[Nummer 1]
Commentaar
Identiteit(scrisis)
Nationalisme heeft een donkere kant. Dat hoeft niet geïllustreerd te worden. Wie enigszins de actualiteit volgt, kan heel wat voorbeelden geven. Die duistere kant hypothekeert het nationalisme in het algemeen in ernstige mate. Velen identificeren het haast automatisch met extremisme, onverdraagzaamheid, fanatisme, bloed- en bodemtheorieën. Wie begrippen als eigen identiteit, nationaal gevoel, bevorderen van de eigen taal, nog maar durft uit te spreken, wordt als intolerant gebrandmerkt en in het (extreem-)rechtse kamp neergeplant.
Marc Reynebeau, historicus en journalist van het Vlaamse weekblad
Knack, publiceerde onlangs een succesrijk boek,
Het klauwen van de leeuw: de Vlaamse identiteit van de 12de tot de 21ste eeuw, waarin hij de Vlaamse Beweging als een nationalistisch verschijnsel evalueert. ‘
Meestal was de Vlaamse Beweging, impliciet of expliciet, de draagster van een conservatieve en soms zelfs reactionaire ideologie, terwijl haar democratische karakter niet eenduidig is’ (p. 241). Dat is zo'n beetje de teneur van het boek. De natie moet volgens Reynebeau altijd een relatief begrip zijn en mag vooral niets te maken hebben met de romantisch-nationalistische presumpties van eeuwigheid, natuurlijkheid of erfenissen uit een verre oertijd (p. 49). Het boek is geen strikt wetenschappelijk
Mark Reynebeau, Het klauwen van de leeuw. De Vlaamse identiteit van de 12e tot de 21ste eeuw, Van Halewyck, Leuven, 308 pag., 798 Bfr/f 39,90
werk, wél een journalistiek. Een verdienste ervan is dat het de discussie over Vlaamse identiteit en eigenheid breed op gang brengt. Het loont beslist de moeite om kennis te maken met de visie van de auteur. Hij zegt vaak zeer verhelderende dingen, zeker waar hij het (extreem-)rechtse deel van zijn volksgenoten - als ik dat woord mag gebruiken - analyseert. De eeuwige ‘malcontenten’, de intolerante aanhangers van ‘de juiste koers’, zij die geen democratisch mandaat bezitten maar het morele gezag heten te hebben om ‘in naam van Vlaanderen’ te spreken.
Toch doet het boek van Reynebeau in zijn geheel wat geforceerd aan. Zijn aversie voor wat ik nu gemakshalve extreem-rechts noem lijkt hem bij tijd en wijle te hinderen, te verblinden. Een aantal linkse kunstenaars en intellectuelen in Vlaanderen, waaronder de auteur, lijkt in hoge mate allergisch voor alles wat zich als Vlaams aandient. Van zoiets als een Vlaamse identiteit willen ze beslist niet horen. Liever noemen ze zich - als het dan toch moet - Nederlandssprekende Belgen. Ze oriënteren zich op Europa, of nog beter: op de wereld. Wereldburgers dus. Minister-president Van den Brande is met zijn verankeringspolitiek en de manier waarop hij Vlaanderen (romantisch-nationalistisch) profileert, nogal eens hun kop van Jut. Je kunt het een regeringsleider bezwaarlijk kwalijk nemen dat hij zijn natie aan de man en de vrouw probeert te brengen, ook al gebeurt dat dan via historisch-beladen symbolen en mythen.
De vraag is of ze met deze houding van ‘nietidentiteit’ het kind niet met het badwater weggooien.
Zoals prof. Marcel Janssens zei in een rede op het colloquium van de Vlaamse Raad over ‘Het Nederlands in de wereld’: ‘De Neerlandofonie heeft nood aan meer intellectuele ambitie, trots en zelfrespect. Wij zijn geroepen om Europeanen en zelfs wereldburgers te worden, maar wij moeten die opdracht aankunnen zonder identiteitsbeschadiging.’
‘Neerlandofonie’ kan in dit citaat gewoon door ‘Vlamingen’ vervangen worden.
Guido Logie