold lange tijd bezwaar aantekende tegen de afstand van Nederlands Limburg in 1839, hing sterk samen met het aanleggen van wat nu heet de IJzeren Rijn! In 1843 waren de belangrijkste steden van België per rail met elkaar verbonden. Dat Leopold deze spooraanleg bespoedigde, was mede ter bevordering van de export van rail-know-how. Tot in China toe verzorgde België de aanleg van spoor- en tramwegen. | |
KoloniënIn de grondwet-commissie die voor het Verenigd Koninkrijk van Willem I was opgericht, had de Zuid-Nederlandse delegatie al aangedrongen op een ‘gelijk-berechtiging’ (rechtsgelijkheid) met het Noorden t.a.v. de Nederlandse kolonie Oost-Indië. Het is opvallend hoe Leopold I alsnog geprobeerd heeft een deel van het Nederlandse koloniale bezit aan België toe te vertrouwen, hetgeen door Nederland hautain werd afgewezen. In 1848 - revolutiejaar in Europa - probeerde België Nederland te paaien met een handelsovereenkomst om zodoende ‘commerciële voordelen te halen uit de Nederlandse koloniën’ (478). In 1861 probeerde Leopold I nog een deel van Borneo (Kalimantan) van Nederland over te nemen (146). Het bezit van koloniën speelde bij Leopold II een belangrijke rol voor de ‘grandeur, het prestige en de verrijking van België’ (141). Toen er met Nederland op dit punt geen zaken waren te doen, verlegden de Belgische vorsten hun interesse: ze dachten de Filippijnen op te kunnen kopen, benaderden Portugal i.v.m. Mozambique, Engeland i.v.m. Nieuw-Guinea en in 1876 het onafhankelijk overgebleven deel van Borneo. Uiteindelijk werd het à titre personel Kongo; Leopold overwoog (cfr. zijn nicht m.b.t. Indië) de titel Empereur du Congo et du Nil (151). Uitvoerig gaat Coolsaet in op het Mexicaanse avontuur van België met een (Belgisch) vrijwilligersleger, dat zou optreden als ‘wacht van Leopolds dochter, de keizerin van Mexico’Ga naar eind2. Naast een markt voor Belgische producten zag Leopold I ook ‘een afzetgebied voor werklozen’ (86). Uiteraard heeft Coolsaet het uitgebreid over het persoonlijk koloniaal bezit van Kongo (1885) en de overname daarvan door de Belgische Staat op 18 Oktober 1908 (stemverhouding 83-54). Hij merkt op dat het moederland te weinig in Kongo heeft geïnvesteerd. Alle winsten gingen rechtstreeks naar België. | |
Luxemburgse kwestieCoolsaet besteedt minder aandacht aan een punt waarbij ook Nederland in het geding is, namelijk de Luxemburgse kwestie. Koning Willem III wilde in 1866 het Groothertogdom Luxemburg verkopen aan keizer Napoleon III. Bismarck belette dat. Leopold II, die in 1885 zijn vader opvolgde, liet óók het oog vallen op Luxemburg. Logisch, want bij de definitieve scheiding in 1839 was dit gebied (evenals Limburg) in tweeën gedeeld: het Groothertogdom in een personele unie met de Nederlandse koning en de Belgische provincie Luxemburg. De Belgische regering (Frère-Orban) zat Leopold dwars; Luxemburg had niet veel te bieden voor de Belgische economic Men was tevens bang voor een versterking van het katholieke aandeel in de binnenlandse politiek (125, 478). De kwestie speelde zich af in de rampzalige jaren waarin Duitsland zich opstelde tegen Frankrijk, hetgeen uiteindelijk zou leiden tot twee wereldoorlogen, omdat elke oorlog de kiem in zich droeg voor een volgende oorlog. De Frans-Duitse oorlog van 1870 heeft zowel België als Nederland intens beziggehouden. Enerzijds vanwege een mogelijke | |
[pagina 23]
| |
