Film
Jacques Brel is een vedette, een wereldster. Liedjes als Le plat pays, Madeleine, Les bourgeois en Jef zijn overal te horen, het aantal optredens is indrukwekkend (300 per jaar) en staande ovaties zijn eerder de regel dan de uitzondering.
In 1966, op het toppunt van zijn roem, besluit Brel te breken met optreden. Dat jaar vertaalt hij de musical de man van La Mancha naar het Frans en speelt hierin Don Quichotte, een rol die hem op lijf geschreven is.
Uiteindelijk neemt hij in 1967 afscheid van z'n publiek en van het podium. Hij zal wel platen blijven maken, maar optreden is niet meer bij. Elke vertoning was voor Brel immers een uitputtende slijtageslag omdat hij weigerde gebruik te maken van technische snufjes. En ook z'n bindteksten en vondsten tussen de chansons gebruikt hij slechts één keer.
Eén jaar later kapt Brel volledig met het chanson. Een verregaande ergernis en frustratie kan hiervan de oorzaak zijn. In een interview met Jean Clouzet in 1964 zegt Brel immers al: ‘Het chanson is geen kunst’. Het is een heel arm domein omdat je gebonden bent aan allerlei regels. Probeer maar eens in drie strofes en drie refreinen iets neer te zetten over ‘het kind’.’ Misschien wilde hij daarom nieuwe domeinen verkennen. Het verklaart alleszins zijn overstap naar het theater en de bioscoop.
Langspeelfilms worden vanaf dan Brels nieuwe passie. Z'n eerste rol vertolkte hij in Les Risques du Métier van André Cayatte. Tussen 1967 en 1974 speelt hij in tien films, waarvan hij er twee zelf schrijft en regisseert: Frantz waarin z'n liefde voor België weer naar boven komt en Le Far West, een poëtische evocatie van z'n leefwereld. Deze film flopt.