Engeland en Transvaal.
De tijden zijn voorbij - zoo schrijft Prof. C.B. Spruyt in de beknopte brochure gewijd aan de juiste kennis van de Transvaal in haren strijd met Engeland - de tijden zijn voorbij, waarin onze landgenooten zich onderscheidden door een levendig nationaliteitsgevoel, en men van de meeste Nederlanders kon getuigen, wat de Kaapsche geschiedschrijvers Theal van den gouverneur Simon van der Stel zegt: Hij was innig Nederlandschlievend en geloofde, dat alles wat Hollandsch was noodzakelijkerwijze beter moest zijn dan hetgeen dit niet was.
Die tijden zijn voor de Nederlanders voorbij. De buitengewone ingenomenheid met eigen landaard en eigen volksgeest - zoo men wil bekrompen - schrijft Prof. Spruyt kent nog alleen Engeland. Toch gelooven wij allerminst dat de hoogleeraar zich schaart aan de zijde van de menschen, die den nationalen trots van een volk afkeuren. Diezelfde trots die thans Engeland nog bezielt en die eens Holland bezielde, heeft jaar op jaar nieuw koloniaal bezit toegevoerd aan Engeland, terwijl 't ontmoedigd Holland den verren grond zich zag ontnemen,
Treurig is het te herlezen hoe de Kaapkolonie in 1795 verloren ging door de zwakheid van den stadhouder Willem V die er zich toe liet vinden de kolonie in zijnen naam te doen opeischen door een Engelsche vloot. Treuriger te bedenken dat door druk op de Nederlandsche Regeering, Engeland in 1814 de kolonie kon behouden. Ellendig dan opnieuw, in druk voor ons te zien dat en Ceylon en de Kaap voor ons verloren zijn gegaan door het gemis aan trots, door den Jan-Salie-geest van volk en Regeering beiden.
Intusschen het is niet anders. Maar de waarschuwing moge er in schuilen, en voor Transvaal en voor Nederland, dat beiden, wat in de toekomst tot verwikkelingen aanleiding moge geven niet meer vervallen in de fout van het verleden, dat geen duimbreed grond, geen jota wettig recht ooit meer zal worden prijsgegeven, wat dreigt of pleit.
Wij kunnen de zeer beknopte brochure van Prof. Spruyt in haar geheel niet volgen, en wij behoeven het te minder te doen aangezien dit geschrift ad 10 Cts. verspreid werd door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen (50 ex. f 3,20).
Indien er onder onze lezers in Zuid-Afrika zijn die op de kostelooze toezending prijsstellen zijn wij gaarne bereid hen een exemplaar te doen toegaan.
Het besluit waarmede de hoogleeraar eindigt, luidt als volgt;
Is (dus) de naaste toekomst van Transvaal tamelijk onzeker, dit geldt natuurlijk nog in hoogere mate van de meer verwijderde. Handelen de Transvalers altijd met zooveel wijsheid en beleid, als hunne daden bij, en onmiddellijk na, den inval van Jameson bestuurden, dan is er veel kans dat hun rechtvaardige zaak op den duur zal zegevieren. Maar zullen zij altijd een Kruger hebben die invloed genoeg heeft om hen op den rechten weg te houden? Zal burgertwist, thans door het gemeenschappelijk gevaar ten onder gebracht, niet weder het hoofd opsteken, als dit gevaar minder dreigend schijnt? En zal het jongere geslacht bestand zijn tegen de moeilijke omstandigheden, waaronder het opgroeit?
Door de ontdekking der goudvelden en de instrooming van duizenden vreemdelingen uit landen met veel ondere beschaving is het Transvaalsche volk voor de onvermijdelijke noodzakelijkheid geplaatst, binnen weinige jaren in geheel nieuwe toestanden te groeien. De opvoeding der jeugd moest in dien zin gewijzigd worden, dat de Zuidafr. Republiek hopen kan, mettertijd en na niet al te langen tijd haar hoofdambtenaren te vinden onder de ‘zonen des lands’. Thans zijn bijv. de leden van het hooggerechtshof allen vreemdelingen, een omstandigheid, die er niet weinig toe heeft bijgedragen om het bedenkelijk conflict tusschen de rechters en den volksraad te verscherpen. Zal het jongere geslacht de opvoeding kunnen verdragen, die noodig is, om aan zulk een onnatuurlijken toestand een einde te maken? Is het niet te vreezen, dat die jongeren, door zulk een opvoeding veel ‘geleerder’ geworden dan het oudere geslacht, en daarbij overmoedig door den voorspoed, dien zij aan de voortreffelijke hoedanigheden der ouderen danken, tot dwaasheid en onverstand vervallen? Het ontbreekt helaas niet geheel aan teekenen, die op het werkelijk bestaan van dit gevaar wijzen.
En nemen overmoed en onverstand de plaats in van Kruger's tegengestelde eigenschappen, dan wordt de strijd voor de Transvalers al te ongelijk en zullen zij moeten eindigen met het hoofd te buigen voor Engelands overmacht.
De kans op dat droevig einde is natuurlijk te grooter, ‘omdat op hulp uit Europa voor hen niet te rekenen valt’. Zoolang Engeland oppermachtig is ter zee, kan de warmste sympathie der bevolking van andere landen den Transvaler niet baten.
Wat ons Nederlanders betreft, zoo kunnen wij individueel aan de Transvalers niet onbelangrijke diensten bewijzen, gelijk, om geen andere te noemen, de directie der Nederlandsch Zuidafrikaansche Spoorwegmaatschappij en velen harer ambtenaren bewezen hebben. Maar als volk kunnen wij niets anders doen dan aan onze kranige stamverwanten het beste toewenschen. In politieken zin telt Nederland sinds lang in Europa niet meer mede; een hoog woord te voeren zou voor ons eenvoudig belachelijk zijn.
Eerst als wij het voorbeeld der Boeren gevolgd en het gansche volk weerbaar gemaakt hebben, kunnen wij hopen, eenigen invloed te zullen oefenen bij de buitenlandsche aangelegenheden, die ons belangstelling inboezemen en van wier verloop onze eigen welvaart afhangt.
Wat een klein volk vermag, dat vast besloten is zijn rechten te handhaven en welks burgers bij die verdediging den dood voor niets achten, hebben de Transvalers nogmaals door een lichtend voorbeeld bewezen. Moge dit voorbeeld ons tot navolging prikkelen! Daardoor zou de Transvaal ons een grooter dienst hebben bewezen dan wij met inspanning van alle krachten kunnen vergelden.
((Hoyman & Schuurmans’ Exportblad).