annexatie door Bismarck van Nederland; anderzijds door mogelijke annexatieproblemen door Napoleon III richting België, waarover Napoleon dacht ‘de Beigen vormen geen natie’ (136). Coolsaet gaat niet in op de mogelijke - maar uitgebleven - toenadering België-Nederland vanwege deze Europese dreiging voor beider onafhankelijkheid. Wel stelde hij vast dat door de ‘onmiddellijke nasleep van de Frans-Duitse oorlog 1870 Brussel steeds belangrijker werd als financiële wereld’. Die toenadering België-Nederland kon groeien naarmate België in zijn buitenlandse politiek minder vanzelfsprekend op Frankrijk afstemde. Een illustratie daarvan is de deelname door België en Nederland aan de Osloconventie en de vredesoproep van Leopold III en Wilhelmina, mei 1939, en hun beider voorstel, november 1939, ‘zich aan te bieden als bemiddelaar tussen de strijdende partijen’ (299). Opmerkelijk in dit kader is het plan van de Belgische Minister van Buitenlandse Zaken, Paul van Zeeland, om te komen tot een ‘Pact voor Economische Samenwerking [...] dat kon leiden tot een West-Europese economische Unie’ (295). Pikant is ook het plan van de Nederlandse diplomaat Snouck Hurgronje om Nederland en België te laten garanderen door een tripartiet verdrag tussen Frankrijk, Engeland en Duitsland, ‘waarbij een aanval op één van de kleine staten zou worden gelijkgeschakeld als een aanval op één van hen’ (276). In een Rijksdagrede op 30 januari 1937 bleek trouwens Hitler bereid de neutraliteit van België en Nederland te garanderen! België ging in die dagen meer en meer naar het voorbeeld van Nederland ‘overschakelen van een neutraliteitspolitiek op een zelfstandigheidpolitiek’ (286). | |
Het VaticaanDe Nederlandse lezer kan zich verwunderen over de invloed van de r.k. kerk, resp. het Vaticaan op Belgiës buitenlands beleid. Al terstond na het uitroepen van Belgiës onafhankelijkheid in 18.30 haast (de protestantse koning) Leopold I zich om contact op te nemen met het Vaticaan, teneinde een nuntius af te laten vaardigen naar Brussel, die ‘los van het episcopaat direct in naam van de paus kon spreken om de katholieke kritiek op zijn beleid te temperen’ (64). | |
De Tweede WereldoorlogBij het lezen van Coolsaets bespreking van de Belgische buitenlandse politiek tijdens de Tweede Wereldoorlog valt dadelijk het verschil met Nederland op. Koningin Wilhelmina en de Nederlandse regering onder leiding van Gerbrandy geloofden terstond na 10 mei 1940 in een uiteindelijk positieve afloop, in tegenstelling tot ‘Leopold III, die verklaarde niet te geloven in een geallieerde overwinning’. De Belgische regering in ballingschap kwam via Parijs, Poitiers, Bordeaux en Vichy ten langen leste in Londen aan (december 1940). In die ballingschap werd de Benelux (1944) geboren, waarvoor overigens in 1869 door Frère-Orban al een eerste aanzet was gegeven (137). In hun naoorlogse verhouding tot Duitsland zijn er uiteraard verschillen tussen Nederland en België. België had al in 1914-1918 kennisgemaakt met het Teutoonse geweld. Zoals België na de Eerste Wereldoorlog Eupen en Malmédy had toegevoegd aan zijn grondgebied, zo dacht Nederland aan (eufemistisch!) ‘grenscorrecties’ bij Tuddern en Elten, gebieden die al gauw weer aan Duitsland werden toevertrouwd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog (1941) dacht Spaak aan naoorlogse grondcompensatie in het Rijnland (338), maar tamelijk snel liet hij die suggestie vallen. Hij wilde geen tweede Versailles, net zo min als in Nederland Drees (de eerste (naoorlogse) socialistische premier), die al tijdens de oorlog noteerde dat herhaling van het Vredesakkoord in Versailles ten enenmale voorkomen moest worden. In tegenstelling tot Nederland, dat industrieel leeggeplunderd was, kwam de ‘Belgische industriële infrastructuur nagenoeg onbeschadigd uit de oorlog, waardoor er geen behoefte was aan beschermingsmaatregelen tegen Duitse concurrentie’ (471). Ook Churchill had zijn gedachten over de periode na de Tweede Wereldoorlog. Hij opteerde eerder voor een Atlantisch georiënteerd Europa dan voor een in zichzelf gekeerd Europa. ‘De Beigen zijn zwak en their behaviour before the war was shocking: de Nederlanders waren in zijn ogen entirely selfish en zij vochten slechts for a few hours’ (332). Churchill had geen interesse voor Spaaks suggestie om te komen tot een ‘regionale organisatie voor West-Europa’ (333). Spaak, die door de koningskwestie als eerste Belgische Minister van Buitenlandse Zaken zélf - en niet als eertijds via de koning - het buitenlands beleid kon | |
