Spiegel Noord
Een debat over de Nederlandse economie
door Geert Groothoff
Onlangs kwamen ondernemers van grote en kleine bedrijven op een bijeenkomst samen voor een gespreksronde over het huidige economisch klimaat. De plaats was een omroepstudio in Hilversum om het gebeuren op het televisiescherm te brengen. Het was een initiatief van de minister van Economische Zaken, dr. J.E. Andriessen. Het had er veel van weg dat president Clinton van de Verenigde Staten hiervoor model had gestaan. Maar waarom ook niet? Een goed voorbeeld doet volgen. De belangstelling was groot en het overgrote deel van de aanwezigen liet blijken dat dit een jaarlijkse traditie zou moeten worden. Waar het de minister om begonnen was bleek al spoedig uit zijn toelichting op het initiatief: een pleidooi voor een ander economisch denken en handelen. Dergelijke aanbevelingen doen het altijd goed, wanneer de zorgen de pan uitrijzen. En zorgen zijn er in overvloed, ondanks dat de economie in lichte mate weer aantrekt. Immers, de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven is nu eenmaal niet rooskleurig, wat blijkt uit de verontrustende stijging van de werkloosheid, als een gevolg van hoge loonkosten die door hoge sociale lasten worden veroorzaakt. Het spreekt voor zich dat de aandacht op die zwakke concurrentiepositie was gericht.
‘Een ander economisch denken en handelen?’ Het roept de vraag op of de minister en zijn topambtenaren misschien hebben gedacht met een televisie-uitzending de grote massa daarvoor te winnen? Welnu, daar valt weinig van te verwachten. Daarvoor was het onderwerp veel te ingewikkeld, want men mag toch niet veronderstellen dat het grote publiek daarvoor over de nodige basiskennis beschikt. En dat is toch een voorwaarde, omdat overtuiging dient te berusten op begrijpelijke argumenten? En op klare, doorzichtige overdracht van kennis. De kijkers zullen wel begrepen hebben dat de bedoeling een koerswijziging inhield. De grote massa is er alleen maar in geïnteresseerd of de lonen gelijk blijven, eventueel stijgen en de sociale voorzieningen niet worden aangetast. Men kon dat bij voorbaat weten.
De invloed van het medium televisie mag groot zijn maar het heeft ook haar beperkingen. Daar komt overigens nog iets bij. Alle politici, de minister-president voorop, roepen om beurten dat men gezamenlijk de schouders er onder moet zetten om de werkloosheid terug te dringen en de werkgelegenheid te vergroten. Dat dit offers vraagt is tot de burgers doorgedrongen. En de oproep is juist, al was het alleen maar op morele gronden. Maar dan rijst een vraag. Waarom werden de werknemers en de vakorganisaties, althans officieel, buiten de deur gehouden? Het feit, dat de voorzitter van de FNV, de heer Stekelenburg, aanwezig was, deed daar niets aan af. Hij was hoogstens een gast. Het is toch onjuist om van de opvatting uit te gaan dat alleen de werkgevers voor de gang van zaken in het economisch leven de verantwoordelijkheid dragen? Evenmin als alleen de overheid? Niemand zal de zorgen van de werkgevers onderschatten. En het was positief dat van die zijde geen enkele beschuldiging werd gericht aan de overheid, noch aan het vakbondswezen. Daarvoor verdienden de deelnemers een pluim.
Maar mocht men van dit debat een traditie willen maken, dan is daar veel voor te zeggen. Echter in samenwerking met de werknemersorganisaties. Want verbetering van de economie is mede afhankelijk van de mensen ‘op de werkvloer’, zoals dat heet. En zij hebben ook hun belangen. Zich inspannen voor een beter economisch klimaat betekent ook rust aan het arbeidersfront. Niettemin is het zoeken naar de juiste formule om evenwicht te verkrijgen tussen de belangen van beide groeperingen allesbehalve een gemakkelijke opgave. Echter zij blijft, voor het algemeen belang, noodzakelijk. In de wetenschap dat van beide zijden offers worden gevraagd.