Neerlandia. Jaargang 98
(1994)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 81]
| |
Algemeen-Nederlandse kroniekVlaanderen en NederlandIn zijn beleidsbrief Externe Betrekkingen 1994 schrijft L. van den Brande, minister-president van de Vlaamse regering over de samenwerking van Vlaanderen met Nederland o.a. over de waterverdragen, de hoge snelheidslijn, het grensoverschrijdend milieubeheer en gezamenlijke Vlaams-Nederlandse initiatieven in het buitenland. ‘Een nieuw verdrag tussen Vlaanderen en Nederland dat ruimer is dan het huidige Belgisch-Nederlands Cultureel verdrag wordt in het vooruitzicht gesteld. Op dit ogenblik lopen er reeds besprekingen inzake wetenschappelijk onderzoek, in het bijzonder wat betreft de onderlinge beleidsafstemming, het gezamenlijk optreden in internationaal verband en het stroomlijnen en eventueel met elkaar verbinden van de respectieve acties in strategische sectoren. De Vaste Gemengde Commissie van het Cultureel Akkoord werd in 1993 opnieuw samengesteld. Zij zal einde 1993 een definitief rapport uitbrengen over de plaats en de rol van dit akkoord en de regeling van de (culturele) samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen in het algemeen. De Vlaamse regering en de Vlaamse Raad kunnen over de aanbevelingen van de Vaste Gemengde Commissie dan een grondig debat voeren en de zich opdringende beleidsoriëntaties vastleggen. De samenwerking wordt inmiddels meer gericht op de afstemming van het beleid en de internationalisering van de beleidsinstrumenten van beide landen. Na de herstructurering en de heroriëntering van de Nederlandse Taalunie zal nu de volle aandacht kunnen uitgaan naar de ‘internationale’ prioriteiten van de Taalunie in 1994, met name: het Nederlands als bestuurs- en cultuurtaal in Europa, de culturele uitstraling van de docentschappen in het buitenland en de bevordering van taaltechnologie. In de Vlaamse kredieten voor de ‘acties wetenschapsbeleid’ is een nieuwe specifieke onderzoeksactie inzake taal en technologie voorzien. Einde vorig jaar heb ik het initiatief genomen om een nauw contact tot stand te brengen met de Zuidnederlandse provincies. Als gevolg hiervan hebben vier ambtelijke werkgroepen een bevoegdheidsvergelijking, een inventaris van de reeds bestaande samenwerking en een aantal projectvoorstellen voorbereid in de volgende domeinen: 1. welzijn, volksgezondheid en cultuur; 2. milieubeheer; 3. mobiliteit, infrastructuur en ruimtelijke ordening; 4. wetenschapsbeleid, kennistransfer, ontwikkeling sociaaleconomisch beleid. De werkzaamheden zijn dermate gevorderd dat op korte termijn concrete afspraken voor samenwerking zullen gemaakt worden. | |
Weinig tekst en helemaal geen uitlegPer brief d.d. 13/12/'93 kreeg de administratie van ‘KFV-MEDEDELINGEN’ te Waregem het verzoek de toezending van dit orgaan aan NOS RADIO stop te zetten. Als reden werd opgegeven dat van deze informatie geen gebruik werd gemaakt. Zonder enige verdere uitleg moet men het met deze simpele aanduiding doen. In een schriftelijke reactie is gevraagd inzicht te geven omtrent de achtergrond van deze zowel merkwaardige als opmerkelijke beslissing. Immers vroeg of laat kunnen in dit tijdschrift zaken aan de orde gesteld worden, die van belang kunnen zijn voor de medewerkers van bovengenoemde directie. In het bijzonder werd daarbij gedacht aan de wijze waarop in Frans-Vlaanderen de door deNederlandse Taalunie aan het ‘Komitee voor Frans-Vlaanderen’ beschikbaar gestelde gelden worden besteed. In het vervolg is erop gewezen dat al meer dan veertig jaar mensen uit Nederland en Vlaanderen ijveren voor het behoud van de Nederlandse taal en cultuur in dit deel van het noorden van Frankrijk. Zeker, wereldschokkend nieuws is dit niet; maar deze onafgebroken inzet getuigt wel van de grote daadkracht die al die jaren aan de dag gelegd is. En dat die inzet niet onopgemerkt gebleven is, daarvan getuigt de hierboven al genoemde geldelijke steun van onder meer de Nederlandse Taalunie. Het is tegen deze achtergrond geweest dat de vraag gesteld is op de genomen beslissing te willen terugkomen. In het geval men dat niet voornemens was te doen, is er met klem op aangedrongen de gewraakte beslissing te motiveren. Met het verstrijken van de tijd wordt het steeds duidelijker dat in Hilversum aan een dovemansdeur is geklopt. Blijkbaar moet er zwaarder geschut in stelling wor- | |
[pagina 82]
