we gemeenschappelijk doen, in equal partnership moeten proberen op te treden. Ik zie trouwens niet langer de opportuniteit om in, wat ik noem, een adjunctenrol geplaatst te worden. Natuurlijk, er is het verschil van de aantallen. Het principe kan ik dus niet op alle domeinen doortrekken. Als er op onderwijsvlak samenwerking wordt opgezet, dan heb je natuurlijk het verschil tussen goed 15 miljoen mensen en bijna 6 miljoen. Dan vind ik het logisch dat men daar niet met een gelijke contributie geconfronteerd wordt. Maar voor een aantal gemeenschappelijke externe initiatieven, denk ik, moeten we proberen gelijkvormige subsidieregelingen uit te werken. Daar ben ik voor gewonnen. We hebben samen reeds goede dingen gedaan, zoals met de Frankfürter Buchmesse en Liebe.
Als het gaat over het economische of het commerciële aspect, dan heb ik wel mijn bedenkingen rond de manier waarop in het verleden sommige initiatieven gemeenschappelijk zijn opgezet. Het is het beste om van meet af aan alles goed door te praten. Ik blijf dus voorstander van gemeenschappelijke initiatieven. Wat de subsidie betreft, moeten we proberen dezelfde richting uit te lopen, maar als hier of daar een andere vorm van subsidiëren toegepast wordt, dan hangt dat misschien samen met een verschillende aanpak in Noord en in Zuid.’
In verband met de waterverdragen, is er heel wat commotie van polderboeren die vrezen dat nogal wat van hun landbouwgrond verloren zou gaan. Men zegt dat de Hedwige-polder helemaal bedreigd zou zijn. Die boeren vrezen voor hun bestaan. Wat is uw antwoord daarop?
‘Ja, ik heb begrepen dat landbouwersgroepen op die plaats in Nederland zich grote zorgen maken. Ik had onlangs nog de gelegenheid om met Wim van Gelder, de commissaris van de koningin in Zeeland, alles door te praten. Hij heeft me nog een keer helemaal goed uitgelegd wat de bezwaren zijn. Ik meen te weten dat er hierover een aantal afspraken gemaakt zijn met de milieubeweging. Als ik me niet vergis, is er zo'n 40 miljoen gulden uitgetrokken om de negatieve gevolgen op ecologisch vlak van de verdieping van de Westerschelde te compenseren. Ik begrijp de zorg van iedereen, maar een gemaakte afspraak is een afspraak. Tegenover het economisch gegeven van de verdieping van de Westerschelde, en het belang hiervan voor Antwerpen en de haven, staat de noodzaak om te investeren in een aantal milieuvoorzieningen.’
U zegt eigenlijk dat hoe dan ook de waterverdragen uitgevoerd moeten worden, ook als dat ten koste gaat van een zeker aantal hectaren landbouwgrond?
‘We hebben een afspraak gemaakt en die moet nagekomen worden. Ik versta heel goed de zorgen van de betrokken boeren. De Nederlandse en de Vlaamse regering hebben gemeenschappelijk rond dit punt de nodige afwegingen gemaakt. We hebben de verdragen ook getekend om de kwaliteit van het Maas- en Scheldewater te verbeteren. Dat vergt inspanningen van onze kant en terecht, zou ik zeggen. Er moet nu eenmaal naar een evenwicht gezocht worden. Het spanningsveld tussen landbouw, milieu en economie, is een spanningsveld dat we ondertussen in Vlaanderen ook hebben leren kennen n.a.v. de discussie over het zogeheten Mestactieplan.’
Een heel ander onderwerp, mijnheer Van den Brande. Heeft u al de nieuwe spelling bestudeerd?
‘Ik verlaat mij voorlopig op wat mijn deskundige collega's van de Taalunie daarover beslist hebben. Het gaat hier om de beslissing van vier ministers, die, op de keper beschouwd, onze volledige delegatie en vertrouwen hadden om de spellingsverandering uit te werken. Thuis hebben we wel wat oefeningen gemaakt, maar het is vooral mijn vrouw die als taallerares wat meer specialiste ter zake is. Ik vertrouw dus op haar als mijn belangrijkste deskundige.’
Wat denkt u van de uitspraak van Harry Mulisch ten paleize, dat over 75 jaar het Nederlands een tweederangstaal zal zijn, een beetje zoals het Fries voor de Friezen op dit ogenblik?
‘Ik geloof dat, met mijn enorme bewondering voor Harry Mulisch, hij zich vergist, en als hij zich niet vergist dat het dan aan ons zal liggen. Ik begrijp heel goed wat de auteur bedoelt. Ik vind het nogal een defaitistische houding, en op defai-