[pagina 24]
| |
bepalen (346). België preludeerde al op een Europese unie waarin ook Duitsland was opgenomen; maar België bracht geen grote sympathie op voor de Volkenbond, noch - in 1945 - voor de oprichting van de Verenigde Naties (487), in tegenstelling tot Nederland terzelfdertijd. | |
Samenwerking met NederlandAls Nederlander ontkom je er niet aan om de buitenlandse politiek van België, zoals Coolsaet die beschrijft, te vergelijken met de buitenlandse politiek van Nederland (zie o.m. Neerlandia 99/3, blz. 17). Dan valt het op dat Nederland amper een rol speelt in het buitenlandse beleid van België. Uiteraard was het Belgisch Voorlopig Bewind in 1830 gebrand op de aansluiting bij België van de Linker-Scheldeoever ‘als Belgisch grondgebied’ (zie desbetreffend kader). Leopold I keek verder en zocht afzetgebieden voor de Belgische industriële producten via Engeland. Hij sloot in 1844 al een handelsverdrag met het Duitse Zollverein, wat door Frankrijk toen als een anti-Franse manifestatie werd gezien (84). In juli 1846 werd ook met Nederland een handelsverdrag gesloten. De Parijse revolte van 1848 bracht Nederland en België nader tot elkaar: Nederland vreesde een Franse expansie noordwaarts: Koning Willem II beschouwde toen België comme mon mur en België kon Nederland zien comme votre contrefort, waardoor we gezamenlijk tot een plus grande résistance in Staat werden gesteld. In feite mocht België zich terugtrekken ‘achter de fortengordel aan de Nederlandse grens, waarna een Pruisisch leger een tegenaanval kon inzetten’ (93). Dat dit tot een verdere militaire samenwerking zou kunnen komen tussen Nederland en België, werd door Nederland en uiteindelijk ook door België afgewezen, ‘hoewel Leopold zelf hier positief achter stond’. (In 1860 zou een reuma-aanval koning Willem III (in 1817 in Brussel geboren!) met het Belgische koningshuis verzoenen via een kuur in Spa; koning Willem I bleef spreken over ‘mijnheer Coburg’!) Wie de uitgebreide studie van Coolsaet doorneemt via het Personenregister (400 namen), treft daar behalve koning Willem I, II en III en Wilhelmina slechts 10 Nederlanders aan naar wie verwezen wordt, onder wie Van Karnebeek, Beyen, Luns en Voorhoeve. Ik mis Falck, die in 1839 de eerste Nederlandse ambassadeur in Brussel werd, een man die een fervent aanhanger was van het Verenigd Koninkrijk! Mocht een Nederlander denken dat zijn land een belangrijke invloed heeft gehad op het bepalen van de buitenlandse politiek van België, dan komt hij bedrogen uit, althans in Coolsaets boeiende verhaal over de buitenlandse politiek van België van 1830 tot 1990. | |
Limburg en Zeeuws-VlaanderenHet feit dat de Linker-Scheldeoever Nederlands gebied is (Zeeuws-Vlaanderen) én de deling van Limburg in 1839 zijn voor België een bron van ergernis gebleven. Bij de scheiding in 1830 zag men van een formeel verzoek tot aanhechting bij België af, omdat ‘de bevolking aldaar niet gekozen had voor aanhechting bij België’ (39). Coolsaet vermeldt niet dat Den Haag gedurende twee eeuwen met name West-Zeeuws-Vlaanderen bevolkt had met o.a. Hugenoten, die uiteraard liever bij Holland bleven dan bij het ‘katholieke’ Zuiden kwamen, in tegenstelling tot Nederlands Limburg, dat in 1830 koos voor aanhechting bij het jonge koninkrijk België. Rik Coolsaet, België en zijn buitenlandse politiek ISBN 90-5617-172-0 Uitgeverij Van Halewyck, Kessel-Lo. |