| |
den gebracht om te weten te komen waarom deze toezending niet langer op prijs gesteld wordt. (mh) | |
BourgondischManuscripten, vroege boekdrukkunst, kazuifels en beeldhouwkunst uit de collectie van het Rijksmuseum Catharijneconvent in Utrecht waren tot 25 april te zien in het Franse Dijon. De tentoonstelling was eerder ingericht in het Nederlands Instituut in Parijs dat zich erop toelegt in Frankrijk bekendheid te geven aan de Nederlandse cultuur en literatuur. De tentoonstelling in het Museum voor Schone Kunsten in Dijon is daarop een logisch vervolg. Deze stad is immers de hoofdstad van Bourgondië, en de hertogen van Bourgondië maakten vanaf 1433 de dienst uit in de Lage Landen. David en Filips van Bourgondië waren van 1456 tot 1496 en van 1517 tot 1524 bisschop van Utrecht in voorspoedige handelstijden. In die periode deed zich een enorme culturele opbloei voor. Het was het begin van de Renaissance in de Nederlanden. De in de kantlijn versierde manuscripten uit het eind van de 15e eeuw zijn van religieuze aard of getijdenboeken en getuigen van de invloed van Geert Groote (1340-1384) van de Broeders des Gemenen Levens. Groote was een voorvader van de Reformatie die evenwel niet brak met Rome. | |
Frans-VlaanderenEen trouw lezer van Neerlandia, oud-postduivenhouder die nog steeds ‘Neerlands Postduiven Orgaan’ leest, trof daarin in het nummer van 16 februari jl. in de rubriek ‘Krabbels’ het volgende stukje aan over de zuidgrens van het Nederlandse taalgebied. ‘Waar loopt nu eigenlijk de taalgrens? Het was een prachtige blauwe doffer die een jonge duivin van mij op het dak van mijn huis achterna zat. Bij het binnenroepen liep de vreemdeling pardoes mee naar binnen, alsof hij er al jaren woonde. Het was een Fransman en had een naamring met de naam en het telefoonnummer van een club. ‘Als ik zo'n mooie duif had, zou ik best willen weten waar hij zat’, dacht ik. Ik besloot er nog maar een paar kwartjes op mijn telefoonrekening tegenaan te gooien. Er was echter een bezwaar: in Frankrijk spreken ze Frans! De vele onvoldoendes voor Frans op de middelbare school kwamen mij weer pijnlijk voor de geest. Toch maar proberen, besloot ik. In een Frans woordenboek zocht ik wat kernwoorden op en leerde het ringnummer in het Frans uit mijn hoofd. Het moest wel lukken zo! Het was de naam van een vereniging in Grand Port Philippe, Franser kon het niet. Het zweet stond in mijn handen en op mijn voorhoofd. Ik draaide het nummer. De telefoon werd opgenomen. Achtergrondgeluiden verrieden een café. Een vrouwestem maakte zich, uiteraard in het Frans bekend. Ik deed mijn verhaal in mijn beste Frans. ‘Aha, gij zijt van Olland’, hoorde ik. ‘Moment, 'k zal seffens mijn cahier er bij halen.’ ‘Ja maar, u woont in Frankrijk en u spreekt Nederlands!’, stotterde ik volkomen verbaasd. ‘Waar wij wonen is vlak bij Duinkerken en hier spreken de meeste oudere mensen nog Vlaams, zodus! Maar uw Frans kon ik goed verstaan, ik zal nu gaan kijken wie de eigenaar is.’ Een hele geruststelling, maar...ik wou toch dat ik het van te voren geweten had!’ | |
Leerstoel Cultuur in BrabantMet ingang van het nieuwe academische jaar zal aan de Katholieke Universiteit Brabant te Tilburg een bijzondere leerstoel ‘Cultuur in Brabant’ worden gevestigd. De leerstoel wordt ingesteld door de stichting Het Brabants Heem. De benoeming geldt voor vijf jaar. Geld is verschaft door de provincie, de Noordbrabantse Christelijke Boerenbond en Melkunie-Campina. Hoogleraar wordt dr. P. Nissen. Hij studeerde theologie te Nijmegen, was verbonden aan de universiteit van Amsterdam en promoveerde op het proefschrift ‘De doperse beweging’. Sinds 1990 is de heer Nissen werkzaam bij de priesteren diakenopleiding van het bisdom Den Bosch. ‘Het cultuurbegrip is dynamisch, een resultaat van historische processen en van telkens wisselende maatschappelijke verhoudingen. Het gaat niet om het opstellen van een soort descriptieve catalogus van Brabantse cultuuruitingen, want dan zou deze leerstoel alleen maar leiden tot een papieren museum of een antiquiteitenkabinet. Het gaat niet om de pure beschrijving van de cultuur maar om een interpreterende bestudering ervan. ‘Ik wil de culturele uitingsvormen verklaren en begrijpelijk maken als symbolische uitdrukkingen van een wereldbeeld, van mentaliteiten, van collectieve voorstellingen en opvattingen over het leven’, aldus Nissen. |
|