[Nummer 4]
Vooraf
Over ABC-nummers en 'n redactionele flater
● Guido Logie
Op de drempel van de 21ste eeuw is het bijna dagelijkse kost om op feiten en gebeurtenissen uit de bijna voorbije eeuw terug te kijken. Neerlandia wil daarbij niet achterblijven.
Aan het begin van deze eeuw verschenen de ABC-nummers van Neerlandia: een nummer over Curaçao in 1905, één over Bonaire in 1907 en één over Aruba in 1911. Ze verschenen in een vrij grote oplage: respectievelijk 7.500, 12.000 en 14.000 exemplaren. Gewezen algemeen voorzitter van het ANV, Henk Waltmans, en ex-directeur van het ANV, Geert Groothoff, stelden onder de titel Aruba, Curaçao en Bonaire aan het begin van de twintigste eeuw: een ANV-documentatie een boekje samen dat een keuze bevat uit die nummers, voorafgegaan door een lange inleiding.
‘Deze speciale nummers hebben historische waarde, omdat in die schrifturen een onopgesmukt beeld verrijst van de Benedenwindse Eilanden aan het begin van de twintigste eeuw,’ aldus de samenstellers. De gekozen teksten vertellen heel wat over de relatie tussen de eilanden en Nederland, maar ook over het ANV in het algemeen en en over de groep Nederlandse Antillen in het bijzonder.
‘Lezing van de documenten strekt tot waardering, maar ook tot schaamte en wrevel, want de kolonie was in die tijd in verval.’ Zo beginnen Waltmans en Groothoff hun ‘beschouwingen’. In de negentiende en het begin van de twintigste eeuw heerste er bittere armoede op de zes eilanden. Economische crisis, droogte, misoogst: niets bleef de Antillen bespaard. In het moederland werd een beroep gedaan op de vrijgevigheid van de inwoners, om de ergste nood in de kolonie enigszins te lenigen. In de organisatie van die liefdadigheid en in de besteding van de gelden speel-de het ANV een rol.
De samenstellers onderscheiden in het bestaan van het ANV op de Antillen drie tijdvakken: één van wisselend succes in de periode van 1904 tot 1940, één van bloei tijdens de oorlog en na 1945 één van achteruitgang en tenslotte geruisloos verdwijnen in de jaren zestig. De leden van de groep behoorden tot de maatschappelijke toplaag. De stichtingsvergadering werd bijgewoond door gouverneur De Jong van Beek en Donk. Het aantal inwoners van de zes eilanden bedroeg op 1 januari 1909 53.808. Het ANV telde er per 1 april 1905 208 leden.
‘Het ANV had duidelijk als doel de handhaving en verbreiding van de Nederlandse taal op de Antillen en de bevordering van de Groot-Nederlandse gedachte door in de kolonie meer en meer een Nederlandse geest te ontwikkelen en de band met het moederland te versterken. Dat hield onuitgesproken maar overduidelijk in, dat alles zou worden ondernomen om het Papiaments terug te dringen,’ schrijven de samenstellers.
In 1899 verzuchtte Kiewiet de Jonge dat enkel ambtenaren en de Macamba's ‘de taal van 't moederland’ spraken maar dat ze verder verwaarloosd en vergeten werd. Volgens Waltmans en Groothoff was het ANV voor Nederland de belangrijkste troef om ‘zijn koloniën in de tropen in taalkundig opzicht meer te vernederlandsen’. Dit alles zegt veel over de manier waarop het moederland de inheemse taal en cultuur benaderde. Vandaag de dag moet het ANV ‘aandacht koesteren voor het Nederlands op het Amerikaanse continent’, aldus Leo Camerlynck, ANV-voorzitter Vlaanderen in zijn voorwoord, maar wel ‘in bewuste erkenning van het Papiaments als volkstaal op de Benedenwinden en het Creools-Engels op de Bovenwinden’.
Het boekje bevat ook een opmerkelijk artikel uit het nummer 2 van de tiende jaargang van Neerlandia (februari 1906) met als titel ‘Het verval van Curaçao’ en als ondertitel ‘Hoor ook de wederpartij’. Die - anonieme - bijdrage was een reactie op het Curaçao-nummer dat in 1905 verscheen. Ze was behoorlijk beledigend voor de bevolking van Curaçao. De auteur ging tekeer over drie punten: de verhouding tussen blank en zwart, de stellingname tegenover de volkstaal en de positie van de katholieke kerk. Hij meende, heel summier samengevat, dat er onvoldoende gedaan werd voor het Nederlands op de Antillen. Het volk veroorloofde het zich er een eigen taal op na te houden en in het algemeen hield het niet zo van de kolonisator! Vooral de vrouwen werden als schuldigen aangewezen. De overheid deed te weinig om die situatie om te buigen. Verder haalde de schrijver nog fel uit naar ‘de vermeende luiheid en het gebrek aan initiatief van de Curaçaose bevolking, met name van de gekleurden’ en naar de rooms-katholieke kerk. Uiteraard lokte dat stuk een scherpe reactie uit van het bestuur van de Groep Nederlandse Antillen. Het antwoord van het ANV-hoofdbestuur was lauw en stug: het deed er acht maanden over vooraleer excuses aan te bieden. De hele gang van zaken rond dat anonieme stuk roept vele vragen op. Dat nummer van Neerlandia verscheen ‘onder redactie van het hoofdbestuur’: een indrukwekkende lijst van namen volgt dan. Kan het dat die geleerde heren niet op voorhand doorhadden dat die anonieme bijdrage - zeer terecht overigens - veel kwaad bloed zou zetten in de kolonie? Het lijkt vrij onwaarschijnlijk. Ze kenden het stuk wel degelijk gezien hun mededeling: ‘Het hoofdbestuur stelt zich in dezen geen partij, al meende het de plaatsing niet te mogen weigeren.’
Waltmans en Groothoff gaan nog even in op het auteurschap van de bijdrage. De schrijver zou de Nederlander Fauel, toen directeur van het departement van openbare werken, geweest zijn. Maar Waltmans en Groothoff ontdekten een andere verklaring: de auteur zou niemand minder geweest zijn dan de zus van Gouverneur van Beek en Donk! Echt onderzocht is deze bijzonder verbazende vondst helaas niet. Ze wordt mijns inziens té gemakkelijk van tafel geveegd als ‘onwaarschijnlijk’. Het slot van het boekje krijgt daardoor iets van een detectiveverhaal waarin aan het slot niet gezegd wordt wie de moordenaar was.
Aruba, Curaçao en Bonaire aan het begin van de twintigste eeuw: een ANV-documentatie kan besteld worden bij het Verbondskantoor in Den Haag.
Het kost f 15,70 (12,50 + portokosten 3,20) of 290 BFR (230 BFR + portokosten 60 BFR)